Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is apostolaat → de eerste christenen.

Nu is het juiste moment aangebroken om een andere episode in herinnering te brengen waardoor de opmerkelijke apostolische ijver van de eerste christenen aan de dag zal treden. Er was nog geen kwart eeuw verlopen sinds Christus ten Hemel was opgestegen, toen zijn faam zich al in veel steden en dorpen verspreid had. Een man met de naam Apollos komt aan in Éfeze, een welsprekend man, die doorkneed was in de Schriften. Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het doopsel van Johannes kende (Hand 18, 24­25).

Het licht van Christus was al binnengedrongen in de geest van die man. Hij had over Hem horen spreken en hij verkondigde Hem aan anderen. Maar hij moest nog een stukje weg afleggen om zich verder te informeren, om te komen tot het geloof in al zijn volheid, om werkelijk van de Heer te houden. De christelijke echtgenoten, Aquila en Priscilla, horen zijn betoog. Zij blijven niet passief of onverschillig. Het komt niet in hun hoofd op te denken: 'Hij weet al genoeg, niemand heeft ons opdracht gegeven hem te onderwijzen'. Omdat hun ziel vervuld was van een ware apostolische ijver gingen ze naar Apollos toe, namen hem mee en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit (Hand 18, 26).

Ook de houding van de apostel Paulus is te bewonderen. Hij zit gevangen, omdat hij de leer van Christus verkondigd heeft, maar hij laat geen gelegenheid voorbijgaan of hij gaat verder met het verkondigen van het evangelie. In aanwezigheid van Festus en Agrippa verklaart hij zonder aarzeling: Met Gods hulp houd ik stand tot op deze dag en leg getuigenis af voor klein en groot. Ik zeg niets anders dan wat ook de profeten en Mozes hebben verklaard dat gebeuren zou, namelijk dat de Christus moest sterven en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou verkondigen aan het volk en aan de heidenen (Hand 26, 22­23).

De apostel zwijgt niet, hij verbergt zijn geloof niet, noch zijn apostolisch optreden dat de oorzaak was van de haat van zijn vervolgers: hij blijft bezig aan iedereen het heil te verkondigen. En met een wonderbaarlijke durf gooit hij Agrippa voor de voeten: Koning Agrippa, gelooft gij in de profeten? Ik weet dat gij aan hen gelooft (Hand 26, 27). Het gesprek gaat verder. Agrippa: Bijna zoudt ge mij door uw overtuigende woorden christen maken. Daarop sprak Paulus: Ik zou God willen bidden dat vroeg of laat niet alleen gij, maar allen die mij heden aanhoren, zouden worden als ik ben, afgezien dan van deze boeien (Hand 26, 28­29).