Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Allerheiligste maagd  → leermeesteres van liefde en rechtvaardigheid.

Sta me toe dat ik een- en andermaal de weg benadruk die God wenst dat iedereen zal volgen, als Hij ons roept Hem te dienen midden in de wereld om die te heiligen en onszelf te heiligen door onze gewone bezigheden. Met een kolossaal gezond verstand, tegelijk doordrongen van het geloof, zegt de heilige Paulus dat in de wet van Mozes staat: Ge moogt een os bij het dorsen niet muilbanden (Deut 25, 4). En hij vraagt zich af: Waar immers geschreven staat: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, is het duidelijk dat het God eigenlijk niet te doen is om de dieren, maar om de mens. Om onzentwil staat het geboekstaafd dat de ploeger moet ploegen en de dorser dorsen, in de hoop zijn deel te ontvangen (1 Kor 9, 9­10).

Het christenleven is nooit alleen maar een verstikkend raamwerk van verplichtingen geweest dat de ziel ten prooi laat aan een slopende spanning. Het voegt zich soepel naar de individuele omstandigheden, zoals de handschoen zich voegt naar de hand, en het vraagt ons dat wij bij het met gebed en versterving verrichten van onze gewone werkzaamheden —grote en kleine— nooit de bovennatuurlijke visie kwijtraken. Bedenk, dat God zijn schepselen hartstochtelijk liefheeft, en hoe zou de ezel kunnen werken als hij niets te eten krijgt, als hij geen moment krijgt om op krachten te komen, of als zijn kracht gebroken wordt door buitensporige zweepslagen? Uw lichaam is als een ezeltje —een ezeltje was de troon van God in Jeruzalem— dat u op zijn rug over Gods wegen door de wereld draagt. Houd het stevig bij de teugel, anders dwaalt het van de paden van de Heer af. Spoor het aan, dan draaft het zo vrolijk en vastberaden voort als van een ezel verwacht kan worden.

Liefhebben, wat is als het uit de band springen van de rechtvaardigheid, vraagt op de eerste plaats het vervullen van de plicht. Men begint met wat rechtvaardig is; men gaat verder met wat het meest billijk is…; maar beminnen vergt veel aandacht, veel fijnzinnigheid, veel eerbied, veel genegenheid. Het is kortom het opvolgen van de raad van de Apostel: draagt elkanders lasten, zo vervult gij de wet van Christus (Gal 6, 2). Dan beleven wij de liefde volledig, dan verwerkelijken wij de opdracht van Christus.

Voor mij is er geen duidelijker voorbeeld van deze praktische eenheid van rechtvaardigheid en liefde dan het gedrag van moeders. Zij houden van elk kind met gelijke genegenheid en juist die liefde brengt moeders ertoe op verschillende wijze met hen om te gaan: met een 'ongelijke' rechtvaardigheid. Ieder kind is nu eenmaal anders dan andere. Wel, liefde verbetert en vervolmaakt rechtvaardigheid, ook met betrekking tot onze gelijken, doordat zij ons aanzet ons verschillend te gedragen tegenover mensen die verschillend zijn, ons aan te passen aan hun omstandigheden, met het doel vreugde te bezorgen aan de bedroefden, kennis te brengen aan mensen met onvoldoende vorming, genegenheid te bieden aan wie zich alleen voelt… De rechtvaardigheid gebiedt dat men aan ieder het zijne geeft, wat niet gelijk is aan: ieder hetzelfde geven. De utopische verafgoding van de gelijkheid is de bron van de grootste onrechtvaardigheden.

Om altijd zo te handelen als die goede moeders is het nodig onszelf te vergeten, geen andere heerschappij na te streven dan het dienen van de naasten, zoals Jezus Christus, die preekte: de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mat 20, 28). Dat veronderstelt de standvastigheid zijn eigen wil ondergeschikt te maken aan het goddelijk voorbeeld, te werken voor allen, te strijden voor het eeuwig geluk en voor het welzijn van de naasten. Ik ken geen betere weg om rechtvaardig te zijn dan die van een leven van overgave en dienstbaarheid.

