Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Onthechting → voorbeeld van Christus.

Wij staan aan het begin van de Goede Week. Het ogenblik waarop zich op de Calvarieberg de Verlossing van de hele mensheid zal voltrekken, is dichtbij. Dit is, lijkt me, een zeer geschikt moment voor u en voor mij om te overwegen hoe Jezus, onze Heer, ons heeft gered. Een moment ter overweging van zijn werkelijk onuitsprekelijke liefde voor die arme schepselen die uit stof, van de aarde genomen, gevormd zijn.

Memento, homo, quia pulvis es, et in pulverem reverteris (Ritus van de oplegging van de as op Aswoensdag; Vgl. Gen 3, 19): “Bedenk wel: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren”. Op deze wijze vermaant onze Moeder, de heilige Kerk, ons bij het begin van de vasten om nooit te vergeten hoe armzalig we zijn; dat ons lichaam, dat nu vol levenskracht is, ooit uiteen zal vallen tot stof, zoals de fijne wolken die onze voeten bij het lopen opwerpen, als de nevel die door zonnestralen verdreven wordt (Wijsh 2, 4).

Het voorbeeld van Christus

Na deze realistische verwijzing naar de onbeduidendheid van ieder van ons zou ik u graag een andere en heerlijke realiteit willen voorhouden: de vrijgevigheid van God waardoor we gesteund en vergoddelijkt worden. Luister naar de woorden van de Apostel: De liefdedaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen: hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede (2 Kor 8, 9). Kijkt u in alle rust naar het voorbeeld van de Meester, dan begrijpt u onmiddellijk, dat we daarin een niet aflatende aansporing vinden om ons leven lang te mediteren en om onze oprechte voornemens tot grotere edelmoedigheid in praktijk te brengen. Want we mogen het doel dat we moeten bereiken niet uit het oog verliezen: ieder van ons moet gelijkvormig worden aan Christus die —u hebt het zojuist gehoord— voor u en voor mij arm geworden is en geleden heeft. Daarmee geeft Hij ons een voorbeeld, opdat wij in zijn voetstappen zullen treden (vgl. 1 Petr 2, 21).

Hebt u zich nooit afgevraagd —gedreven door een heilige nieuwsgierigheid— hoe Christus die verkwisting van liefde tot het einde toe doorvoerde? Nog eens krijgen we antwoord van de heilige Paulus: Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen (Fil 2, 6­7). Kinderen, wij kunnen slechts vervuld van dankbaarheid tegenover dit mysterie staan en er de les uit trekken, dat alle macht, alle majesteit, alle schoonheid, alle oneindige harmonie van God, zijn grote en onmetelijke rijkdom, kortom de gehele éne God in de mensheid van Christus verborgen aanwezig is gebleven om ons te dienen. De Almachtige verschijnt onder ons vastbesloten zijn heerlijkheid voor een tijd te verduisteren om de verlossende ontmoeting met zijn schepselen te vergemakkelijken.

Niemand heeft, schrijft de evangelist Johannes, ooit God gezien. De eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, heeft Hem doen kennen (Joh 1, 18) door voor de verbaasde blikken van de mensen te verschijnen. Eerst in Bethlehem als een pasgeborene; dan een kind als alle andere; later in de Tempel als een verstandige, wakker opgroeiende jongen; en tenslotte als de beminnelijke en aantrekkelijke Meester die de harten van de menigten, die Hem enthousiast volgen, in beroering brengt.

We hoeven maar enkele trekken van de mensgeworden Liefde van God te zien en we worden door zijn edelmoedigheid in onze ziel geraakt, in vuur en vlam gezet, met zachte hand geleid naar een berouwvol verdriet om ons gedrag dat zo vaak kleinzielig en egoïstisch is geweest. Jezus Christus ziet er geen bezwaar in af te dalen om ons uit de ellende op te heffen tot de waardigheid van kinderen van God, tot zijn broers en zussen. U en ik daarentegen, wij beroemen ons vaak op een stomme manier op de gekregen gaven en talenten, maken er een voetstuk van om van anderen ontzag af te dwingen, alsof de verdienste van onze beslist niet volmaakte daden uitsluitend van onszelf zou afhangen: Wat heb je dat je niet van God gekregen hebt? En als je alles cadeau gekregen hebt, waarom die drukte alsof alles van jezelf kwam? (1 Kor 4, 7).

