Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Universiteit → dienst aan de maatschappij.

Er wordt tegenwoordig veel nagedacht over het probleem, hoe men de universiteit kan democratiseren en hoe men die voor alle rangen en standen van de maatschappij kan openstellen. Een universiteit die geen rekening houdt met haar sociale functie is tegenwoordig ondenkbaar. Hoe staat u tegenover deze democratisering en hoe kan volgens u de universiteit beantwoorden aan haar sociale taak?

De universiteit moet de studenten vormen in een geest van echte dienstbaarheid, dat wil zeggen, dienst aan de maatschappij door het algemeen belang te bevorderen met hun beroepswerk en hun burgerzin. De studenten moeten zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Ze dienen een gezonde onrust ten opzichte van de problemen van hun medemensen te hebben en de edelmoedige bereidheid om die problemen aan te pakken en zich voor een zo goed mogelijke oplossing ervan in te zetten. Dat alles moet de universiteit aan de studenten meegeven.

Ieder die de nodige capaciteiten bezit moet toegang tot het universitaire onderwijs hebben, onafhankelijk van sociale afkomst, economische omstandigheden, ras en godsdienst. Zolang dergelijke belemmeringen nog bestaan zal de democratisering van het onderwijs alleen maar een leeg woord blijven.

In een woord: de universiteit moet voor alle mensen openstaan en de studenten zo opleiden, dat het werk in hun toekomstige beroep alle mensen ten goede komt.

Gezien de materiële en geestelijke nood en de ellende van zovele mensen over de hele wereld voelen veel studenten zich gedwongen om hun solidariteit tot uitdrukking te brengen door actief stelling te nemen voor die mensen. Welke sociale idealen zou men de academische jeugd volgens u tegenwoordig voor ogen moeten houden?

Het ideale is vooral de realiteit van het goed gedane werk, een adequate wetenschappelijke opleiding tijdens de jaren op de universiteit. Is deze basis er eenmaal, dan zijn er talloze plaatsen op de wereld te vinden waar hulp nodig is en waar een persoonlijke, zware en opoffering vergende taak wacht. De universiteit is niet bedoeld om jongeren op te leiden die later de voordelen van hun studie egoïstisch, te eigen bate, aanwenden. Ze moet integendeel voorbereiden op de taak om de medemens in christelijke broederlijkheid en met edelmoedigheid te helpen.

Maar al te vaak blijft de door u genoemde solidariteit steken in gepraat of geschrijf of zelfs nutteloze of schadelijke demonstraties. Voor mij is de enige maatstaf van een echte solidariteit de dienstbaarheid aan de medemens. Ik ken duizenden studenten in Spanje en in andere landen, die afgezien hebben van het opbouwen van hun eigen kleine privé-wereld en zich in hun beroepswerk geven aan de anderen. Menselijk zo volmaakt mogelijk en met jeugdige geest en blijdschap werken zij in onderwijsinstellingen, ontwikkelingsprojecten, initiatieven op sociaal gebied enzovoort.

Welke verantwoordelijkheid dragen volgens u de universiteit als instelling en de afzonderlijke docenten en studenten ten aanzien van de huidige sociale en politieke situatie in ons land en in de rest van de wereld, en verder ten aanzien van oorlog, onrechtvaardigheid en onderdrukking in de wereld? Kan de universiteit het ontplooien van politieke activiteiten binnen haar muren door studenten en docenten onbeperkt toelaten?

Allereerst wil ik duidelijk maken dat wat ik in dit gesprek naar voren breng een mening is, de persoonlijke mening van een man die sinds zijn zestiende (nu ben ik vijfenzestig) nooit het contact met de universiteit heeft verloren. Het gaat hier dus om mijn eigen opvattingen en zeker niet om de opvattingen van het Opus Dei. Het Werk wil noch kan in tijdelijke en discutabele zaken positie kiezen, omdat zijn doelstelling uitsluitend van geestelijke aard is. Elk lid van het Opus Dei bezit en komt in volledige vrijheid op voor zijn eigen persoonlijke standpunt en neemt daarvan dan ook de persoonlijke verantwoordelijkheid op zich.

Om op uw vraag terug te komen, we moeten het, denk ik, eerst eens worden over wat we hier onder “politiek” verstaan. Als je onder politiek verstaat dat je je voor de vrede, de sociale rechtvaardigheid en de vrijheid van alle mensen moet interesseren en werken, dan hebben allen in de universiteit en de universiteit zelf als instelling de plicht om zich deze idealen eigen te maken en om elke inspanning te ondersteunen die erop gericht is de grote problemen van de mensheid op te lossen.

