Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Allerheiligste maagd  → leermeesteres van nederigheid en menselijke deugden.

Vang ons de vossen, de geniepige vossen, die de wijngaard vernielen, onze wijngaard die in bloei staat (Hoogl 2, 15). Laten we trouw zijn in de kleine dingen, zeer trouw in de kleine dingen. Als we die moeite opbrengen, zullen we ook leren om met vertrouwen in de armen van de Maagd Maria te snellen, als haar kinderen. Heb ik u er in het begin niet aan herinnerd, dat we nog maar heel weinig jaren geleefd hebben, de jaren die we geleefd hebben met de bedoeling intiem met God om te gaan? Het is dus logisch dat we in onze zwakheid en onze kleinheid trachten in de nabijheid van de grootsheid en heilige zuiverheid van de Moeder van God, die ook onze Moeder is, te komen.

Ik kan u een ander waar gebeurd voorval vertellen en dat doe ik, omdat er jaren, al heel wat jaren verstreken zijn sinds het gebeurde en omdat de tegenstelling en de hardheid van de woorden u aan het denken zullen zetten. Ik was een retraite aan het houden voor priesters uit verschillende bisdommen. Ik zocht ze op met genegenheid en met belangstelling met de bedoeling hen aan het praten te krijgen, hun geweten te ontlasten. Want ook wij, priesters, hebben behoefte aan de raad en hulp van een broer. Ik begon een gesprek met een van hen, een beetje een stroef mens, maar heel grootmoedig en heel oprecht; met fijngevoeligheid en duidelijkheid lokte ik hem een beetje uit tot praten om de wonden die hij mogelijk in zich had, in zijn hart, te verzorgen. Op een gegeven moment onderbrak hij mij min of meer met deze woorden: “Ik ben erg jaloers op mijn ezelin; zij heeft haar diensten verricht in zeven parochies en er is niets op aan te merken. Had ik ook maar zoveel gedaan!”

Als wij zo leven, zullen we in de wereld een stuk vrede verwerkelijken; we zullen de dienst van de Heer voor anderen aantrekkelijk weten de maken, want God houdt van een blijmoedige gever (2 Kor 9, 7). De christen is in de maatschappij één tussen velen, maar zijn hart stroomt over van de vreugde van hem die zich voorneemt de Wil van de Vader —met de voortdurende hulp van de genade— te volbrengen. En hij voelt zich geen slachtoffer, niet iemand die geestelijk of lichamelijk onder dwang staat. Hij gaat met opgeheven hoofd, omdat hij mens is en omdat hij kind van God is.

Ons geloof stelt die deugden, waarvan niemand ooit de beoefening zou mogen vergeten, in het volle daglicht. Niemand kan het in menselijkheid winnen van de christen. Daarom is hij die Christus volgt in staat —niet door eigen verdiensten, maar door de genade van de Heer— aan de mensen om hem heen dat duidelijk te maken wat ze vaak wel aanvoelen, maar niet kunnen begrijpen: dat het werkelijke geluk, de authentieke dienst aan de naaste altijd via het hart van de Heer, perfectus Deus, perfectus homo, gaat.

Laten we naar Maria gaan, onze Moeder, het verhevenste schepsel dat uit de handen van God is voortgekomen. Vragen wij haar van ons goede mensen te maken en dat die natuurlijke deugden, ingebed in het genadeleven, de beste hulp worden voor hen die samen met ons in de wereld werken voor de vrede en het geluk van allen.

Laten we nu aan zijn gezegende Moeder denken, die ook onze Moeder is. Op de Calvarieberg, naast de plaats der terechtstellingen, bidt zij. Dat is geen nieuwe houding voor Maria. Dat is altijd het kenmerk van haar gedrag geweest, bij het vervullen van haar plichten, bij het regelen van haar huishouden. Te midden van haar dagelijkse bezigheden bleef ze gericht op God. Christus, perfectus Deus, perfectus homo (Symbolum Quicumque), heeft gewild, dat ook zijn Moeder, het meest hoogverheven schepsel, zij die vol van genade is, in ons het verlangen versterkt altijd onze blik te richten op de goddelijke liefde. Denk nog eens aan het tafereel van de Boodschap van de Engel. De Aartsengel komt haar de goddelijke boodschap brengen dat zij de Moeder van God zal worden. Hij treft haar aan in afzondering, in gebed. Maria heeft haar hele wezen op God gericht als Sint Gabriël haar begroet: Gij zijt vol van genade, de Heer is met u (Luc 1, 28). Een paar dagen erna laat zij haar vreugde ten hemel stijgen in het Magnificat — de jubelzang van Maria die de Heilige Geest ons door de fijngevoelige trouw van de heilige Lucas meegedeeld heeft, vrucht van de dagelijkse omgang van de allerheiligste Maagd Maria met God.

Onze Moeder heeft vaak en lang stilgestaan bij de woorden van de heilige vrouwen en mannen uit het Oude Testament, bij hun verlangen naar de Heiland en bij de gebeurtenissen waarin ze een rol speelden. Ze is ontroerd bij het zien van de opeenstapeling van wonderen, bij het zien van de overvloed aan barmhartigheid van God voor zijn volk, dat zo vaak ondankbaar is. Bij het beschouwen van die liefdevolle genegenheid van de Hemel, die er telkens opnieuw is, stroomt haar onbevlekt hart over: Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd (Luc 1, 46­48). De kinderen van die goede Moeder, de eerste christenen, hebben haar tot voorbeeld genomen. Ook wij kunnen en moeten van haar voorbeeld leren.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift