Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is arbeid → werk en vrijheid.

Kenmerkend voor ieder christelijk leven - langs welke weg zich dit ook realiseert - is de “waardigheid en vrijheid van de kinderen Gods”. Waarop doelt u in het bijzonder, als u met nadruk steeds maar weer een lans breekt voor de vrijheid van de leken?

Om precies te zijn, ik doel op de persoonlijke vrijheid die de leken hebben om in het licht van de door het leergezag verkondigde principes concrete beslissingen te nemen van theoretische of praktische aard, die het meest recht doen aan hun persoonlijke overtuigingen en mogelijkheden. Dit betreft dan beslissingen ten aanzien van de verschillende filosofische, economische en politieke opvattingen, ten aanzien van artistieke of culturele stromingen en verder met betrekking tot problemen binnen het beroeps- en sociale leven. Dit noodzakelijke gebied van autonomie, dat de katholieke gelovige nodig heeft wil hij niet achterop raken ten opzichte van de andere leken, en wil hij zijn specifieke apostolische taak te midden van de tijdelijke realiteiten doeltreffend kunnen uitoefenen, moet altijd zorgvuldig gerespecteerd worden door hen, die in de Kerk het priesterambt vervullen. Gebeurt dit niet - worden de leken als instrumenten gebruikt om bepaalde doelen te bereiken die de bevoegdheden van het hiërarchische ambt te buiten gaan - , dan zou men in een anachronistisch en betreurenswaardig klerikalisme vervallen. Door een dergelijke veroordeling tot permanente onmondigheid zouden de apostolische mogelijkheden van de leken enorm beperkt worden en, wat nog erger is en bovendien juist nu bijzonder actueel, de opvatting zelf over autoriteit en eenheid in de Kerk zou in gevaar komen. We mogen niet vergeten, dat - ook onder katholieken - een gezond pluralisme van maatstaven en ideeën in kwesties die God aan de vrije meningsvorming van de mensen heeft overgelaten, niet alleen in overeenstemming is met de hiërarchische ordening en de noodzakelijke eenheid van het volk Gods, maar deze zelfs versterkt en behoedt voor mogelijke vervalsingen.

Soms hoor je beweren dat het Opus Dei intern als een geheim genootschap georganiseerd is. Wat moet men van zo'n bewering denken? Kunt u ons ook uitleggen welke boodschap u aan de mensen van onze tijd wilde brengen, toen u in 1928 het Werk stichtte?

Vanaf 1928 verkondig ik, dat alle aardse wegen goddelijke wegen kunnen zijn en dat heiligheid niet het privilege van een aantal uitverkorenen is, want de spil van de spiritualiteit van het Opus Dei is de heiliging van de dagelijkse arbeid. Het vooroordeel dat de gewone gelovigen niet meer kunnen dan zich te beperken de clerus in zijn kerkelijke apostolaatswerken bij te staan, moet verdwijnen. Ik wil daarbij opmerken dat, om dit bovennatuurlijk doel te bereiken, de mensen vrij moeten zijn en zich persoonlijk vrij moeten voelen met de vrijheid die Christus voor ons verworven heeft. Om deze leer te verkondigen en aan te geven hoe die in praktijk gebracht kan worden, heb ik nooit geheimzinnig hoeven doen. De leden van het Opus Dei hebben een afschuw van iedere geheimzinnigdoenerij, want het zijn gewone gelovigen, net als anderen. Als ze lid worden van het Opus Dei, veranderen ze niet van levensstaat. Zij zouden er bepaald niet voor voelen om met een bord op hun rug te lopen met het opschrift: “Ik werk voor God”. Dat past een leek niet en het zou niet seculier zijn. Maar ieder die leden van het Opus Dei kent en met hen omgaat, weet dat ze lid zijn, want ook al schreeuwen ze het niet van de daken, ze doen er ook niet geheimzinnig over.

Verwijzingen naar de H. Schrift