Maar als je onder “politiek” de concrete oplossing van een bepaald probleem verstaat, en wel als een naast andere mogelijke en rechtmatige oplossingen en als resultaat van eerlijke wedijver met anderen die een tegenovergestelde mening zijn toegedaan, dan ben ik van mening dat de universiteit niet de juiste plaats voor dergelijke beslissingen is.

De universiteit is de plaats om zich voor te bereiden op het oplossen van die problemen. De universiteit is een gemeenschappelijk huis; een plaats van studie en van vriendschap, van vreedzaam samenleven van mensen met verschillende zienswijzen, die steeds het legitieme pluralisme van de maatschappij tot uitdrukking brengen.

Kunt u als grootkanselier van de Universiteit van Navarra iets zeggen over de motieven die u ertoe gebracht hebben om die universiteit te stichten? Welke betekenis heeft ze in het kader van de andere Spaanse universiteiten?

Jaren voor de stichting ervan had ik, en velen met mij, voor die universiteit gebeden. Ik ben blij dat nu te kunnen zeggen. In 1952 werd ze in het leven geroepen. Zo werd voldaan aan de wens om een instelling van universitair onderwijs te stichten waarin de culturele en apostolische idealen van een aantal professoren, die zich bewust waren van de grote verantwoordelijkheid van hun onderwijstaak, verwezenlijkt konden worden. Het ging er toen - en ook nu nog - om, dat er samen met de andere universiteiten een bijdrage geleverd werd aan de oplossing van het grote onderwijsprobleem in Spanje en in andere landen, waar men goed gevormde mensen nodig heeft die in staat zijn mee te werken aan de opbouw van een rechtvaardiger maatschappij.

De docenten die begonnen zijn op de universiteit van Navarra, waren in de Spaanse universitaire wereld geen onbekenden. Ze hadden in Madrid, Barcelona, Santiago, Granada en op vele andere universiteiten eerst gestudeerd en toen daar college gegeven. Deze nauwe samenwerking - ik durf te zeggen dat ze nauwer is dan gebruikelijk - wordt nog steeds voortgezet door bijvoorbeeld veelvuldige uitwisselingen en bezoeken van professoren, nationale congressen waarin onderlinge banden worden versterkt. Hetzelfde contact bestond en bestaat met de beste universiteiten van andere landen. Dit wordt bevestigd door de recente benoeming van professoren van de Sorbonne, van Harvard, Coïmbra, Münster en Leuven tot doctor honoris causa van de Universiteit van Navarra.

De Universiteit van Navarra heeft ook de bereidheid tot steun van vele mensen weten te mobiliseren, voor wie de vooruitgang van het land in zeer belangrijke mate gebaseerd is op universitaire studie die onafhankelijk is van persoonlijke financiële mogelijkheden. Zo is de Vereniging van Vrienden van de Universiteit van Navarra opgericht die dankzij royale hulp al een groot aantal studiebeurzen beschikbaar kon stellen. Dit aantal zal blijven groeien, net zoals het aantal Afro-Aziatische en Latijns-Amerikaanse studenten zal blijven toenemen.

Er is geschreven dat de Universiteit van Navarra een universiteit voor rijken is, en dat ze desondanks nog aanzienlijke subsidies van de Staat krijgt. Wat het eerste punt betreft weten we zelf dat die bewering niet klopt, want we zijn tenslotte zelf studenten en kennen onze medestudenten van Navarra. Maar hoe zit dat met die overheidssubsidie?

Er zijn concrete gegevens, die door de pers gepubliceerd en dus voor ieder toegankelijk zijn, waaruit blijkt dat - bij ongeveer even hoge collegegelden als op de andere universiteiten - het percentage studenten dat financiële steun bij hun studie ontvangt op de Universiteit van Navarra hoger is dan op elke andere universiteit in het land. En ik kan u zeggen dat dit aantal nog zal toenemen, totdat een hoger of op zijn minst even hoog percentage bereikt wordt als op de universiteiten buiten Spanje, die zich het meest onderscheiden door inspanningen om maatschappelijke verbeteringen te bereiken.

