Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is liefde → zaai van liefde in de wereld.

Hoe begrijpelijk zijn het ongeduld, de angsten en de onrustige verlangens van de mensen die een ziel hebben die van nature christelijk is [Zie Tertullianus, Apologeticum, 17 (PL 1, 375)], en die zich daarom niet neerleggen bij de individuele en sociale onrechtvaardigheid waartoe het menselijk hart in staat is. De mensen leven al eeuwenlang samen en er ligt nog steeds veel haat, vernietiging en fanatisme opgehoopt in ogen die niet willen zien en in harten die niet willen liefhebben.

De rijkdommen van de aarde zijn verdeeld onder een klein aantal mensen en de cultuurgoederen zijn voorbehouden aan een kleine kring. Daarbuiten heerst honger naar brood en kennis. Daar zijn mensenlevens die heilig zijn omdat ze van God komen en die eenvoudigweg worden behandeld als dingen, als statistische gegevens. Ik begrijp en deel dat ongeduld, een ongeduld dat voor mij een stimulans is om naar Christus te kijken die ons blijft vragen om het nieuwe gebod van de liefde in praktijk te brengen.

Alles wat we in ons leven meemaken heeft een goddelijke boodschap in zich en vraagt om een antwoord van liefde en van overgave aan anderen. Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker.

Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan (Mt 25, 31-40).

We moeten Christus herkennen in onze broeders en zusters, de mensen. In hen komt Christus ons tegemoet. Een menselijk leven is geen geïsoleerd leven, het is vervlochten met dat van anderen. Geen mens is als een vers dat op zichzelf staat, we maken allen deel uit van het goddelijk gedicht dat God schrijft met de medewerking van onze vrijheid.

De tarwe en het onkruid

Ik heb aan de hand van de leer van Christus, en niet aan de hand van mijn eigen ideeën, een ideale weg voor de christen willen uitstippelen. Jullie zullen het ermee eens zijn dat die weg verheven, prachtig, en aantrekkelijk is. Maar misschien vraagt iemand zich af: kun je in de maatschappij van vandaag wel zo leven?

Het is een feit dat de Heer ons heeft geroepen op een moment dat er veel wordt gepraat over vrede. Maar er is geen vrede: niet in de ziel van de mensen, niet in de instellingen, niet in het sociale leven en niet onder de volken. Er wordt voortdurend gesproken over gelijkheid en democratie, maar het wemelt van gesloten, ontoegankelijke kasten. Hij heeft ons geroepen in een tijd die schreeuwt om begrip, maar het begrip schittert door afwezigheid, ook onder mensen die te goeder trouw handelen en naastenliefde willen beoefenen, want — vergeet dat niet — naastenliefde zit meer in begrijpen dan in geven.

We leven in een tijd waarin fanatici en mensen met wie niet te praten valt — omdat ze niet kunnen luisteren naar wat anderen te zeggen hebben — hun eigen belangen veiligstellen, terwijl ze hun slachtoffers brandmerken als gewelddadig en agressief. En bovendien heeft God ons geroepen in een tijd waarin je veel hoort praten over eenheid, maar onder de katholieken kunnen we ons wellicht moeilijk een grotere onenigheid voorstellen, want dit geldt niet alleen voor de mensen in het algemeen.

Ik houd nooit politieke beschouwingen, want dat is mijn taak niet. Als ik als priester iets zou willen zeggen over de situatie in de wereld van vandaag, dan kan ik ermee volstaan om nog eens een parabel van de Heer aan te halen: die van de tarwe en het onkruid. Het rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen (Mt 13, 24-25). Het is duidelijk: de akker is vruchtbaar en het zaad is goed. De Heer van de akker heeft op het geschikte moment het zaad met volle handen uitgestrooid, volgens alle regels van de kunst. Bovendien heeft Hij ervoor gezorgd dat er gewaakt werd bij wat pas gezaaid was. En toch is er onkruid opgekomen. Dat komt doordat men niet gedaan heeft wat Hij zei, want de mensen — in het bijzonder de christenen — zijn gaan slapen en hebben de vijand dichterbij laten komen.

Wanneer de onverantwoordelijke dienaars de Heer vragen waardoor er onkruid op zijn akker is gegroeid, springt de verklaring in het oog: Inimicus homo hoc fecit, dat is het werk van een vijand![Mt 13, 28). Wij christenen horen waakzaam te zijn, zodat al het goede dat de Schepper in de wereld heeft gelegd zich kan ontwikkelen in dienst van de waarheid en van het goede. Maar wij sliepen — een trieste luiheid, die slaap! — terwijl de vijand en allen die hem dienen zonder meer hun gang konden gaan. Je kunt goed zien hoe het onkruid heeft gewoekerd: het is overvloedig en naar alle kanten uitgezaaid!

