Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Hoop → christelijk optimisme .

Onder de gaven van de heilige Geest is er één die wij, christenen, naar mijn mening in het bijzonder nodig hebben: de gave van wijsheid waardoor we God kennen en smaken en in staat zijn de situaties en de gebeurtenissen in ons leven naar waarheid te beoordelen. Als wij consequent zouden zijn in ons geloof, dan zou een blik op de geschiedenis en op de wereld om ons heen zonder twijfel de gevoelens in ons oproepen waardoor Christus bezield werd: Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder (Mt 9, 36).

De christen ziet al het goede dat er in de mensheid is, hij hecht waarde aan oprechte blijdschap, hij houdt zich niet afzijdig van aardse aspiraties en idealen. Integendeel, dit alles leeft in het diepst van zijn ziel, hij deelt erin en beleeft het met een bijzonder invoelingsvermogen, want niemand kent de diepere dimensie van de menselijke ziel beter dan hij.

Het christelijk geloof maakt ons niet kleingeestig, het beknot de edele drijfveren van de geest niet, integendeel, het maakt ze juist sterker doordat het geloof er de ware en authentieke zin van onthult: wij zijn niet bestemd voor een of ander willekeurig geluk; we zijn geroepen om in het leven van God binnen te treden, om God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest te kennen en lief te hebben en, in de Drie-eenheid van God, alle engelen en alle mensen.

Hier ligt de verbazingwekkende durf van het christelijk geloof: de verkondiging van de waarde en de waardigheid van de menselijke natuur en de bevestiging dat wij zijn geschapen om, door de genade die ons verheft tot de bovennatuurlijke orde, de waardigheid van kinderen van God te bereiken. Dit zou echt een ongelooflijk waagstuk zijn als het niet zou zijn gebaseerd op het heilsplan van God de Vader, bezegeld met het Bloed van Christus en bekrachtigd en mogelijk gemaakt door de voortdurende werking van de heilige Geest.

Wij moeten uit het geloof leven en in het geloof groeien totdat op ieder van ons, op iedere christen, de woorden van een van de grote kerkleraren van het oosten van toepassing zijn: Zoals doorzichtige en heldere lichamen stralen en glanzen als ze de stralen van het licht ontvangen, zo worden de zielen die door de heilige Geest worden geleid en verlicht ook zelf vergeestelijkt, en zo kunnen ze het licht van de genade naar anderen brengen. Van de heilige Geest komt de kennis van de komende dingen, het begrip van de mysteries, inzicht in verborgen waarheden, de uitdeling van gaven, het burgerschap van de hemel, het gesprek met de engelen. Van Hem stamt de nooit eindigende vreugde, de volharding in God, de gelijkvormigheid met God en — dat is het meest verhevene wat men denken kan — de vergoddelijking [H. Basilius, De Spiritu Sancto, 9, 23 (PG 32, 110)].

Het besef van de grootheid van de menselijke waardigheid — die onuitsprekelijk is omdat wij door de werking van de genade kinderen van God zijn geworden — vormt in de christen één geheel met de nederigheid. We worden immers niet door onze eigen kracht gered en krijgen niet door onze eigen kracht het leven, maar door de goddelijke genade. Deze waarheid mogen we nooit vergeten, want anders zou onze vergoddelijking ontaarden in aanmatiging, in hoogmoed en dit zou vroeg of laat, bij de ervaring van onze zwakheid en ellende, op een geestelijke instorting kunnen uitlopen.

Zou ik durven zeggen: ik ben heilig? vroeg de heilige Augustinus zich af. Als ik heilig zou zeggen in de zin van heiligmakend zonder iemand nodig te hebben die mij heiligt, zou ik hoogmoedig zijn en een leugenaar. Maar als heilig wordt opgevat in de zin van geheiligd, naar de woorden van het boek Leviticus: Weest heilig, omdat Ik, God, heilig ben; dan kan ook het Lichaam van Christus, tot de laatste mens aan het uiteinde van de aarde die verenigd is met het Hoofd en zich daaraan onderwerpt, volmondig zeggen: ik ben heilig [Augustinus, Enarrationes in psalmos, 85, 4 (PL 37, 1084)].