Sommigen van u denken misschien dat ik al te naïef ben. Dat kan me niets schelen. Zelfs als men mij die kwalificatie geeft omdat ik nog altijd in de liefde geloof, zeg ik u stellig dat ik er altijd in zal geloven! En, voor de tijd dat de Heer mij nog laat leven, zal ik voortgaan het mij —als priester van Christus— tot taak te rekenen dat er eenheid en vrede zij onder hen die, omdat zij kinderen zijn van dezelfde God de Vader, broeders en zusters zijn; dat de mensen elkaar begrijpen; dat allen hetzelfde ideaal delen, het ideaal van het geloof!

Nemen wij onze toevlucht tot de heilige Maria, de verstandige en getrouwe Maagd, en tot de heilige Jozef, haar echtgenoot, volmaakt voorbeeld van een rechtschapen mens (vgl. Mat 1, 19). Zij hebben in de aanwezigheid van Jezus, Zoon van God, de deugden beoefend die wij overwogen hebben. Zij zullen voor ons de genade verkrijgen waardoor deze stevig in onze ziel wortel zullen schieten, opdat wij zullen besluiten ons elk moment te gedragen als goede leerlingen van de Meester: verstandig, rechtschapen, vervuld van liefde.

Leermeesteres van de liefde. Denk aan het tafereel van de opdracht van Jezus in de tempel. De grijsaard Simeon zei tegen Maria, zijn Moeder: Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal met een zwaard worden doorboord (Luc 2, 34­35). De onmetelijke liefde van Maria voor de mensheid maakt dat, ook in haar, het woord van Christus vervuld wordt: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15, 13).

De pausen hebben Maria terecht Medeverlosseres genoemd: “zozeer leed zij mee met haar lijdende en stervende Zoon en stierf zij als het ware bijna zelf, zozeer heeft zij voor het heil van de mensen afstand gedaan van haar moederlijke aanspraken op haar Zoon en Hem geofferd, in zoverre het van haar afhing, om de goddelijke rechtvaardigheid te bevredigen, dat we terecht kunnen zeggen, dat zij het menselijk geslacht samen met Christus verlost heeft” (Benedictus XV, Brief Inter sodalicia, 22 maart 1918, ASS 101919, p. 182). Zo begrijpen we het lijden en sterven van onze Heer beter als we ons steeds voor ogen houden: stabat autem iuxta crucem Iesu mater eius (Joh 19, 25), naast Jezus' Kruis stond zijn Moeder.

U zult vast wel hebben gemerkt hoe sommige moeders vanuit een terecht gevoel van trots zich haasten aan de zijde van hun kinderen te staan wanneer dezen zegevieren of hun publiekelijk eer wordt betoond. Anderen daarentegen blijven op de achtergrond, ook op die momenten, en houden van hen in stilte. Maria was zo'n moeder, en Jezus wist dat.

Maar nu, bij de schande van het Kruisoffer, was Maria juist wel aanwezig en bedroefd hoorde zij dat de voorbijgangers Hem hoonden, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af! (Mat 27, 39­40). Onze Vrouwe hoorde de woorden van haar Zoon en deelde zijn smart: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mat 27, 46). Wat kon zij doen? Zich verenigen met de verlossende liefde van haar Zoon, en de Vader de onmetelijke smart offeren die als een scherp zwaard haar zuiver hart doorboorde.

Jezus voelt zich opnieuw gesterkt door de bescheiden en liefdevolle aanwezigheid van zijn Moeder. Maria schreeuwt het niet uit, zij rent niet heen en weer. Stabat: zij staat, naast haar Zoon. Dan ziet Jezus haar aan, waarna hij zijn blik op Johannes richt. En hij roept uit: Vrouw, zie daar uw zoon. Vervolgens zegt Hij tot de leerling: Zie daar uw Moeder (Joh 19, 26­27). In Johannes vertrouwt Christus alle mensen aan zijn Moeder toe, in het bijzonder zijn leerlingen: zij, die in Hem zouden geloven.

Felix culpa (Paaswake, Exsultet) —zingt de Kerk— gelukkige schuld, want zij heeft ons zo'n grote Verlosser gebracht. Gelukkige schuld, kunnen wij er bovendien aan toevoegen, die ons de heilige Maria als Moeder heeft gebracht. Voortaan zijn wij veilig, voortaan behoeven we ons nergens meer zorgen over te maken, want de Vrouwe, die gekroond is tot koningin van hemel en aarde, is alvermogend in haar smeken bij God. Jezus kan Maria, noch ons als kinderen van zijn eigen Moeder, iets weigeren.