Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Waarheidsliefde.

Zou u de bewering kunnen onderschrijven die men af en toe kon horen, dat het bijzondere karakter van het Spaanse milieu van de laatste dertig jaar het groeiproces van het Werk in dat land heeft bevorderd?

Er zijn maar weinig landen waar we ongunstiger voorwaarden aantroffen dan in Spanje. Het spijt me dat ik dat moet zeggen, omdat ik van mijn vaderland houd. Maar Spanje is het land dat het meeste inspanning en lijden kostte voordat het Werk daar wortel schoot. Het Werk was amper geboren of het werd al geconfronteerd met de oppositie van de vijanden van de persoonlijke vrijheid. Ook ontmoette het tegenstand van mensen die zo vastgeroest waren aan hun traditionele ideeën dat ze het leven van de leden van het Opus Dei niet konden begrijpen: het leven van heel normale mensen die moeite doen om volledig volgens hun christelijke roeping te leven zonder de wereld te verlaten.

Ook voor de gemeenschappelijke apostolische werken waren de voorwaarden in Spanje niet bijzonder gunstig. In veel landen waar de meerderheid van de bevolking niet katholiek is hebben de regeringen de vormings- en sociale instellingen die door de leden van het Opus Dei in het leven geroepen waren, met veel meer edelmoedigheid ondersteund dan in Spanje. En dat, terwijl de hulp die dergelijke regeringen aan deze apostolaatswerken van het Opus Dei verlenen dezelfde is die ze aan andere soortgelijke instellingen verlenen; het gaat dus niet om een privilege, maar slechts om de erkenning van het feit dat ze een sociale functie uitoefenen waardoor de staatskas wordt ontlast.

De geest van het Opus Dei vond, toen het zich in alle landen uitbreidde, direct weerklank en schoot overal wortel. Als het Opus Dei op moeilijkheden stuitte werden ze veroorzaakt door valse beweringen die juist uit Spanje kwamen en uitgevonden werden door Spanjaarden, afkomstig uit enige zeer concrete kringen van het maatschappelijk leven. In eerste instantie is er de internationale organisatie die ik daarnet al noemde. Maar dat hoofdstuk schijnt nu verleden tijd te zijn, en ik ben geen haatdragend mens, tegenover niemand. Verder is er een aantal mensen, dat niets van het pluralisme begrijpt, mensen met een al te groot groepsbewustzijn, die zelfs in een bekrompen, totalitaire denktrant vervallen en zich bedienen van de naam katholiek om politiek te bedrijven. Om voor mij onverklaarbare redenen - misschien op grond van valse, al te kleinmenselijke overwegingen - schijnen sommigen er plezier in te hebben om het Opus Dei aan te vallen. En omdat ze financieel draagkrachtig zijn - ze beschikken nu eenmaal over het geld van de Spaanse belastingbetaler - worden hun aanvallen door bepaalde kranten verspreid.

Ik zie dat u concrete namen van personen en instituten verwacht. Ik wil echter geen namen noemen en hoop dat u er begrip voor hebt. Immers, het is niet mijn taak en ook niet die van het Opus Dei om politiek te bedrijven. Mijn taak is het te bidden. En ik wil niets zeggen wat als inmenging in de politiek opgevat zou kunnen worden. Ja, ik vind het pijnlijk om zelfs maar over deze dingen te moeten praten. Haast veertig jaar heb ik gezwegen. Als ik dan nu spreek is het alleen maar omdat ik de plicht heb om de verkeerde interpretaties die de waarheid geweld aandoen, aan de kaak te stellen. Een aantal mensen bedient zich ervan om een uitsluitend geestelijk werk in diskrediet te brengen. Daarom zal ik in de toekomst mijn mond opendoen en, mocht het nodig zijn, steeds duidelijker worden, ook al heb ik tot nu toe gezwegen.

Maar om op het belangrijkste onderwerp van uw vraag terug te komen:als veel mensen uit alle rangen en standen van de maatschappij, ook in Spanje, de beslissing genomen hebben om met behulp van het Werk en volgens de geest van het Werk Christus na te volgen, dan kan de verklaring daarvoor niet in het Spaanse milieu of in andere, uiterlijke omstandigheden gevonden worden. Het bewijs ervoor wordt juist door diegenen geleverd die lichtvaardig zoiets beweren en moeten toezien, hoe hun eigen groepen sterk in aantal achteruitgaan. En dat, terwijl de uiterlijke omstandigheden voor ieder dezelfde zijn. Mogelijk legt, menselijk gesproken het feit dat zij een groepsgeest cultiveren terwijl wij niemand van zijn persoonlijke vrijheid beroven, gewicht in de schaal.

Als het Opus Dei zich in Spanje, - zoals dat trouwens ook in een aantal andere landen is gebeurd - , goed heeft kunnen ontwikkelen, komt dat mogelijkerwijs voor een deel omdat ons geestelijk werk daar al veertig jaar geleden begonnen is, terwijl, zoals ik al eerder zei,de Spaanse burgeroorlog en daarna de wereldoorlog er noodgedwongen toe geleid hebben dat het begin van het Werk in andere landen later moest vallen. Niettemin is het een feit dat reeds verscheidene jaren de Spanjaarden in het Werk in de minderheid zijn.