Heb de derde Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid lief; luister in de intimiteit van je ziel naar de goddelijke ingevingen — zowel naar de aansporingen als de terechtwijzingen — en ga over de wegen van de aarde in het licht dat in je ziel is binnengekomen; de God van de hoop zal ons dan met vrede vullen, en door de kracht van de heilige Geest zal de hoop in ons steeds sterker worden (zie Rom 15, 13)

Christelijk optimisme

Het is niet uitgesloten dat we weleens in de bekoring komen dit allemaal te mooi te vinden om waar te zijn, een droom die niet te verwezenlijken is. Maar ik heb met jullie gesproken over het vernieuwen van het geloof en van de hoop; blijf standvastig in het absolute vertrouwen dat onze idealen door Gods wonderen werkelijkheid zullen worden en daarom moeten we ons vastklampen aan de christelijke deugd van de hoop.

We mogen niet wennen aan de wonderen die we voor onze ogen zien gebeuren: aan het geweldige wonder dat de Heer elke dag weer neerdaalt in de handen van de priester. Jezus wil dat we wakker zijn, zodat we ons van de grootheid van zijn macht kunnen overtuigen en opnieuw zijn belofte kunnen horen: Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt (Mc 1, 17) Dan zullen jullie doeltreffend zijn en de zielen meetrekken naar God. We moeten dus vertrouwen op de woorden van de Heer: ons inschepen, de riemen pakken, de zeilen hijsen en uitvaren op de wereldzee die Christus ons als erfenis nalaat. Duc in altum et laxate retia vestra in capturam, vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst! (Lc 5, 4).

De apostolische ijver die Christus in ons hart heeft gelegd mag niet ondermijnd of verstikt worden door valse nederigheid. Het is een feit dat we veel ellende met ons meeslepen, maar het is ook zo dat Onze Lieve Heer rekening houdt met onze fouten. Het ontgaat zijn barmhartige blik niet dat wij mensen zijn met beperkingen, zwakheden, onvolmaaktheden en dat we geneigd zijn te zondigen. Maar Hij verlangt van ons dat we strijden en onze gebreken erkennen; niet met de bedoeling dat we ons daardoor laten afschrikken, maar dat we berouw krijgen en het verlangen koesteren om een beter mens te worden.

We moeten er ook aan denken dat we maar werktuigen zijn: Wat zijn Apollos en Paulus eigenlijk? Niet meer dan ondergeschikten die behulpzaam waren bij uw bekering, en wel ieder van ons op zijn eigen manier, zoals de Heer het ons vergund heeft: ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de groei (1 Kor 3, 5-6). De geloofsleer, de boodschap die we moeten verspreiden, heeft haar eigen, oneindige vruchtbaarheid die niet van ons maar van Christus komt. Het is God zelf die het heilswerk wil verrichten en de wereld wil verlossen.

We moeten dus geloven zonder ontmoedigd te worden, zonder ons door menselijke berekeningen te laten tegenhouden. We zullen de hindernissen overwinnen als we aan de slag gaan en ons volledig op deze taak richten, zodat we door onze eigen inspanning nieuwe wegen openen. Bij alle moeilijkheden is dit het recept: persoonlijke heiligheid, overgave aan de Heer.

Heiligheid is leven zoals onze Vader in de hemel het wil. Jullie zullen opmerken dat dat moeilijk is. Dat klopt, want het is een hoog ideaal, maar het is ook gemakkelijk, want het ligt binnen handbereik. Als iemand ziek wordt lukt het niet altijd om het juiste geneesmiddel te vinden. Maar in het bovennatuurlijke ligt het anders. We hebben het geneesmiddel altijd bij de hand en dat is Jezus die aanwezig is in de heilige Eucharistie en die ons bovendien zijn genade geeft in de andere sacramenten die Hij voor ons heeft ingesteld.

Laten we in woord en daad herhalen: Heer, ik vertrouw op U, uw gewone voorzienigheid is voor mij genoeg, ik reken op de hulp die U mij elke dag geeft. We hoeven geen grote wonderen te vragen — waarom zouden we ook? — maar we kunnen Hem wel vragen ons geloof te vermeerderen, ons verstand te verlichten en onze wil te versterken. Jezus is altijd bij ons en Hij is altijd dezelfde.

Vanaf het begin van mijn prediking heb ik jullie gewaarschuwd voor een vals soort vergoddelijking. Wees niet benauwd om jezelf te zien zoals je bent: van leem. Wees niet bezorgd, want jij en ik, wij zijn kinderen van God, vanaf de eeuwigheid uitverkoren door een goddelijke roeping. Dat is de juiste vergoddelijking: De Vader heeft ons door Jezus Christus uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht (Ef 1, 4). Wij zijn op een bijzondere wijze van God, ondanks onze persoonlijke armzaligheid zijn we zijn werktuigen, en we zullen resultaat boeken zolang we het besef van onze zwakheid maar niet kwijtraken. De bekoringen laten ons de dimensie daarvan duidelijk zien.