Laat ieder van ons wat ik nu ga zeggen overwegen, ieder in zijn eigen binnenkamer. In het licht van Gods overgave en zelfverloochening verschijnen de ijdelheid en verwaandheid van de hoogmoedige als een afschuwelijke zonde, omdat ze extreem in tegenstelling staan tot het voorbeeld van het optreden van Christus. Denk daar eens rustig over na: Hij is God en Hij vernedert zich. De mens wil zich, trots op zichzelf, tot elke prijs verheffen, waarbij hij vergeet dat hij van diezelfde stof gemaakt is als een goedkope aarden kruik.

De christen is heer en meester over zichzelf

De Heer verlangt van ons, dat we edelmoedig van hart en oprecht in onthechting zijn. Dat zullen we bereiken als we vastberaden de ankerkabels of de dunne draden, die ons binden aan ons eigen ik, losknopen. Ik maak er voor u geen geheim van, dat een dergelijk besluit een voortdurende strijd vergt. We moeten ons verstand en onze eigen wil voorbijstreven. Kortom, het eist een onthechting die moeilijker is dan het opgeven van de meest begeerde materiële goederen.

De onthechting die de Meester preekt en die Hij van alle christenen verwacht, sluit ook onontkoombaar in, dat we er uiterlijk blijk van geven. Christus coepit facere et docere (Hand 1, 1), begon met handelen en onderrichten. Voordat Hij zijn leer met woorden preekte, verkondigde Hij die met daden. U hebt gezien, dat Hij geboren is in een stal, zonder ook maar iets te hebben. Voor zijn eerste slaap op aarde werd hij op stro in een kribbe neergelegd. En verder herinnert u zich uit de jaren van zijn apostolische tochten, om maar eens één voorbeeld te geven, de ondubbelzinnige waarschuwing die Hij gaf aan een van de mensen die Hem wilden volgen: De vossen hebben holen en de vogels hebben hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets, waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten (Luc 9, 58). En laten we niet vergeten stil te staan bij dat voorval uit het evangelie, waar de apostelen om hun honger te temperen onderweg op een sabbat een paar korenaren plukken (vgl. Mar 2, 23).

Als we ons gewoon gedragen als onze gelijken en met een bovennatuurlijke visie, dan doen we niets anders dan het volgen van het voorbeeld van Christus, waarlijk God en waarlijk Mens. Zie hoe zijn leven vol is van het vanzelfsprekende. Dertig jaar lang blijft Hij in het verborgene, zonder de aandacht te trekken, werker onder de werkers, en in zijn dorp kent men Hem als de zoon van de timmerman. Bij zijn openbare leven zien we evenmin iets vreemds of iets dat uit de toon valt. Hij verzamelde vrienden om zich heen net zoals ieder ander en onderscheidde zich in zijn gedrag in niets van hen. Zodat Judas zelfs, als hij een teken moet afspreken om Hem aan te wijzen, zegt: Die ik zal kussen, Hij is het (Mat 26, 48). Er was niets buitensporigs aan Hem. Ik ben zeer geroerd door die gedragsregel van onze Meester die als mens onder de mensen door het leven gaat.

Sint Jan de Doper was vanwege zijn bijzondere roeping gehuld in een kleed van kemelhaar en voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. De Verlosser droeg een naadloos opperkleed, at en dronk als ieder ander, verheugde zich over andermans geluk en deelde de smart van zijn naaste. Hij weigerde de door zijn vrienden aangeboden rustplaats niet. En Hij maakte er geen geheim van, dat Hij heel wat jaren zijn brood had verdiend door met zijn eigen handen te werken naast Jozef, de timmerman. Zo moeten wij ons ook in de wereld gedragen: zoals onze Heer. In een paar woorden samengevat is dit mijn advies: we moeten smetteloze kleren hebben, een smetteloos lichaam en vooral een smetteloze ziel.

De Heer die zo'n wonderbaarlijke onthechting van de aardse goederen preekt, toont zich tegelijkertijd —waarom zouden we dat niet opmerken— bezorgd, dat er niets verspild zal worden. Na de wonderbare broodvermenigvuldiging, waardoor vijfduizend mensen ruimschoots verzadigd werden, zei Hij tot zijn leerlingen: Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan. Zij haalden ze op en vulden twaalf manden (Joh 6, 12­13). Als u die hele scène met aandacht overweegt, zult u leren nooit krenterig te zijn, maar eerder goede rentmeesters over de talenten en materiële middelen die God aan u heeft toevertrouwd.