Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is liefde → kenmerken van de liefde.

Hij deed de wil van God, zijn Vader

Ik doe de waarheid geen geweld aan als ik jullie zeg dat Jezus ook vandaag op zoek is, op zoek naar een rustplaats in ons hart. Laten we Hem vergiffenis vragen voor onze blindheid en ondankbaarheid, en om de genade smeken ons hart nooit meer voor Hem te sluiten.

Onze Lieve Heer maakt er geen geheim van dat de onderwerping aan de wil van God zelfverloochening en overgave vereist, want liefde vraagt geen rechten: zij wil dienen. Hij is ons op die weg voorgegaan. Jezus, hoe was Uw gehoorzaamheid? Usque ad mortem, mortem autem crucis, tot aan de dood, de dood aan het kruis (Fil 2, 8). Wij moeten loskomen van onszelf, ons het leven moeilijk maken, het verliezen uit liefde voor God en de zielen. Je wilde een rustig leven, maar God wilde anders. Er bestaan twee willen: jouw wil moet worden bijgesteld om één te worden met de wil van God; de wil van God hoeft zich niet aan die van jou aan te passen [H. Augustinus, Enarrationes in psalmos, 31, 2, 26 (PL 36, 274)].

Ik heb gezien hoeveel mensen zich hun leven lang hebben ingezet om te doen wat God van hen vroeg; zoals U, Heer, tot de dood toe. Dat geeft reden tot blijdschap. Ze hebben zich, ook in hun beroepswerk, met hart en ziel ingezet voor de Kerk en voor het welzijn van alle mensen.

We willen leren gehoorzamen, leren dienen. Er bestaat niets waardevollers dan de vrijwillige overgave ten bate van andere mensen. Als de trots de kop opsteekt en de hoogmoed ons doet denken dat we supermensen zijn, dan wordt het tijd dat we nee zeggen en we onze triomf enkel en alleen in de nederigheid zoeken. Op die manier zullen we ons vereenzelvigen met Christus aan het kruis, niet met tegenzin, bang of onwillig, maar blij, want de blijdschap die in de zelfverloochening ligt is het beste bewijs van onze liefde.

Balsem op de ogen

De zonde van de Farizeeën was niet dat ze God niet zagen in Christus, maar dat zij zich moedwillig in zichzelf opsloten en niet duldden dat Jezus, die het licht is, hen de ogen zou openen (zie Joh 9, 39-41). Als wij ons opsluiten in onszelf dan heeft dat directe gevolgen voor onze relatie met onze medemensen. De Farizeeër die meent zelf licht te zijn en niet wil dat God hem de ogen opent, is dezelfde die zijn naaste hooghartig en onrechtvaardig behandelt: God, ik dank U dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar (Lc 18, 11) bidt hij. En de blindgeborene die doorgaat de waarheid over de wonderbaarlijke genezing te vertellen, beledigen ze: In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen? Toen wierpen ze hem buiten (Joh 9, 34).

Onder hen die Christus niet kennen zijn veel fatsoenlijke mensen die van nature aanvoelen wat passend is: ze zijn oprecht, hartelijk en beleefd. Als zij en ook wij toelaten dat Christus de blindheid geneest die er nog in onze ogen is, als wij het goed vinden dat de Heer het slijk voor ons gebruikt dat in zijn handen de werkzaamste balsem wordt, dan zullen we de aardse werkelijkheid in een nieuw licht, in het licht van het geloof zien en een glimp opvangen van de eeuwige werkelijkheid: we zullen een heldere visie krijgen.

Dat is de roeping van de christen, de roeping tot de volheid van de liefde die lankmoedig is en goedertieren; niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt niet wat haar niet aangaat, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles duldt zij (1 Kor 13, 4-7).

De liefde van Christus is meer dan gevoel hebben voor de naaste, meer dan menslievendheid. De liefde, die door God in de ziel wordt uitgestort, verandert het verstand en de wil van binnenuit, en geeft een bovennatuurlijk fundament aan de vriendschap en aan de vreugde om het goede te doen.

Kijk naar de scène van de genezing van de lamme die in de Handelingen van de apostelen wordt verteld. Petrus en Johannes gaan naar de tempel en zien in het voorbijgaan een man die bij de tempelpoort zit; hij is vanaf zijn geboorte verlamd. Alles doet denken aan de genezing van de blindgeborene waarover we het hadden. Maar nu denken de leerlingen niet dat het leed te wijten is aan de persoonlijke zonden van de zieke of aan de fouten van zijn ouders. Ze zeggen: In de naam van Jezus Christus de Nazareeër: gebruik uw voeten! (Hand 3, 6). Vroeger waren ze vol onbegrip, nu vol medelijden; vroeger hadden ze meteen hun oordeel klaar, nu genezen zij op wonderbaarlijke wijze in naam van de Heer. Kijk, het is steeds weer Christus die langskomt! Christus die door de straten en over de pleinen van de wereld blijft langskomen door middel van zijn leerlingen, de christenen. En ik vraag Hem met heel mijn hart dat Hij bij de ziel van velen die nu naar mij luisteren langskomt.

De ware devotie tot het Hart van Christus

Er ligt een enorme rijkdom in die paar woorden: heilig Hart van Jezus. Als wij over het menselijk hart spreken, dan denken we niet alleen aan het gevoel maar aan de hele persoon die liefheeft en met andere mensen omgaat. In de manier waarop de mens zich uitdrukt — en die de heilige Schrift overneemt om goddelijke zaken begrijpelijk te maken — wordt het hart gezien als de oorsprong, de uitdrukking en de basis van onze gedachten, woorden en werken. Je zou het ook anders kunnen zeggen: een mens is waard wat zijn hart waard is.

