Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Voorzichtigheid → wijsheid van het hart.

De wijsheid van het hart

Wie wijs is van hart, wordt verstandig genoemd (Spr 16, 21), staat te lezen in het boek Spreuken. We hebben geen juist begrip van verstandigheid als we haar verwarren met kleinmoedigheid en gebrek aan durf. Verstandigheid uit zich in de 'habitus', de hebbelijkheid of gesteldheid, om goed te handelen: het doel duidelijk stellen en de meest geëigende instrumenten zoeken om het te bereiken.

Maar verstandigheid staat niet bovenaan de waardenschaal. We moeten ons altijd afvragen: verstandigheid, waarvoor? Want er bestaat een valse of verkeerde verstandigheid —liever gezegd sluwheid— die in dienst staat van het egoïsme en de geschiktste middelen toepast om een afwijkend doel te bereiken. Het aanwenden van veel scherpzinnigheid leidt dan alleen tot het versterken van een verkeerde neiging, waarmee we het verwijt van de heilige Augustinus zouden verdienen die tot het volk zegt: “Verlangt gij, dat het hart van God, die altijd rechtvaardig is, zal buigen om zich te voegen naar de voosheid van het uwe?” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 63, 18 (PL 36, 771)). Het is de verkeerde verstandigheid van hem die meent voldoende eigen kracht te hebben om zich te rechtvaardigen. Stel geen genoegen in uw eigen verstandigheid (Rom 12, 16), zegt Sint Paulus, want er staat geschreven: ik zal de wijsheid der wijzen en de verstandigheid der verstandigen verwoesten (1 Kor 1, 19).

Sint Thomas noemt drie daden van deze goede gesteldheid van het verstand: raad vragen, juist oordelen, en besluiten (vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, II-II, q47 a8). De eerste stap van de verstandigheid is de erkenning van eigen beperkingen: de deugd van nederigheid. Toegeven, in bepaalde kwesties, dat we niet alles kunnen, dat we in heel wat gevallen de omstandigheden niet kunnen bevatten die we juist op het moment van oordelen niet uit het oog mogen verliezen. Daarom nemen we onze toevlucht tot een raadgever. Niet zo maar de eerste de beste, maar iemand die bekwaam is en net als wijzelf vervuld van de wil God met oprecht verlangen te beminnen en trouw te volgen. Het is niet voldoende een mening te vragen; we moeten hem vragen aan iemand die hem belangeloos en eerlijk kan geven.

Daarna moeten we een oordeel vellen, want de verstandigheid vergt gewoonlijk een prompt, tijdig besluit. Al is het soms verstandig een beslissing uit te stellen tot alle elementen voor een juist oordeel vergaard zijn, toch is het in andere gevallen heel onverstandig niet onmiddellijk aan de slag te gaan met dat, wat we menen te moeten doen; vooral als het welzijn van anderen op het spel staat.

Die wijsheid van hart, die verstandigheid zal nooit worden tot de verstandigheid van het lichaam waarnaar de heilige Paulus (vgl. Rom 8, 6) verwijst: de verstandigheid van iemand die verstand heeft, maar niet probeert het te gebruiken om God te ontdekken en te beminnen. Werkelijk verstandig is hij, die altijd bedacht is op de influisteringen van God en —in dit waakzaam luisteren— in de ziel de beloften en werkelijkheden van de verlossing ontvangt: Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen (Mat 11, 25).

De wijsheid van het hart richt en leidt veel andere deugden. Door de verstandigheid is de mens stoutmoedig, zonder onbezonnenheid. Hij gaat niet —om duistere redenen, gemakzucht— een inspanning uit de weg die nodig is om volledig volgens Gods plannen te leven. De matigheid van een verstandig mens is geen ongevoeligheid of mensenhaat. Zijn rechtvaardigheid is geen hardheid. Zijn geduld is geen slaafsheid.

Niet de mens die zich nooit vergist, is verstandig, maar hij die zijn fouten weet goed te maken. Hij is verstandig, omdat hij het liever twintig keer mis heeft dan dat hij vervalt in een gemakkelijk 'als ik niets doe, doe ik niets fout'. Hij handelt niet dom en overijld of met zotte roekeloosheid, maar is zich het risico van zijn beslissingen bewust en ziet niet, uit angst niet te slagen, ervan af het goede te verwerven. We leren in ons leven evenwichtige vrienden en collega's kennen die objectief zijn, die niet uit hartstocht de weegschaal naar de kant van hun gemak laten doorslaan. In die mensen hebben wij, bijna instinctief, vertrouwen omdat ze zich zonder aanmatiging en zonder koude drukte steeds goed en rechtschapen gedragen.

Zonder deze hartversterkende deugd kan de christen niet leven, maar de laatste doeleinden van de verstandigheid liggen niet in sociale harmonie of in de zekerheid geen spanningen te veroorzaken. Het einddoel is het vervullen van de Wil van God die wil dat we eenvoudig zijn, maar niet kinderachtig; vrienden van de waarheid, maar nooit onbezonnen of lichtzinnig. Het hart van de verstandige zal kennis bezitten (Spr 18, 15). Het is het kennen van de liefde van God, het laatste weten, de kennis die ons redden kan door alle schepselen de vruchten van vrede en begrip te brengen en, aan elke ziel, het eeuwig leven.