Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Waarheidsliefde.

We hebben in de heilige Mis de tekst gelezen uit het evangelie van de heilige Johannes, waarin de geschiedenis van de wonderbaarlijke genezing van de blindgeborene wordt verteld. Ik denk haast dat de macht en het medeleven van God ieder van ons weer heeft getroffen. Het menselijk leed laat Hem niet onverschillig. Ik wil me vandaag op enkele aspecten concentreren die ons laten zien dat een christen die van God houdt ook niet onverschillig is voor het lot van de mensen, en dat hij voor iedereen respect heeft. We zullen ook zien dat het gevaar groot is dat zodra de liefde verflauwt, een fanatieke en genadeloze aanslag op het geweten van anderen wordt gedaan.

In het voorbijgaan — zo zegt het heilig evangelie — zag Hij een man die blind was van zijn geboorte af (Joh 9, 1). Jezus komt langs. Ik heb de eenvoudige manier waarop de goedheid van God wordt afgeschilderd vaak bewonderd. Jezus komt langs en merkt het lijden meteen op. Maar kijk eens hoe anders de gedachten van de leerlingen zijn. Ze vragen hem: Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd? (Joh 9, 2).

Valse oordelen

We moeten er niet van opkijken dat veel mensen zich zo opstellen, ook onder degenen die zich christen noemen. Ze denken bij voorbaat slecht over anderen, nemen zonder enig bewijs aan dat ze gelijk hebben en ze durven dat vermetel oordeel zelfs tegenover iedereen te uiten.

Het gedrag van de leerlingen zou je zacht uitgedrukt lichtvaardig kunnen noemen. Maar er waren in die samenleving — net zoals nu, want daar is weinig in veranderd — mensen voor wie die gedragslijn de norm was: de Farizeeën. Denk maar hoe Jezus hen aanklaagt: Immers: Johannes komt, eet niet en drinkt niet, en ze zeggen: Hij is van de duivel bezeten! De Mensenzoon komt, eet en drinkt wel, en ze zeggen: Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars! (Mt 11, 18-19).

Systematische aanvallen op iemands goede naam, laatdunkend spreken over iemand met een onberispelijk gedrag… Dit soort bijtende en gemene kritiek heeft Jezus moeten verduren en het is niet te verwonderen dat die ook uitgestort wordt over het hoofd van mensen die de Meester willen volgen. Die mensen zijn zich heus wel bewust van hun armzaligheid en hun fouten. Die zijn overigens maar klein en, ik zou eraan willen toevoegen, gezien de menselijke zwakheid, onvermijdelijk. Maar dat is nog geen vrijbrief om zonden en vergrijpen — of roddeltjes, zoals ze met een merkwaardig soort begrip worden genoemd — tegen de goede naam van wie dan ook te rechtvaardigen. Jezus zegt weliswaar dat je niet kunt verwachten dat men de huisgenoten beter zal behandelen dan de huisvader die voor Beëlzebub werd uitgemaakt, (zie Mt 10, 25) maar Hij zegt ook duidelijk: Wie tot zijn broeder zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel (Mt 5, 22).

Waar komt dit onrechtvaardig oordeel over anderen vandaan? Het lijkt wel dat sommige mensen steevast een bril dragen die hun waarneming vervormt. Ze twijfelen uit principe aan de mogelijkheid dat iemand integer is, of op zijn minst zijn best doet om zich goed te gedragen. Zij vatten alles op ad modum recipientis, zoals het oude filosofische gezegde luidt, volgens de vorm van hun eigen vat: volgens hun eigen misvormde geweten. Voor hen zit achter het meest integere hoe dan ook een valse bedoeling, die zich schijnheilig probeert voor te doen als goedheid. Als zij het goede duidelijk voor zich zien, schrijft de heilige Gregorius, zoeken zij zorgvuldig of daar niet iets slechts achter schuilgaat [Moralia, 6, 22 (PL 75, 750)].

Er zijn mensen bij wie deze deformatie bijna een tweede natuur is geworden, en het is heel moeilijk om hen te laten inzien dat het veel menselijker en fatsoenlijker is om goed te denken van de naaste. De heilige Augustinus geeft de volgende raad: Probeer de deugden te krijgen die uw broeders volgens uw oordeel niet hebben en u zult hun gebreken niet meer zien, omdat u ze zelf niet meer hebt [Enarrationes in psalmos, 30, 2, 7 (PL 36, 243)]. Sommigen zullen deze redenering naïef vinden. Zij zijn realistischer, verstandiger.

Zij verheffen hun vooroordeel tot maatstaf en zullen iedereen bij voorbaat beledigen alvorens naar argumenten te luisteren. Vervolgens geven ze, objectief en goedhartig als ze zijn, degene die ze gekwetst hebben misschien nog de kans zich te verdedigen. Dit is in strijd met iedere vorm van recht en moraal, want in plaats van zelf het bewijs te leveren van wat iemand vermoedelijke fout heeft gedaan, verlenen zij de onschuldige het voorrecht zijn onschuld aan te tonen.

