Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Onthechting → van het eigen ik.

Maar, zult u me vragen, als we alles hebben wat ons hart begeert, zullen we dan niet ophouden met streven? Zal de vrijheid dan niet verdwenen zijn? Ik verzeker u, dat ze dan werkzamer zal zijn dan ooit. Liefde neemt immers geen genoegen met het uit sleur naleven van de regels en kan ook in genen dele verwisseld worden met verveeldheid of lusteloosheid. Liefhebben is elke dag opnieuw beginnen te dienen en elke dag met meer liefde.

Met nadruk zeg ik en ik zou het met ijzers in ieder van u willen branden: vrijheid en zelfgave spreken elkaar niet tegen; zij ondersteunen elkaar wederzijds. Men geeft zijn vrijheid alleen uit liefde. Een andere manier om vrij te komen kan ik niet bedenken. En dat is niet een min of meer geslaagde woordspeling. Als men zich vrijwillig geeft, zal op dat moment, in die dienstbaarheid, de liefde door de vrijheid vernieuwd worden. Of zichzelf vernieuwen, dat is voortdurend jong en edelmoedig zijn, bereid tot grote idealen en grote offers. Ik herinner me de vreugde die ik voelde toen ik hoorde dat jongeren in het Portugees 'os novos' [de nieuwen] betekent. En dat zijn ze dan ook. Ik vertel u dit, omdat ik al heel wat jaren achter me heb. Maar toch voel ik me heel jong als ik aan de voet van het altaar bid: naar God die mijn jeugd verblijdt (Ps 42, 4). En ik weet, dat ik me nooit meer oud zal kunnen voelen. Als ik aan mijn God trouw blijf, zal de Liefde me voortdurend nieuw leven geven. Mijn jeugd zal vernieuwd worden als die van de adelaar (vgl. Ps 102, 5).

Door de liefde voor de vrijheid binden we ons. Alleen door hoogmoed krijgen die banden het gewicht van een ketting. De echte nederigheid die Hij, die zachtmoedig en nederig van harte is, aan ons leert, toont ons dat zijn juk zacht en zijn last licht is (vgl. Mat 11, 29-30). Het juk is vrijheid, het juk is liefde, het juk is eenheid. Het juk is het leven dat Hij voor ons verdiend heeft aan het kruis.

Ik weet niet, of u in uw kinderjaren ooit de fabel van die boer gehoord hebt die een goudfazant cadeau had gekregen. Eerst is hij blij verrast met het geschenk, maar daarna moet hij een plaats vinden om het dier op te sluiten. Na lang aarzelen en na verschillende plannetjes besluit hij hem in het kippenhok te zetten. De kippen bewonderen de nieuwkomer om zijn schoonheid. Zij draaien allemaal om hem heen met de verbazing van mensen die denken een halfgod ontdekt te hebben. Terwijl het tumult nog in volle gang is, wordt het voedertijd. De boer gooit de eerste paar handen voer naar binnen en de fazant stort zich er, hongerig van het lange wachten, gulzig op om zijn maag te vullen. Als ze dit zien, deze wonderschone held die zijn voedsel als een dood-ordinaire vogel naar binnen schrokt, valt de hele troep kippen in het hok de fazant aan. Ze pikken hun gevallen idool net zolang met hun snavel, tot hij geplukt is. De ineenstorting van de mens die zichzelf tot idool heeft verheven, is even zielig en des te rampzaliger naarmate hij zijn eigen krachten overschat heeft en vol verwaandheid op eigen capaciteiten vertrouwd heeft.

Verbindt daar praktische gevolgtrekkingen voor uw dagelijks leven aan. Er zijn aan u talenten toevertrouwd als aan een schatmeester, bovennatuurlijke en menselijke talenten. Daar moet u in alle oprechtheid gebruik van maken. Hoedt u voor de belachelijke waanidee waardoor u zou kunnen denken, dat iets werkelijk helemaal van u is, alsof het louter en alleen het resultaat is van uw eigen inspanning. Er is nog een andere factor —God— die niemand buiten beschouwing kan laten.

Weest er vanuit deze visie van overtuigd, dat als we de Heer werkelijk van nabij willen volgen en aan God en de gehele mensheid een echte dienst willen bewijzen, we ons in ernst zullen moeten onthechten aan het eigen ik: onthechting aan verstandelijke vermogens, aan gezondheid, aan aanzien, aan nobele ambities, aan overwinningen en succes.