U moet niet denken, en ik herhaal het, dat ik niet van mijn land houd of dat ik niet oprecht blij ben met de activiteit van het Opus Dei in Spanje. Maar het is triest dat er mensen zijn die verkeerde of dubbelzinnige informatie over het Opus Dei en over Spanje de wereld in sturen.

Soms hoor je beweren dat het Opus Dei intern als een geheim genootschap georganiseerd is. Wat moet men van zo'n bewering denken? Kunt u ons ook uitleggen welke boodschap u aan de mensen van onze tijd wilde brengen, toen u in 1928 het Werk stichtte?

Vanaf 1928 verkondig ik, dat alle aardse wegen goddelijke wegen kunnen zijn en dat heiligheid niet het privilege van een aantal uitverkorenen is, want de spil van de spiritualiteit van het Opus Dei is de heiliging van de dagelijkse arbeid. Het vooroordeel dat de gewone gelovigen niet meer kunnen dan zich te beperken de clerus in zijn kerkelijke apostolaatswerken bij te staan, moet verdwijnen. Ik wil daarbij opmerken dat, om dit bovennatuurlijk doel te bereiken, de mensen vrij moeten zijn en zich persoonlijk vrij moeten voelen met de vrijheid die Christus voor ons verworven heeft. Om deze leer te verkondigen en aan te geven hoe die in praktijk gebracht kan worden, heb ik nooit geheimzinnig hoeven doen. De leden van het Opus Dei hebben een afschuw van iedere geheimzinnigdoenerij, want het zijn gewone gelovigen, net als anderen. Als ze lid worden van het Opus Dei, veranderen ze niet van levensstaat. Zij zouden er bepaald niet voor voelen om met een bord op hun rug te lopen met het opschrift: “Ik werk voor God”. Dat past een leek niet en het zou niet seculier zijn. Maar ieder die leden van het Opus Dei kent en met hen omgaat, weet dat ze lid zijn, want ook al schreeuwen ze het niet van de daken, ze doen er ook niet geheimzinnig over.

Hoe is op het ogenblik de situatie van het Werk in Frankrijk?

Zoals ik reeds zei, is de leiding van het Werk in elk land autonoom. De beste inlichtingen over het Werk van het Opus Dei in Frankrijk kunt u van de leiding daar krijgen.

Tot de apostolaatswerken waarvoor het Werk daar in gemeenschappelijk verband de verantwoordelijkheid op zich neemt, behoren bijvoorbeeld studentenhuizen (zoals de Résidence Internationale de Rouvray in Parijs of de Résidence universitaire de L'Ile Verte in Grenoble), conferentiecentra (zoals het Centre de Rencontres de Couvrelles in het Département Aisne). Ik wil er echter aan herinneren dat die gemeenschappelijke werken van het Opus Dei niet het belangrijkste zijn. De hoofdzaak is het directe, persoonlijke getuigenis van de leden in hun dagelijks werk. En dan kan men niet in getallen denken. Maar denkt u nu niet meteen aan het schrikbeeld van de geheimzinnigheid. De vogels in de lucht doen ook niet geheimzinnig, en niemand haalt het in zijn hoofd om ze te tellen.

Kunt u tot slot nog een paar woorden zeggen over ons werk in de studentenpers?

Het beroep van journalist is iets geweldigs, ook het werk aan een studentenkrant. Jullie kunnen er veel toe bijdragen om onder jullie medestudenten de liefde voor echte idealen en de bereidheid om het eigen egoïsme te overwinnen te bevorderen. Dat geldt ook voor het ontwikkelen van het gevoel voor gemeenschappelijke taken en voor broederschap onder de mensen. En nu opnieuw kan ik niet nalaten jullie uit te nodigen om de waarheid te beminnen.

Ik moet jullie eerlijk mijn afkeer bekennen van de “sensatiezucht” van bepaalde journalisten die de waarheid maar half vertellen. Informeren betekent niet dat je halverwege tussen waarheid en leugen blijft staan; dat heeft niets meer te maken met informatie of met moraal. Mensen, die een paar halve waarheden met een flink aantal vergissingen en zelfs met opzettelijke laster vermengen kun je geen journalisten noemen. Het zijn dan alleen maar een paar meer of minder goed geoliede tandwielen in het raderwerk van bepaalde organisaties die onwaarheden verspreiden in de overtuiging dat deze dan vanzelf, dankzij de onnozelheid en de domheid van niet weinig mensen, tot vervelens toe herhaald worden.

Ik moet bekennen dat die valse journalisten er, wat mij betreft, goed vanaf komen, want er gaat geen dag voorbij of ik bid voor hen en vraag de Heer om ze een zuiver geweten te geven.

Ik wil jullie dus vragen om de liefde voor de goede journalistiek te verspreiden, die niet tevreden is met onbevestigde geruchten en niet met het men zegt, dat door warhoofden bij elkaar gefantaseerd is. Geef informatie met feiten, met resultaten, zonder over de bedoelingen van de mensen te oordelen en respecteer op een gelijkmoedige wijze de legitieme verscheidenheid van meningen, zonder te vervallen in persoonlijke aanvallen. Waar echte informatie ontbreekt is het zeer moeilijk dat mensen het goed met elkaar kunnen vinden. Echte informatie is niet bang voor de waarheid, ze laat zich niet leiden door persoonlijk voordeel, noch door een vals prestige of door economische kansen.

Verwijzingen naar de H. Schrift