Ik wil de waarheid niet verbloemen — dat zou niet eerlijk zijn — door te doen alsof het voorgaande een paar ideeën zijn uit de moraaltheologie en uit juridische verhandelingen. Ze zijn echter gebaseerd op de ervaring die veel mensen aan den lijve hebben ondervonden. Zoals vele anderen zijn ze jarenlang de schietschijf geweest van geroddel, verdachtmaking, kwaadsprekerij. Door de genade van God en een karakter dat niet haatdragend is, heeft niets van dat alles ook maar het minste spoor van verbittering in hen achtergelaten. Mihi pro minimo est, ut a vobis iudicer, mij is echter heel weinig aan uw oordeel gelegen (1 Kor 4, 3), zouden ze met de heilige Paulus kunnen zeggen. Soms hebben ze er misschien in wat gewonere taal aan toegevoegd dat het hen allemaal koud liet. Want zo is het.

Anderzijds moet ik zeggen dat de ziel van iemand die de goede naam van anderen te grabbel gooit me verdriet doet, want hij richt zichzelf te gronde. En ik vind het ook erg voor de vele mensen die niet weten hoe ze moeten kijken bij extreme beschuldigingen die uit de lucht gegrepen zijn: ze zijn verbijsterd, kunnen niet geloven wat ze horen en hopen dat het een nachtmerrie is.

Een paar dagen geleden lazen wij in een lezing van de heilige Mis de geschiedenis van Susanna, een kuise vrouw die door twee verdorven oude mannen vals was beschuldigd van ontucht. Susanna zuchtte diep en sprak: van alle kanten word ik bedreigd: want doe ik het, dan wacht mij de dood; doe ik het niet, dan zal ik uw hand niet ontkomen (Dan 13, 22). Hoe vaak gebeurt het niet dat de doortraptheid van jaloerse mensen of intriganten vele onschuldige mensen in zo”n situatie brengt! Ze worden voor de keuze gesteld: de Heer beledigen, of aangetast worden in hun eer. De enige edele en waardige oplossing is echter buitengewoon pijnlijk, en ze moeten beslissen: Maar liever val ik onschuldig in uw handen dan te zondigen tegen de Heer (Dan 13, 23).

Deze voorbeelden verzin ik niet. Ik ben ervan overtuigd dat iedere persoon of iedere instelling met een beetje naam de casuïstiek kan aanvullen. In sommige kringen is de valse mentaliteit gekweekt dat het publiek, of het volk, of hoe ze het willen noemen, het recht heeft de meest persoonlijke details van andermans leven te kennen en er een mening over te hebben.

Mag ik een paar woorden zeggen over iets dat mij heel na aan het hart ligt? Al meer dan dertig jaar heb ik op allerlei manieren gezegd en geschreven dat het Opus Dei geen tijdelijke of politieke doelstellingen heeft. Het wil enkel en alleen de kennis en de praktijk van de leer van Christus verspreiden onder mensen van alle rassen, alle sociale lagen van de maatschappij, in alle landen, en eraan bijdragen dat er op aarde meer liefde voor God is en dus meer vrede en rechtvaardigheid onder de mensen die allemaal kinderen van één en dezelfde Vader zijn.

Duizenden, miljoenen mensen in de hele wereld hebben het begrepen. Anderen, of beter gezegd weinigen, schijnen het om wat voor reden dan ook niet te begrijpen. In mijn hart sta ik dichter bij de eersten, maar de anderen respecteer ik ook. Ik houd van hen, want allen hebben een waardigheid die waardering en respect verdient en allen zijn geroepen tot de heerlijkheid van de kinderen van God.

Maar er is altijd wel een sektarische minderheid die niet begrijpt waarnaar mijn liefde en die van vele anderen uitgaat. Zij verlangen verklaringen en onderbouwingen die passen bij hun uitsluitend politieke denkwijze die is gericht op groepsbelangen en machtsverhoudingen. Het is een manier van denken die zich afsluit voor het bovennatuurlijke. Als zij geen verklaring krijgen die in hun straatje past — een verklaring die dus niet zou kloppen — dan denken ze met argwaan aan leugens, laaghartigheid en duistere plannen.

Ik moet zeggen dat dergelijke dingen mij niet somber of bezorgd maken, ik wil er aan toevoegen dat ik er zelfs plezier om zou hebben als ik dan niet over het feit zou heenstappen dat de naaste hierdoor beledigd wordt, en dat het een ten hemelschreiende zonde is. Ik ben van Aragon, een streek in Spanje waar de mensen de naam hebben recht door zee te gaan. Van nature houd ik van oprechtheid en heb ik een instinctieve afkeer van alles wat onecht is. Ik heb altijd geprobeerd om zonder aanmatiging of trots met de waarheid te antwoorden, ook tegenover mensen die ongemanierd, arrogant en vijandig waren en geen spoor van menselijkheid toonden.

Het antwoord van de blindgeborene aan de Farizeeën, toen ze hem voor de zoveelste keer vroegen hoe het wonder gebeurd was, is vaak bij mij opgekomen: Dat heb ik al verteld, maar gij hebt niet geluisterd. Waarom wilt ge het opnieuw horen? Wilt ook gij soms leerlingen van Hem worden? (Joh 9, 27).