Het is te begrijpen dat het verbazing wekt en aan de aanwezigheid van aanzienlijke financiële middelen doet denken als je het levende organisme van de Universiteit van Navarra zo bewonderenswaardig ziet functioneren. Maar bij dit soort overdenkingen wordt er geen rekening mee gehouden dat economische middelen alleen niet voldoende zijn om een zaak te laten bloeien. Dat deze universiteit zo'n grote vitaliteit bezit wordt vooral veroorzaakt door de grote inzet, de geestdrift en de arbeidsintensiteit, die allen, van hoog tot laag, te beginnen bij de professoren en verder de studenten en administratieve en andere krachten, de portiers en de werksters - deze geweldige vrouwen van Navarra - erin geïnvesteerd hebben. Zonder die steun zou de universiteit niet levensvatbaar geweest zijn.

Wat de financiën betreft wordt de universiteit door zeer uiteenlopende subsidies in stand gehouden. Op de eerste plaats komt de steun die de Provincie Navarra voor de instandhouding geeft. Ook moet genoemd worden het gemeentebestuur van Pamplona, dat zoals gebruikelijk in gemeenten van veel andere landen, terreinen voor de nieuwe universiteitsgebouwen ter beschikking gesteld heeft. U zult uit ervaring weten, welk geestelijk en economisch belang een provincie als Navarra en heel concreet Pamplona eraan hecht om over een moderne universiteit te beschikken, die voor alle burgers de mogelijkheid opent om een goede universitaire opleiding te krijgen.

U vraagt naar subsidies van de kant van de Staat. Welnu, de Spaanse Staat levert geen bijdrage voor het instandhouden van de Universiteit van Navarra. Hij heeft een aantal subsidies verleend voor het creëren van nieuwe studieplaatsen, die de grote financiële lasten verminderen die door de nieuwe instituten ontstaan.

Andere bronnen van inkomsten zijn voor wat de Technische Universiteit van industriële ingenieurs betreft de bijdrage van diverse instellingen in Guipúzcoa, met name van de provinciale Spaarbank van Guipúzcoa.

Van meet af aan was de hulp van Spaanse en buitenlandse stichtingen van zeer grote betekenis voor de universiteit. Zo kreeg de universiteit een belangrijke officiële gift van de Verenigde Staten voor de uitrusting van de Technische Universiteit met wetenschappelijke instrumenten, een bijdrage van de Duitse hulporganisatie Misereor voor de nieuwe gebouwen, bijdragen van de Stichting Huarte voor het kankeronderzoek, van de Stichting Gulbekian en ga zo maar door.

De meest verblijdende hulp komt van de kant van talloos veel particulieren uit alle rangen en standen - velen leven in bescheiden economische omstandigheden - , uit binnen- en buitenland die voor zover mogelijk ertoe bijdragen de universiteit in stand te houden.

Ten slotte mogen we de ondernemingen niet vergeten die in het wetenschappelijk onderzoek geïnteresseerd zijn en daaraan meewerken of die op enigerlei wijze steun verlenen.

Misschien denkt u dat er zo meer dan genoeg geld beschikbaar is. Helaas is dat niet het geval. De Universiteit van Navarra is nog steeds niet in staat economisch op eigen wieken te drijven. Ik zou graag willen dat nog meer mensen en stichtingen zouden helpen, zodat dat werk in dienst en ten bate van de maatschappij op een nog ruimere schaal kan worden voortgezet.

U bent de stichter van het Opus Dei en de initiatiefnemer voor een breed gamma van universitaire instellingen in de hele wereld. Kunt u ons zeggen welke redenen het Opus Dei ertoe gebracht hebben om die instellingen in het leven te roepen? Wat zijn de bijzondere kenmerken van de bijdrage van het Opus Dei op dit gebied van onderwijs?

Het doel van het Opus Dei is veel mensen in de hele wereld in theorie en in praktijk te doen beseffen dat je je gewone bezigheid, het dagelijkse werk in je beroep kunt heiligen. Dat je midden in het dagelijkse leven kunt streven naar de christelijke volmaaktheid, zonder het werk waartoe de Heer ons geroepen heeft te verlaten. De belangrijkste apostolische activiteit van het Opus Dei is dan ook het persoonlijke apostolaat dat de leden ervan individueel door het werken in hun beroep verwezenlijken. Zij bereiken dit door ernaar te streven hun werk - ondanks de persoonlijke tekortkomingen die ieder mag hebben, te beginnen bij mij - op menselijk zo volmaakt mogelijke wijze te doen. Dat gebeurt in elk milieu en overal ter wereld, want tot het Opus Dei behoren mensen uit alle rangen en standen van meer dan zeventig landen.