Ik heb geen roeping als onheilsprofeet. Ik wil jullie geen troosteloos en hopeloos panorama voorhouden. Het is niet mijn bedoeling om te klagen over deze tijd waarin de voorzienigheid van de Heer ons laat leven. We houden van onze tijd, want daarin moeten we onze persoonlijke heiliging bereiken. We gaan niet akkoord met een naïeve en steriele nostalgie; de wereld is nooit veel beter geweest. Altijd al, vanaf het begin van de Kerk toen men nog naar de prediking van de eerste twaalf kon luisteren, ontstonden er heftige vervolgingen, begonnen de ketterijen, werden er leugens verspreid en werd haat ontketend.

Maar we kunnen niet ontkennen dat het kwaad behoorlijk veel succes lijkt te hebben. Op heel de akker van God die de aarde is, het erfdeel van Christus, wordt onkruid aangetroffen en niet zomaar een beetje, maar een overvloed aan onkruid! We mogen ons niet laten misleiden door de mythe van de eeuwigdurende en onomkeerbare vooruitgang. Een juist geordende vooruitgang is goed en dat is wat God wil. Maar men kijkt meer naar die andere, valse vooruitgang die de ogen van zoveel mensen verblindt, waardoor ze niet merken dat de mensheid ook achteruit kan gaan en kwijtraakt wat ze eerder had gewonnen.

De Heer — ik zeg het nog eens — heeft ons de wereld als erfdeel gegeven. We moeten met onze ziel en ons verstand waakzaam blijven, realistisch zijn en de moed niet verliezen. Alleen door een afgestompt geweten, door ongevoeligheid als resultaat van de routine, en door lichtzinnige zorgeloosheid kunnen we naar de wereld kijken zonder het kwaad, de belediging van God en de soms onherstelbare schade aan de zielen te zien. We moeten optimistisch zijn, maar met een optimisme dat voortkomt uit ons geloof in de macht van God — van God die geen veldslagen verliest — en niet uit menselijke zelfvoldaanheid, uit dwaze en aanmatigende zelfingenomenheid.

Vandaag, op het feest van het heilig Sacrament, kunnen we samen overwegen hoeveel Christus wel van ons moet houden dat Hij in zijn liefde zover is gegaan dat Hij, verborgen onder de sacramentele gedaanten, bij ons is willen blijven. Het is of we zelf aanwezig zijn bij zijn onderricht aan de menigte: Eens (…) ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de rotsachtige plekken waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig (Mt 13, 3—8).

Dit tafereel is ook nu actueel. Ook vandaag gaat de goddelijke zaaier uit om te zaaien. Hij gaat door met het verlossingswerk en Hij wil zich daarbij van ons bedienen. Hij wil dat de christenen alle wegen op aarde openen voor zijn liefde en Hij nodigt ons uit de goddelijke boodschap tot in de verste uithoeken van de wereld te verkondigen door een goed voorbeeld en door de verspreiding van de leer. Hij ziet graag dat wij als burger en als lid van de Kerk onze plichten trouw vervullen, dat we zoals Christus worden door ons beroepswerk en de verplichtingen van onze levensstaat te heiligen.

Als we om ons heen kijken in de wereld waarvan we houden omdat die door God is gemaakt, dan zien we de parabel werkelijkheid worden. Het woord van Jezus is vruchtbaar, het maakt in velen het verlangen wakker om zich te geven en trouw te zijn. Het leven en het gedrag van de mensen die God dienen heeft de geschiedenis veranderd. Ook veel mensen die Hem niet kennen laten zich leiden door idealen die uit het christendom voortkomen, misschien zonder dat zij zich daarvan bewust zijn.

We zien echter ook dat een deel van het zaad op onvruchtbare aarde valt of tussen distels en dorens terecht komt; dat er harten zijn die zich afsluiten voor het licht van het geloof. De idealen van vrede, verzoening en broederschap worden geaccepteerd en verkondigd, maar ze worden niet zelden door de feiten gelogenstraft. Sommige mensen doen tevergeefs hun best om de stem van God te smoren en met bruut geweld verhinderen ze de verbreiding ervan, of ze maken gebruik van een minder opvallend wapen dat misschien nog wreder is omdat het de geest gevoelloos maakt: onverschilligheid

Het zal ons niet ontgaan dat er nog veel te doen is. Op een dag zei Jezus tegen zijn leerlingen, misschien terwijl Hij naar de golvende beweging van de rijpe aren keek: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten (Mt 9, 38). Net zoals toen zijn er ook nu te weinig arbeiders die de last van de dag en de brandende hitte (Mt 20, 12) willen verdragen. En als wij, die wel werken, niet trouw zijn, zal gebeuren wat de profeet Joël heeft geschreven: Ontredderd ligt de akker, het land is verdroogd, ja, het koren ligt ontredderd, de most is verschrompeld, de olie verdord. Verslagen moet gij staan, gij boeren, weeklagen moet gij, gij wijnbouwers, om de tarwe en de gerst, want de oogst op het veld is verloren gegaan (Joël 1, 10-11).

