Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is arbeid → werk en apostolaat.

U hebt het vaak gehad over de arbeid, het werk. Kunt u ons zeggen welke plaats dit in de spiritualiteit van het Opus Dei heeft?

De roeping tot het Opus Dei verandert of wijzigt de levensomstandigheden en de levensstaat van de betreffende persoon op geen enkele wijze. Omdat werken een levensvoorwaarde voor de mens vormt, wordt de menselijke roeping tot de arbeid juist bevestigd door de bovennatuurlijke roeping tot heiligheid en apostolaat in de geest van het Opus Dei. Verreweg de meeste leden van het Werk zijn leken, gewone christenen, mensen dus, van wie de arbeid een deel van hun bestaan vormt; een werkzaamheid die hen vaak volledig in beslag neemt, waarmee ze in hun levensonderhoud voorzien, hun gezin onderhouden, bijdragen tot het algemeen welzijn en hun persoonlijkheid ontplooien.

De roeping tot het Opus Dei bevestigt dit allemaal, zodat een van de essentiële kenmerken van die roeping is, dat je menselijk en bovennatuurlijk zo volmaakt mogelijk - ondanks de menselijke tekortkomingen - in de wereld leeft en dat je daar werkzaam bent. Het dient werk te zijn dat doeltreffend tot de opbouw van de aardse stad bijdraagt - en daarom gedaan met beroepscompetentie en in een geest van dienstbaarheid - en tot de heiliging van de wereld. Zo wordt het werk iets wat heilig maakt en zelf geheiligd is.

Wie geheel en al volgens zijn geloof wil leven en een apostolaat in de geest van het Opus Dei wil beoefenen moet zichzelf door zijn beroep heiligen, zijn beroep heiligen en de anderen door zijn beroep heiligen. Door zo te leven, zonder zich dus van zijn medeburgers, zijn gelijken, te onderscheiden, streeft hij ernaar om aan Christus gelijkvormig te worden en om het voorbeeld dat Hij ons dertig jaar in de werkplaats in Nazaret gegeven heeft, na te volgen.

Want die dagelijkse taak is niet alleen het kader waarin men zichzelf moet heiligen, maar is de materie zelf van zijn heiligheid: in de drukte van elke dag ontdekt hij de hand van God en vindt hij impulsen voor zijn leven van gebed. Zijn beroepsmatige bezigheid brengt hem in contact met andere mensen - familieleden, vrienden, collega's - en met de grote problemen van zijn omgeving en de hele wereld. Daarmee wordt hem de gelegenheid geboden om met overgave in dienstbaarheid voor anderen te leven, en dat is voor een christen het meest belangrijke. Zo moet hij een waarachtig en geloofwaardig getuigenis voor Christus proberen af te leggen, opdat alle mensen de Heer leren kennen en beminnen, en ontdekken dat het normale leven in de wereld, het werk van elke dag, een ontmoeting met God kan zijn.

Met andere woorden: heiligheid en apostolaat vormen met het leven van de leden van het Werk een eenheid. Daarom is de arbeid de spil van hun geestelijk leven. Hun overgave aan God is geënt op het werk dat ze deden voordat ze bij het Opus Dei kwamen en dat ze ook daarna blijven doen.

Toen ik in de eerste jaren van mijn werkzaamheid als priester dat begon te verkondigen, begrepen sommigen me niet. Anderen namen er aanstoot aan, want ze waren gewend om over de wereld alleen maar in negatieve zin te horen spreken. De Heer had mij laten inzien - en ik wilde het aan anderen doorgeven - dat de wereld goed is, omdat de werken van God altijd volmaakt zijn. Alleen wij mensen maken de wereld slecht door onze zonden.

Ik zei toen al en ik herhaal het steeds dat wij de wereld moeten liefhebben omdat wij in de wereld God ontmoeten. In alles immers wat in de wereld gebeurt en plaatsvindt verschijnt en openbaart zich God.

Het goede vermengt zich met het kwade in de geschiedenis van de mensheid. Daarom moet de christen een goed onderscheidingsvermogen bezitten. Maar dat mag hem er nooit toe verleiden om te ontkennen dat de werken van God goed zijn. Het moet integendeel voor hem aanleiding zijn om het goddelijke te ontdekken dat zich in het menselijke manifesteert, zelfs achter onze eigen zwakheden. Een goed motto voor het christelijk leven kunnen wij in de woorden van de apostel vinden: Alle dingen zijn van jullie, jullie zijn van Christus en Christus is van God (1 Kor 3, 22-23). Zo kun je de bedoelingen verwezenlijken van God die de wereld wil redden.

Zou u ons iets kunnen zeggen over de uitbreiding van het Werk in zijn veertigjarig bestaan? Wat zijn de belangrijkste apostolische activiteiten?

Op de eerste plaats wil ik er graag de nadruk op leggen hoe dankbaar ik God ben, dat hij mij toegestaan heeft het Werk al veertig jaar na zijn stichting over de hele wereld verspreid te zien. Toen het Werk in 1928 in Spanje ontstond was het al rooms, wat voor mij katholiek, universeel betekent. En het kon niet anders of het bezat al van meet af aan de drang om zich over de hele aarde uit te breiden.