Bovendien bevordert het Opus Dei als zodanig, in samenwerking met een groot aantal andere mensen, die geen lid en vaak niet eens christen zijn, gemeenschappelijke apostolaatswerken, waarmee het een bijdrage wil leveren aan de oplossing van actuele problemen van onze maatschappij: vormingscentra, instellingen van sociale hulpverlening, scholen voor beroepsonderwijs enzovoort.

De initiatieven op het gebied van het universitaire onderwijs waarover u sprak, vormen slechts een van de vele aspecten van deze activiteiten. De kenmerken ervan kan men als volgt samenvatten: opvoeding tot persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Waar vrijheid en verantwoordelijkheid heersen werkt men graag en beter, controle of toezicht zijn overbodig, omdat ieder zich thuis voelt en een eenvoudig lesrooster is dan gewoon voldoende. Verder een geest van saamhorigheid, zonder enige vorm van discriminatie. In de gemeenschap wordt de persoonlijkheid gevormd, want daar leer je dat je de vrijheid van de ander moet respecteren als je je eigen vrijheid gerespecteerd wilt zien. En ten slotte de geest van menselijke broederlijkheid: je moet je eigen talenten in dienst van je medemensen stellen, anders hebben ze weinig nut. De gemeenschappelijke apostolaatswerken die het Opus Dei in de hele wereld tot stand brengt, staan ten dienste van alle mensen, omdat ze een christelijke dienst zijn.

Wel bevordert het Opus Dei op de hele wereld de bouw en instandhouding van vormingscentra voor arbeiders in de industrie en in de landbouw, van scholen voor basis- en middelbaar onderwijs en van universiteiten, verder van velerlei andere instellingen, want het werkterrein van het apostolaat is - zoals ik jaren geleden eens geschreven heb - als een zee zonder oevers.

Maar waarom zou ik hier langer bij stil blijven staan, als jullie aanwezigheid hier veel meer zegt dan een lange redevoering? Jullie, vrienden van de Universiteit van Navarra, maken deel uit van een volk, dat zich verplicht weet tot de vooruitgang van de maatschappij waartoe het behoort. Jullie hartelijk medeleven, jullie gebed en jullie onbaatzuchtige hulp lopen niet via de kanalen van een katholiek confessionalisme. Jullie medewerking is eerder een duidelijk bewijs van de rechtschapen gezindheid, waarmee jullie als staatsburgers voor het tijdelijke welzijn zorg dragen. Jullie getuigen ervan dat een universiteit vanuit de krachten van een volk geboren kan worden en door het volk in stand gehouden kan worden.

En daarom zou ik ze allemaal opnieuw voor de medewerking aan onze universiteit willen danken: de stad Pamplona, de provincie Navarra en de vrienden van de universiteit, die uit alle streken van Spanje afkomstig zijn en onder wie zich ook, tot mijn grote blijdschap, niet-Spanjaarden en niet-katholieken en zelfs niet-christenen bevinden die daadwerkelijk bewijzen dat ze het doel en de geest van deze onderneming begrepen hebben.

Zij allen dragen ertoe bij dat de universiteit een steeds levendiger brandpunt van burgerlijke vrijheid, intellectuele opleiding en beroepsijver wordt en nieuwe impulsen aan de universitaire vorming geeft. Jullie edelmoedige opoffering is de basis voor de realisering van een universeel werk, dat streeft naar de verbetering van de menselijke wetenschap, naar sociale vooruitgang en naar de vorming in het geloof.

Het volk van Navarra heeft dat allemaal duidelijk begrepen en ziet in zijn universiteit niet op de laatste plaats een factor ten gunste van de economische en vooral sociale vooruitgang van de regio. Want de universiteit heeft voor veel jongeren uit de regio de toegang tot academische beroepen mogelijk gemaakt, wat anders in elk geval moeilijker en in bepaalde gevallen zelfs onmogelijk zou zijn geweest. Het duidelijke besef van de betekenis die de universiteit voor de regio zou kunnen krijgen was zeker de reden voor de steun, die Navarra aan de universiteit van meet af aan verleend heeft, een steun, die ongetwijfeld steeds omvangrijker en enthousiaster zal moeten zijn.

Ik hoop nog steeds - het zou trouwens rechtvaardig zijn en het is in veel landen gebruikelijk - dat ook de Spaanse staat op zekere dag bereid zal zijn om de last te verlichten van een onderneming die geen privé-voordeel zoekt, maar die zich uitsluitend wijdt aan de dienst aan de maatschappij, en die ernaar streeft om doelgericht aan het tegenwoordig en toekomstig welzijn van het hele land mee te werken.