Bij het hart hoort vreugde: Laat mijn hart zich verblijden in uw hulp! (Ps 12, 6); berouw: Mijn hart is zacht geworden als was, gesmolten in mijn lijf( Ps 21, 15); lofprijzing van God: Een dichterwoord stijgt uit mijn hart omhoog (Ps 44, 2) ; het verlangen om naar de Heer te luisteren: Mijn hart is bereid, mijn God (Ps 56, 8); waakzaamheid: Ik sliep, maar mijn hart was wakker (Hand 5, 2); en ook twijfel en angst: Laat uw hart niet verontrust worden (…) Gelooft in Mij (Joh 14, 1).

Het hart voelt niet alleen, het weet ook en het begrijpt. De wet van God wordt in het hart ontvangenPs 39, 9) en wordt daar in gegrift (zie Spr 7, 3). In de Schrift staat ook: Want de mond spreekt waar het hart van overloopt (Mt 12, 34). De Heer maakte enkele schriftgeleerden het verwijt: Waarom denkt gij kwaad in uw hart? (Mt 9, 4). En om alle zonden die een mens kan begaan samen te vatten, zei Hij: Want uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering (Mt 15, 19).

Met het hart bedoelt de heilige Schift niet een voorbijgaand gevoel dat emoties of tranen oproept, maar veeleer de persoon die zich, zoals Jezus heeft gezegd, geheel — met lichaam en ziel — richt op wat hij als zijn goed beschouwt: Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn (Mt 6, 21).

Nu wij over het hart van Jezus spreken, zien we met zekerheid dat God ons liefheeft en dat Hij zich echt voor ons heeft overgegeven. En als wij de verering van het heilig Hart aanbevelen, dan zeggen we dat we ons helemaal, met alles wat we zijn — onze ziel, onze gevoelens, onze gedachten, woorden en daden, onze inspanning en onze vreugde — op de hele Persoon van Jezus richten.

De ware devotie tot het Hart van Jezus komt op het volgende neer: God kennen en onszelf kennen, naar Jezus kijken en naar Hem toegaan. Hij is het die ons aanmoedigt, onderricht en begeleidt. Deze vorm van vroomheid kan alleen maar oppervlakkig zijn in de mens die zo weinig mens is dat hij niet kan vatten dat God mens is geworden.

Maria navolgen

Onze Moeder is een voorbeeld van de beantwoording aan de genade en als wij haar leven overdenken zal Christus ons met zijn licht laten zien hoe wij de gewone dingen kunnen vergoddelijken. Wij christenen denken in de loop van het jaar dikwijls aan Maria wanneer we haar feesten vieren, maar ook in het dagelijks leven. We zullen steeds meer van haar leren als wij ons bij die gelegenheden afvragen met welke houding zij het werk zou doen waarmee wij bezig zijn, en uiteindelijk zullen wij op haar gaan lijken, zoals kinderen op hun moeder lijken.

Op de eerste plaats kunnen we haar navolgen in de liefde. Liefde is meer dan gevoelens, liefde moet in woorden en vooral in daden tot uiting komen. De Maagd Maria heeft niet alleen fiat gezegd, maar deze vastberaden en onherroepelijke beslissing heeft ze ook op elk moment van haar leven waargemaakt. Als we door de liefde van God geraakt worden en duidelijk zien wat Hij van ons vraagt, dan moeten ook wij beloven dat we trouw en loyaal zullen zijn, en dat dan ook echt zijn. Want niet ieder die tot Mij zegt: Heer! Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is (Mt 7, 21).

Wij moeten Maria ook navolgen in haar natuurlijke en bovennatuurlijke verfijning. Zij is een bevoorrecht schepsel in de heilsgeschiedenis omdat in haar het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond (Joh 1, 14). Ze was een fijngevoelige getuige die onopgemerkt haar weg ging; ze hield er niet van geprezen te worden, ze zocht haar eigen eer niet. Ze is aanwezig bij de mysteries van de kinderjaren van haar Zoon, mysteries die om zo te zeggen vol normaliteit zijn, maar ze verdwijnt op het uur van de grote wonderen en van de toejuichingen van de massa. Als Christus op een ezeltje gezeten als een koning wordt toegejuicht in Jeruzalem is zij niet aanwezig. Maar ze verschijnt weer naast het kruis als iedereen vlucht. Die onopvallende manier van doen wijst op haar grootheid, diepte en heiligheid.

Laten we leren van haar gehoorzaamheid aan God die een fijngevoelige combinatie was van onderworpenheid en luister. In Maria vinden we niets van de houding van de dwaze maagden, die wel gehoorzamen, maar zonder na te denken. Onze Lieve Vrouw luistert aandachtig naar wat God wil, denkt na over wat ze niet begrijpt, vraagt wat ze niet weet. Vervolgens geeft ze zich zonder reserve over aan de goddelijke wil: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord (Lc 1, 38). Zien jullie hoe mooi dat is? Maria, die ons leert hoe we ons moeten gedragen, laat ons hier zien dat gehoorzaamheid aan God geen slaafsheid is en geen onderdrukking van het geweten: ze helpt ons om de vrijheid van de kinderen van God (zie Rom 8, 21) te ontdekken.