Als ik aan de afgelopen jaren terugdenk herinner ik me vol blijdschap veel dingen die gebeurd zijn. Want gepaard met de moeilijkheden en zorgen die in zekere zin het zout van het leven zijn, doen ze mij denken aan de doeltreffendheid van Gods genade en aan de opofferingsgezinde en blijde overgave van zovele mannen en vrouwen die trouw wisten te zijn. Want ik wil zeer nadrukkelijk stellen dat het wezenlijke apostolaat van het Opus Dei dàt is, wat elk lid individueel op de plaats waar hij werkt, in zijn gezin, onder zijn vrienden en kennissen, ontwikkelt. Dat werk valt niet op en is niet gemakkelijk in statistieken vast te leggen, maar het brengt vruchten van heiligheid voort in duizenden mensen die stil en effectief in het dagelijks beroepswerk Christus navolgen.

Veel meer is er over dit thema bijna niet te zeggen. Ik zou u kunnen vertellen over het voorbeeldige leven van zovele mensen, maar het zou de menselijke en de goddelijke schoonheid van dat werk misvormen door er namelijk de intimiteit van prijs te geven. Nog erger zou het zijn dat alles in getallen en statistieken te willen uitdrukken, want dat zou hetzelfde zijn als de tot mislukken gedoemde poging om de uitwerking van de genade in de menselijke ziel te catalogiseren.

Ik kan wel iets vertellen over de apostolaatsactiviteiten die leden van het Werk in veel landen leiden. Bij deze activiteiten met een zuiver geestelijke en apostolische doelstelling gaat het erom te werken met toewijding en met ook menselijke volmaaktheid. Daarbij werken vele anderen met ons mee die niet van het Opus Dei zijn maar die de bovennatuurlijke waarden van die taak begrijpen, of die positief staan tegenover de menselijke waarde ervan, zoals dat bijvoorbeeld bij veel niet-christenen het geval is die ons doeltreffende hulp verlenen. Steeds gaat het om initiatieven met een laïcaal en seculier karakter. Ze worden namelijk opgezet door gewone burgers: mensen die hun burgerrechten uitoefenen, die handelen in overeenstemming met de wetten van het betreffende land en werken met een professionele mentaliteit. Het gaat dus om activiteiten die geen enkele aanspraak maken op privileges of op een voorkeursbehandeling.

Waarschijnlijk kent u een van dit soort werken, dat in Rome wordt ontwikkeld: ik bedoel Centro ELIS, dat zich via scholen, sport- en culturele activiteiten, bibliotheken enzovoort wijdt aan de beroepsopleiding en algemene vorming van arbeiders. Het centrum beantwoordt aan de behoeften in Rome en aan de bijzondere omstandigheden van het sociale milieu waarin het ontstaan is, namelijk de wijk Tiburtino. Dergelijke instellingen bestaan in vele andere plaatsen, bijvoorbeeld in Madrid, Chicago, Mexico.

Een ander voorbeeld dat ik noemen wil is het Strathmore College of Arts and Science in Nairobi. Het betreft een college dat op de universiteit voorbereidt en dat reeds door honderden leerlingen uit Kenia, Oeganda en Tanzania bezocht werd. In dat college wordt door een aantal leden van het Opus Dei uit Kenia, samen met andere landgenoten, uitermate belangrijk werk gedaan op het gebied van onderwijs en sociale zorg. Strathmore was de eerste instelling in Oost-Afrika waar volledige rassenintegratie ingevoerd werd en heeft door het daar gedane werk veel tot de afrikanisering van de cultuur bijgedragen. Hetzelfde kan gezegd worden van het Kianda College, eveneens in Nairobi, dat baanbrekend werk doet voor de positie van de Afrikaanse vrouw.

Verder wijs ik, om nog een voorbeeld te noemen, op de Universiteit van Navarra in Spanje. Die werd in 1952 gesticht en heeft vandaag de dag in totaal 18 faculteiten, scholen en instituten waar meer dan zesduizend studenten ingeschreven staan. In tegenstelling tot wat enige kranten onlangs schreven moet ik zeggen, dat de Universiteit van Navarra niet door overheidssubsidie gesteund wordt. De Spaanse staat verleent geen enkele subsidie voor kosten van onderhoud, maar heeft alleen maar enige bijdragen ter beschikking gesteld voor het scheppen van nieuwe studieplaatsen. De Universiteit van Navarra bestaat bij de gratie van de hulp van privé-personen en particuliere instellingen. Het onderwijssysteem en het universitaire leven zijn geïnspireerd door het criterium van persoonlijke verantwoordelijkheid en van solidariteit onder allen die er werken. Dat systeem functioneert uitstekend en kan als een zeer positieve ervaring in de huidige situatie van de universiteit in de wereld beschouwd worden.

Ik zou het ook kunnen hebben over instellingen van andere aard in de Verenigde Staten, Japan, Argentinië, Australië, Engeland, Frankrijk, op de Filippijnen etc. Maar dat is niet nodig. Ik volsta ermee te zeggen dat het Opus Dei op dit ogenblik over de vijf continenten verspreid is, en dat er mensen lid van zijn die tot zeer verschillende rassen en maatschappelijke standen behoren en die uit meer dan zeventig landen afkomstig zijn.