Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Voorzichtigheid → voorzichtigheid en rijpheid.

Dat is de vrucht van ons gebed van vandaag. We moeten ervan overtuigd raken dat ons leven op aarde voor God is, onder alle omstandigheden, in alle seizoenen. Het is een schat van heerlijkheid, een afschaduwing van de hemel. Het is een wondere rijkdom in onze handen die we met verantwoordelijkheidsgevoel jegens de mensen en jegens God moeten beheren. We hoeven daarvoor geen andere levensstaat te kiezen. Juist midden in de wereld kunnen wij het eigen beroep, het gezinsleven, relaties en kennissen, en alle bezigheden die zuiver aards lijken te zijn, heiligen.

Ik was zesentwintig jaar toen ik de roeping om de Heer te dienen in het Opus Dei in zijn volle omvang gewaarwerd. Toen heb ik Hem vanuit het diepst van mijn hart gevraagd om de ernst van een tachtigjarige. Met de kinderlijke onschuld van een beginneling vroeg ik die extra jaren om te weten hoe ik mijn tijd zou moeten gebruiken, om te leren elke minuut in winst om te zetten, in zijn dienst. De Heer weet dat soort rijkdom toe te delen. U en ik zullen vast en zeker ooit kunnen zeggen: Inzicht win ik: méér dan wie vergrijsd zijn, doordat ik uw opdrachten nakom (Ps 119, 100). Jeugd staat niet noodzakelijkerwijs voor onbezonnenheid, net zo min als grijze haren vanzelfsprekend inzicht en wijsheid met zich brengen.

Laten we samen de hulp inroepen van de Moeder van Christus, van haar die Jezus heeft zien opgroeien, van haar die zag hoe Hij zijn tijd onder de mensen benutte: Leer mij mijn dagen nuttig te maken ten dienste van de Kerk en van de zielen. Leer mij te luisteren met de uiterste gevoeligheid van mijn hart naar uw liefdevol verwijt. Lieve Moeder, altijd als het nodig is: laat mijn tijd niet míjn tijd zijn. Mijn tijd is van Onze Vader die in de hemel is.

Daarom, geliefde broeders —opnieuw de stem van de heilige Paulus— weest standvastig en onwankelbaar, en gaat altijd voort met het werk des Heren; gij weet toch, dat uw inspanning, dank zij Hem, niet vergeefs is (1 Kor 15, 58). Ziet u? Een heel netwerk van deugden is in het geding bij het uitoefenen van ons beroep, met het voornemen het te heiligen. Sterkte, om te volharden in onze arbeid, ondanks de gewone moeilijk heden, en zonder ons te laten overmeesteren door uitputting. Matigheid om zich zonder terughoudendheid te kunnen geven en gemakzucht of egoïsme te overwinnen. Rechtvaardigheid om onze plichten te vervullen jegens God, de samenleving, het gezin, collega's. Verstandigheid om in elk geval te weten wat te doen en om zonder dralen aan de slag te gaan… En dat alles —het kan niet vaak genoeg gezegd worden— uit liefde, met een levendig en rechtstreeks verantwoordelijkheidsgevoel voor de vrucht van ons werk en het bereik van ons apostolaat daarin.

“Daden zijn liefkozingen, fraaie woorden niet”, zegt een volkswijsheid en ik denk dat het niet nodig is daar iets aan toe te voegen.

Heer, verleen ons uw genade. Open voor ons de deur van de werkplaats in Nazaret zodat we kunnen leren van het kijken naar U, met uw Moeder, de heilige Maria, en met de heilige patriarch Jozef —die ik zozeer bemin en vereer— gedrieën toegewijd aan een leven van heilige arbeid. Onze arme harten zullen erdoor geraakt worden. We zullen U zoeken en U vinden in het dagelijks werk waarvan U wilt, dat we het omzetten in een werk van God, een werk van Liefde.

Sterkte en geduld: kalmte. Maar niet de kalmte die in het belang van persoonlijke rust geen aandacht heeft voor zijn broers en zussen en niet voor de grote taak, die iedereen aanbelangt, het op grote schaal verspreiden van het goede over de wereld. Kalmte omdat er altijd vergeving mogelijk is, omdat er voor alles een geneesmiddel is; behalve voor de dood en de dood is —voor de kinderen Gods— het leven. Kalmte, al was het maar om verstandig te kunnen handelen. Wie de kalmte bewaart is in staat zijn verstand te gebruiken, de voors en tegens af te wegen, met rijp beraad de gevolgen te overzien van gemaakte plannen. En dan kan hij besluitvaardig handelen.