Er zal geen oogst zijn als je niet edelmoedig bereid bent om lange, vermoeiende arbeid te doen: ploegen, zaaien, het land onderhouden, en later oogsten en dorsen… Het Rijk van God wordt opgebouwd in de geschiedenis, in de tijd. De Heer heeft die taak aan ons toevertrouwd en niemand kan zich daarvan vrijgesteld voelen. Nu wij Christus in de Eucharistie aanbidden en over Hem mediteren, kunnen we eraan denken dat de tijd om uit te rusten nog niet is aangebroken, dat de dag nog niet ten einde is.

In het boek Spreuken lezen we: Wie zijn land bewerkt, heeft volop te eten (Spr. 12, 11). Laten we de geestelijke les van deze woorden op ons toepassen: wie het land van God niet bewerkt, wie niet trouw is aan de goddelijke opdracht om zich aan anderen te geven en hen te helpen Christus te leren kennen, zal moeilijk kunnen begrijpen wat het eucharistisch Brood is. Niemand waardeert dingen waar hij geen moeite voor hoeft te doen. Als we de heilige Eucharistie willen waarderen en liefhebben moeten we de weg van Jezus volgen: tarwe zijn, sterven, met nieuwe kracht weer opstaan en overvloedig vrucht dragen: honderdvoudig! (zie Mc 4, 8).

Deze weg kan in één woord worden samengevat: liefhebben. Liefhebben is een groot hart hebben, de zorgen delen van de mensen om ons heen, kunnen vergeven, begrip tonen: zich samen met Jezus opofferen voor alle zielen. Door lief te hebben met het hart van Christus zullen we leren dienen en zullen we de waarheid duidelijk en met liefde verdedigen. Daarvoor moet ieder van ons alles uit zijn leven bannen wat het leven van Christus in de weg staat: de gehechtheid aan het gemak, de bekoringen van het egoïsme, de drang onszelf centraal te stellen. Alleen als het leven van Christus zich in ons herhaalt, kunnen wij het aan anderen doorgeven. Alleen door de dood van de graankorrel te ervaren, zullen we in het binnenste van de aarde kunnen werken, haar van binnenuit kunnen omvormen, haar vruchtbaar kunnen maken.

Als wij niet van Jezus leren hoe we moeten liefhebben, dan zullen we het nooit leren. Als wij, zoals sommigen, zouden denken dat we het hart zuiver bewaren — zodat het God waardig is — door het niet te laten aanraken, het niet te laten besmetten door menselijke genegenheid, dan is het logische gevolg dat we ongevoelig worden voor het leed van anderen. We zouden dan alleen in staat zijn tot een officiële liefdadigheid die dor en levenloos is, en niet tot de waarachtige naastenliefde van Jezus die liefdevol is, vol menselijke warmte. Daarmee wil ik geen valse theorieën rechtvaardigen die een triest excuus zijn om de mensen op dwaalwegen te brengen — ze van God te vervreemden — en ze aan gelegenheden tot zondigen en aan het verderf prijs te geven.

Op het feest van vandaag moeten we de Heer vragen om een hart dat kan meevoelen met de zorgen van onze medemensen, dat kan begrijpen dat de liefde de ware balsem is voor de kwellingen die de mensen op deze wereld vergezellen en niet zelden benauwen. Al het andere kan hooguit een moment afleiding bezorgen om daarna bitterheid en wanhoop achter te laten.

Als we anderen willen helpen, dan moeten we van hen houden en die liefde — laat ik het nog eens zeggen — moet begrip en overgave zijn, hartelijkheid en bewuste nederigheid. Zo zullen we begrijpen waarom de Heer de hele wet in dat dubbele gebod heeft willen samenvatten dat uiteindelijk één enkel gebod is: de liefde voor God en de liefde voor de naaste, met heel ons hart (zie Mt 22, 40).

Misschien denken jullie nu dat wij christenen — niet de anderen, maar jij en ik — soms de meest elementaire toepassing van die plicht vergeten. Misschien denken jullie aan al het onrecht waar niets aan gedaan wordt, aan de misstanden die niet worden opgeheven, aan discriminatie die van generatie op generatie overgaat zonder dat er een oplossing voor wordt gezocht die naar de kern van de zaak gaat.

Ik kan jullie geen concrete uitweg voor die problemen aanreiken, en dat is ook niet mijn taak. Maar als priester van Christus is het mijn plicht jullie te wijzen op wat de heilige Schrift zegt. Denk na over het schouwspel bij het Laatste Oordeel dat Jezus zelf heeft beschreven: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken (Mt 25, 41-43).

Een mens of een samenleving die niet reageert op noden of onrecht en zich niet inspant om ze te lenigen, is geen mens of samenleving naar het Hart van Christus. Christenen moeten elkaar vinden in het verlangen om de mensheid te dienen — altijd met behoud van volledige vrijheid bij het bestuderen en uitvoeren van verschillende opties binnen een heel natuurlijk pluralisme — want anders zal hun christendom niet het woord en het leven van Jezus zijn, maar een masker, ze zouden God en de mensen bedriegen.