Hierbij doel ik ook —want zover moet uw beslissing gaan— op die verheven idealen waardoor we enkel en alleen de eer en lof van God nastreven. We moeten onze wil dan ijken op de volgende heldere en nauwkeurige maat: Heer, ik zou dit of dat willen doen, maar alleen als het U behaagt, want waarom zou ik me ermee bezighouden als het U niet behaagt! Zo brengen we de doodsteek toe aan het egoïsme en de ijdelheid die in ieders geweten binnensluipen. En zo verkrijgen we tegelijkertijd de ware vrede van de ziel, met een onthechting die uitloopt op het volledige bezit van God, steeds intiemer, steeds intenser.

Om Christus na te kunnen volgen moet ons hart geheel vrij zijn van verknochtheden. Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, hij zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor de mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen leven? (Mat 16, 24­26). De heilige Gregorius gaat daar nader op in: “Het is niet voldoende afstand te doen van de aardse goederen, als we niet ook onszelf verloochenen. Maar… waar gaan we zonder onszelf naar toe? Wat betekent deze onthechting, als we onszelf daarin verliezen? Weet echter: enerzijds zijn wij gevallen door onze zonden, anderzijds zijn we gevormd door God. We zijn geschapen in een bepaalde gesteldheid, door ons eigen toedoen bevinden we ons nu in een andere, daarvan onderscheiden toestand. We moeten de toestand waartoe we door de zonden verworden zijn, ontvluchten en de gesteldheid waarin de genade ons gebracht heeft, handhaven. Zo heeft wie hoogmoedig was en in zijn bekering tot Christus nederig werd, zichzelf reeds verloochend; wie ontuchtig was en een kuis leven gaat leiden, heeft verloochend wat hij vroeger was; wie gierig was en niet meer begeert, maar begint royaal te zijn met het zijne, heeft zichzelf beslist verloochend” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 32, 2 (PL 76, 1233)).

God houdt van de mens die met vreugde geeft

In hetzelfde kader van de volledige onthechting die de Heer van ons vraagt, wil ik u op een ander bijzonder belangrijk punt opmerkzaam maken: gezondheid. U bent voor het grootste deel nog jong. U beleeft nu die geweldige periode in uw leven die bruist van vitaliteit en overloopt van energie. Maar de tijd staat niet stil en de slijtage van het lijf begint onverbiddelijk zich te laten voelen. Daarna komen de beperkingen van de rijpere leeftijd en tenslotte de gebreken van de ouderdom. Verder kan er op elk moment zomaar iemand van ons ziek worden of aan een kwaal lijden.

Alleen als we in alle oprechtheid en op een christelijke manier profiteren van de perioden waarin het ons fysiek voor de wind gaat, de goede perioden, zullen we ook met een bovennatuurlijke vreugde de gebeurtenissen aanvaarden die men ten onrechte slecht noemt. Zonder al te veel in bijzonderheden te treden zou ik u in een eigen ervaring willen laten delen. Als we ziek zijn, kunnen we stierlijk vervelend zijn: er wordt geen aandacht aan me geschonken, niemand denkt aan mij, ik krijg niet de behandeling die ik verdiend heb, niemand begrijpt me… De duivel ligt altijd op de loer. Hij valt aan waar hij maar kan. Bij ziekte is het zijn tactiek een soort psychose op te wekken waardoor we ons van God verwijderen, de sfeer vergallen of die schat aan verdiensten vernietigen die we voor het welzijn van alle zielen kunnen verwerven door het ongemak en het lijden met een bovennatuurlijk optimisme —en met liefde!— te aanvaarden. En als het Gods wil is, dat we in de greep van de beproeving raken, aanvaardt het als een blijk dat Hij ons rijp genoeg acht om inniger aan zijn verlossend Kruis deel te hebben.

Wel, er is een lange weg van voorbereiding te gaan, waarop we elke dag vorderen door een heilige zelfonthechting, om ons in staat te stellen —als de Heer het toelaat— ziekte en ongeluk edelmoedig te dragen. Neem nu al elke voorkomende gelegenheid te baat, ontzeg uzelf iets, verdraag het kleine verdriet van alledag, versterf u en beoefen de christelijke deugden.

Verwijzingen naar de H. Schrift