Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Onthechting → oefeningen van onthechting.

We moeten in het dagelijks leven tegenover onszelf veeleisend zijn, anders maken we problemen die er niet zijn, krijgen we quasi-behoeften die per slot van rekening het gevolg zijn van inbeelding, grilligheid, gemakzucht en luiheid. We moeten met rasse schreden naar God gaan, zonder dodelijke last en zonder belemmeringen waardoor de tocht bemoeilijkt wordt. Juist omdat de armoe van geest niet bestaat uit bezitloosheid, maar uit werkelijk onthecht zijn, moeten we op onze hoede blijven en ons niet laten misleiden door behoeften waarvan we denken dat er in ieder geval aan toegegeven moet worden. “Zoek wat toereikend is, zoek wat voldoende is. En koester verder geen verlangens. Al wat meer is, is een last en geen verlichting; het bedrukt ons in plaats van ons op te heffen” (H. Augustinus, Sermo LXXXV, 6 (PL 38, 523)).

Als ik dit alles als raad meegeef, heb ik geen vreemde, abnormale of ingewikkelde situaties voor ogen. Ik ken iemand die als bladwijzer stukjes papier gebruikte waarop hij een paar schietgebedjes schreef. Zo hielp hij zichzelf om Gods tegenwoordigheid niet te vergeten. En zo ontstond in hem het verlangen die schat liefdevol te bewaren. Tot hij op een dag merkte, dat hij zich ging hechten aan die papiertjes van niks. Dat is nog eens een voorbeeld van deugd! Het kan mij niets schelen u al mijn zwakheden te laten zien, als dat u ook maar iets zou helpen. Ik heb een tipje van de sluier opgelicht, want u zal misschien hetzelfde overkomen: uw boeken, uw kleren, uw tafel, uw… afgoden uit de snuisterijengalerij.

In dat soort gevallen adviseer ik u met uw geestelijk raadsman te gaan praten, maar niet als een klein kind en zonder scrupuleus te zijn. Vaak is een kleine versterving, het voor een korte tijd afzien van iets, al voldoende als medicijn. Soms kunt u heel goed een dag zonder het vervoermiddel dat u altijd gebruikt. Wat u zo bespaart, geeft u weg als aalmoes. Ook al is het maar weinig. Hoe dan ook, als u een geest van onthechting hebt, dan zult u voortdurend constante, stille en efficiënte gelegenheden vinden om die geest in praktijk te brengen.

Nu ik voor u mijn ziel heb blootgelegd, moet ik u ook bekennen, dat ik nog een gehechtheid heb waarvan ik nooit afstand zal doen: ik houd werkelijk van u allemaal. Ik heb dat van de beste Leermeester geleerd en zijn voorbeeld wil ik allertrouwst volgen door de zielen grenzeloos lief te hebben, te beginnen met de zielen om me heen. Bent u niet geroerd door die vurige naastenliefde, die tederheid van Jezus Christus die de evangelist ertoe bracht een van zijn leerlingen te beschrijven als quem diligebat Iesus (Joh 13, 23), degeen die door Jezus bemind werd?

Tot slot wil ik met u een paar gedachten wijden aan het evangelie van vandaag: Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Betanië, waar Lazarus woonde die Hij uit de doden had opgewekt. Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Marta bediende en Lazarus was een van degenen die met Hem aanlagen. Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus' voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur (Joh 12, 1­3). Wat een verrukkelijk helder teken van grootmoedigheid ligt er in de verspilling van Maria! Judas vindt het maar niks dat er een balsem vermorst is die wel —in zijn hebzucht had hij het precies uitgerekend— driehonderd denaries (vgl. Joh 12, 5) waard was.

Echte onthechting leidt ertoe, dat we edelmoedig zijn tegenover God en onze broeders en zusters. Ze brengt ons ertoe hulpbronnen te zoeken, ons niet te ontzien anderen te helpen die het nodig hebben. Een christen kan niet volstaan met enkel het werk te doen dat voldoende inkomen oplevert voor hem en de zijnen. Zijn grootheid van harte zal hem dwingen een handje uit te steken om anderen te helpen, uit naastenliefde en ook uit rechtvaardigheidszin, zoals de heilige Paulus aan de Romeinen schrijft: Want de gemeenten van Macedonië en Acháïa hebben besloten een collecte te houden voor de armen onder de heiligen te Jeruzalem. Een mooi besluit, maar zij staan ook bij hen in de schuld; daar de heiligen deel hebben gekregen aan hun geestelijke gaven, zijn zij van hun kant verplicht hen materieel bij te staan (Rom 15, 26­27).

Wees niet karig of vrekkig tegenover Hem die zich zo royaal voor ons heeft overtroffen dat hij zich voor ons helemaal heeft overgeleverd, zonder maat. Bedenk eens: wat kost het u, zelfs als we het over geld hebben, dat u christen bent? Maar vergeet vooral niet dat God houdt van een blijmoedige gever. En God heeft de macht u met alle gaven te overstelpen, zodat gij altijd in alle opzichten, van al het nodige voorzien, nog ruimschoots overhoudt voor elk goed werk (2 Kor 9, 7­8).

Nu we in deze Goede Week dichter bij het lijden van Christus komen, vragen we aan de allerheiligste Maagd Maria, dat wij, net als zij (vgl. Luc 2, 19), deze lessen in ons hart zullen kunnen overwegen en bewaren.