Als we ons ontmoedigd voelen bij het haarscherp ervaren van onze nietigheid, dan moeten we ons volledig in de handen van God laten en volgzaam zijn. Er wordt verteld dat een bedelaar op een dag Alexander de Grote tegemoet ging en om een aalmoes vroeg. Alexander bleef staan en gaf het bevel hem heer van vijf steden te maken. De arme man, verward en van zijn stuk gebracht, riep uit: zoveel heb ik niet gevraagd! En Alexander antwoordde: jij hebt gevraagd zoals jij bent, ik heb je gegeven zoals ik ben.

Ook wanneer we onze beperkingen heel diep ervaren, kunnen en moeten we naar God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest kijken, want we weten dat wij deel hebben aan het goddelijk leven. We hebben nooit voldoende reden om achterom te kijken: (zie Lc 9, 62) de Heer staat naast ons. We moeten trouw onze verplichtingen nakomen, bij Jezus de liefde en de stimulans vinden om begrip te hebben voor de fouten van anderen en onze eigen fouten te bestrijden. Zo dient zelfs de ontmoediging — die van jou, die van mij, die van alle mensen — ook als steun voor het Rijk van Christus.

Laten we onze zwakheden erkennen, maar de macht van God belijden. Het christelijk leven moet worden gekenmerkt door optimisme, blijdschap en de vaste overtuiging dat de Heer zich van ons wil bedienen. Als wij ons deel voelen van de heilige Kerk, als we zien dat we worden gestut door de sterke rots van Petrus en door de werkzaamheid van de heilige Geest, zullen we het besluit nemen om onze kleine plicht van ieder ogenblik te vervullen: iedere dag een beetje zaaien. En de oogst zal de schuren tot barstens toe vullen.

De christelijke blijdschap

Laten we het thema dat de Kerk ons vandaag voorhoudt nog eens oppakken: Maria is met ziel en lichaam naar de hemel gegaan; de engelen jubelen! Ik denk ook aan de grote blijdschap van de heilige Jozef, haar allerzuiverste bruidegom, die haar in het paradijs opwachtte. Maar laten we terugkeren naar de aarde. Het geloof verzekert ons dat ons leven hier beneden een pelgrimstocht is, een reis, waarbij offers, lijden en ontberingen niet zullen ontbreken. Niettemin moet de vreugde altijd een tegenwicht vormen op deze weg.

De Heer in vreugde dienen (Ps 99, 2). Een andere manier om Hem te dienen is er niet. God houdt van een blijmoedige gever (2 Kor 9, 7), van iemand die zich volledig geeft in een offer dat hij van harte brengt, want we hebben geen enkele reden om bedroefd te zijn!

Misschien vinden jullie dit overdreven optimistisch, want ieder mens kent zijn tekorten en mislukkingen, iedereen heeft te maken met leed, vermoeidheid, ondankbaarheid, misschien zelfs met haat. Waarom zouden wij, christenen, die niet anders zijn dan anderen, vrijgesteld zijn van wat bij het leven van de mens hoort?

Het zou naïef zijn te doen alsof we niet herhaaldelijk lijden, moedeloosheid, verdriet en eenzaamheid op onze pelgrimstocht over deze aarde tegenkomen. Door ons geloof weten we met zekerheid dat dit alles geen toeval is, en dat het niet het lot van de mens is om de vernietiging van zijn verlangen naar geluk tegemoet te gaan. Het geloof leert ons dat alles een bovennatuurlijke zin heeft, want alles hoort bij de kern van de roeping die ons naar het huis van de Vader leidt. Deze bovennatuurlijke visie op het aardse bestaan van de christen is geen simpele voorstelling van het complexe leven van de mens. Het geeft ons juist de zekerheid dat de rode draad van de liefde van God er doorheen kan lopen; de sterke, onverwoestbare kabel die het leven op aarde verbindt met het uiteindelijke leven in het Vaderland.

Het feest van Maria Tenhemelopneming houdt ons de realiteit van deze blijde hoop voor ogen. Wij zijn nog onderweg, maar onze Moeder is ons voorgegaan en wijst ons naar het einde van deze weg. Ze zegt ons steeds weer dat het mogelijk is om daar te komen en dat we er ook zullen komen als we trouw zijn, want de allerheiligste Maagd Maria is niet alleen een voorbeeld, maar ook de hulp van de christenen. En op ons gebed — Monstra te esse Matrem, laat zien dat u Moeder bentHymne Ave maris stella) — kan en wil ze niet reageren met de weigering om zich met moederlijke zorg om haar kinderen te bekommeren.