Niet de mens die zich nooit vergist, is verstandig, maar hij die zijn fouten weet goed te maken. Hij is verstandig, omdat hij het liever twintig keer mis heeft dan dat hij vervalt in een gemakkelijk 'als ik niets doe, doe ik niets fout'. Hij handelt niet dom en overijld of met zotte roekeloosheid, maar is zich het risico van zijn beslissingen bewust en ziet niet, uit angst niet te slagen, ervan af het goede te verwerven. We leren in ons leven evenwichtige vrienden en collega's kennen die objectief zijn, die niet uit hartstocht de weegschaal naar de kant van hun gemak laten doorslaan. In die mensen hebben wij, bijna instinctief, vertrouwen omdat ze zich zonder aanmatiging en zonder koude drukte steeds goed en rechtschapen gedragen.

Zonder deze hartversterkende deugd kan de christen niet leven, maar de laatste doeleinden van de verstandigheid liggen niet in sociale harmonie of in de zekerheid geen spanningen te veroorzaken. Het einddoel is het vervullen van de Wil van God die wil dat we eenvoudig zijn, maar niet kinderachtig; vrienden van de waarheid, maar nooit onbezonnen of lichtzinnig. Het hart van de verstandige zal kennis bezitten (Spr 18, 15). Het is het kennen van de liefde van God, het laatste weten, de kennis die ons redden kan door alle schepselen de vruchten van vrede en begrip te brengen en, aan elke ziel, het eeuwig leven.

Menselijk opzicht

Laat geen enkele huichelachtige reden ons weerhouden; pas het juiste medicijn toe. Maar laat uw hand als die van een moeder zijn, met de grenzeloze tederheid van onze moeders, waarmee ze de grote of kleine wonden van de speel- en valpartijen uit onze jeugd behandelden. Als er een paar uur gewacht moet worden, wacht dan, maar nooit langer dan absoluut noodzakelijk, want een andere handelwijze komt voort uit gemakzucht, lafheid, wat heel andere zaken zijn dan verstandigheid. Laat iedereen, en in de eerste plaats degenen onder u die anderen moeten vormen, de vrees voor het desinfecteren van wonden uitbannen.

Het is mogelijk dat iemand mensen die wonden moeten verzorgen en die er niet toe komen hun opdracht uit te voeren, of het niet willen, in het oor fluistert: Meester, wij weten dat gij oprecht zijt… (Mat 22, 16). Luister niet naar die ironische lofspraak. Wie zich niet inspant om zijn taak ijverig tot een einde te brengen, is geen meester, omdat hij niet de ware weg onderwijst. Hij is evenmin oprecht, want in zijn valse verstandigheid overschrijdt hij —omdat hij ze overdreven vindt, of ze minacht— de duidelijke normen die duizend maal beproefd zijn door rechtschapen gedrag van jaren en leiding geven, door kennis van menselijke zwakheid en door de liefde voor elk schaap. Op grond van deze normen moet hij spreken, optreden, belangstelling tonen.

Dwaalleraren worden beheerst door de vrees de waarheid bloot te leggen. Alleen al de gedachte —de plicht— in bepaalde omstandigheden een pijnlijk tegengif toe te dienen, verontrust hen. Een dergelijke handelwijze —wees daarvan overtuigd— heeft niets te maken met verstandigheid, vroomheid of wijsheid. Die houding weerspiegelt kleinmoedigheid, gebrek aan verantwoordelijkheid, onverstand en dwaasheid. Het zijn dezelfde mensen die later, ten prooi aan een paniek vanwege de ramp, trachten het kwaad af te wenden, als het te laat is. Zij zijn vergeten dat de deugd van verstandigheid vergt dat we de rijpe, in alle rust doordachte en op ervaring van eeuwen stoelende raad 'tijdig' moeten overnemen en doorgeven; zonder vooroordelen en onbelemmerd.

Op een keer hoorde ik iemand ongegeneerd beweren, dat het begaan van een misstap nergens anders goed voor is dan om nog eens honderd keer in dezelfde fout terug te vallen. Ik zeg u daarentegen, dat een verstandig mens uit die voorvallen voordeel weet te trekken, leert het goede te doen, het besluit hernieuwt heiliger te worden. Laat de ervaring van uw mislukkingen en overwinningen bij het dienen van God, naast een groeien van de liefde, altijd uitmonden in een inniger toewijding bij het, koste wat kost, nakomen van uw plichten en rechten als christen-burgers. En dan zonder lafheid, zonder op de loop te gaan voor eer of verantwoordelijkheid, zonder ons te bekommeren om de reacties die om ons heen opkomen —misschien afkomstig van zogenaamde broers— eerlijk en trouw trachten de glorie van God en het goede voor de anderen na te streven.

Wees dus verstandig. Waarom? Om rechtschapen te zijn, om de naastenliefde te beoefenen, om God en de zielen krachtdadig te dienen. Met recht en reden wordt de verstandigheid de genitrix virtutum (H. Thomas van Aquino, In III Sententiarum, dist. 33, q2 a5), moeder der deugden, en ook auriga virtutum (H. Bernardus van Clairvaux, Sermones in Cantica Cantorum, 49, 5 (PL 183, 1018)), leidsvrouwe van alle goede gewoonten, genoemd.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift