Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Gebed → beschouwing van het leven van Christus.

Hij ging weldoende rond

Zie je dat het belangrijk is Jezus te kennen en met liefde naar zijn leven te kijken? Ik ben dikwijls in de heilige Schrift op zoek gegaan naar de definitie, naar de beschrijving van het leven van Jezus en die heb ik gevonden in een paar woorden van de heilige Geest: Pertransiit benefaciendo, Hij ging weldoende rond (Hand 10, 38). Iedere dag van zijn leven op aarde, van zijn geboorte tot aan zijn dood, ging Hij weldoende rond, iedere dag bracht Hij door met het goede te doen. En op een andere plaats zegt de heilige Schrift: bene omnia fecit, Hij heeft alles welgedaan (Mc 7, 37). Hij heeft alles tot een goed einde gebracht, wat Hij deed was alleen maar goed.

En jij? En ik? Laten we eens kijken of er dingen zijn die wij moeten verbeteren. Ik zie bij mijzelf veel waaraan ik moet werken, en omdat ik besef dat ik niet in staat ben om op eigen krachten het goede te doen, en omdat Jezus ons heeft gezegd dat wij zonder Hem niets kunnen (zie Joh 15, 5), willen wij, jij en ik, de hulp van de Heer afsmeken op voorspraak van zijn Moeder, in een intiem gesprek dat eigen is aan mensen die van God houden. Meer zeg ik er niet over, want ieder van jullie moet zelf spreken, volgens je eigen behoeften. Nu ik jullie deze raad geef, pas ik deze leer, in stilte, op mij en mijn eigen ellende toe.

We zouden ons moeten verdiepen in wat de dood van Christus ons openbaart, zonder te blijven steken in uiterlijke vormen of gemeenplaatsen. Wij moeten ons echt verplaatsen in de taferelen die wij in deze dagen van de Goede Week beleven: het leed van Jezus, de tranen van zijn Moeder, de vlucht van de leerlingen, de sterkte van de heilige vrouwen, de moed van Jozef van Arimatea en Nikodemus die Pilatus om het lichaam van Jezus vragen.

Kortom: laten we naar de gestorven Jezus gaan tot vlakbij het kruis dat op de top van Calvarië tegen de hemel afsteekt. Laten we naderen met een oprechte houding en met de innerlijke inkeer die een teken zijn van christelijke volwassenheid. De goddelijke en menselijke gebeurtenissen van het lijden zullen dan in onze ziel binnendringen als woorden die God tot ons richt om ons de geheimen van ons hart te ontsluieren en ons te onthullen wat Hij van ons leven verwacht.

Jaren geleden heb ik een schilderij gezien dat een diepe indruk op mij heeft gemaakt. Het stelde het kruis van Christus voor, met drie engelen ernaast: de één huilde ontroostbaar, de ander hield een spijker in zijn hand alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat het echt waar was, en de derde was in gebed verzonken. Hier hebben we een programma dat voor ieder van ons actueel is: huilen, geloven en bidden.

Laten we, nu we aan de voet van het kruis staan, berouw hebben over onze eigen zonden en over de zonden van de hele mensheid die Jezus naar de dood hebben gebracht; geloof, om in de verheven waarheid door te kunnen dringen die alle begrip te boven gaat en om ons te kunnen verwonderen over de liefde van God; gebed, opdat het leven en de dood van Christus het voorbeeld en de stimulans voor ons leven en voor onze overgave zijn. Alleen zó zullen we ons overwinnaars kunnen noemen: want dan zal de verrezen Christus in ons overwinnen en zal de dood veranderen in leven.

Overweging over het leven van Christus

Ieder van ons moet proberen de liefde van Christus in zijn eigen leven te verwezenlijken. Maar om ipse Christus, Christus zelf te zijn, moeten wij ons aan Hem spiegelen. Het is niet genoeg in grote lijnen een beeld van zijn leven te hebben, we moeten van zijn houding en zijn reacties leren, maar vooral kracht, licht, kalmte en vrede uit zijn leven putten.

Als men van iemand houdt dan wil men alles, zelfs de kleinste details van zijn leven en zijn karaker kennen om zich met hem te kunnen identificeren. Daarom moeten we het leven van Jezus overdenken, van zijn geboorte in de kribbe tot zijn dood en verrijzenis. In de eerste jaren van mijn werk als priester gaf ik vaak een exemplaar van het evangelie weg of boeken waarin het leven van Jezus wordt verteld, want het is belangrijk dat we zijn leven goed kennen, dat we het in ons hoofd en in ons hart hebben. We zouden het door onze ogen te sluiten op ieder moment als in een film aan ons voorbij moeten zien gaan, zonder dat we er een boek bij nodig hebben. De woorden en daden van Jezus kunnen dan in de meest uiteenlopende situaties van ons leven in onze herinnering komen.

Zo raken we bij zijn leven betrokken. Het gaat er niet alleen om dat we aan Jezus denken en ons de gebeurtenissen voorstellen, het gaat er vooral om dat we ons erin verplaatsen en erbij betrokken zijn. Dan kunnen we Hem van heel dichtbij volgen zoals zijn moeder, de heilige Maagd Maria, of zoals de eerste twaalf, de heilige vrouwen en de menigten die zich om Hem heen verdrongen. Als we Hem geen hindernissen in de weg leggen, zullen zijn woorden tot in het diepst van onze ziel doordringen en ons omvormen. Het woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en het dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de gedachten en bedoelingen van de mens (Hebr 4, 12).

Als wij andere mensen naar de Heer willen brengen dan moeten we het evangelie nemen en over de liefde van Christus mediteren. We kunnen de hoogtepunten van zijn lijden in gedachten nemen, want Hij zegt: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15, 13). Maar we kunnen ook andere gebeurtenissen uit zijn leven overwegen en de manier waarop Hij omging met de mensen die op zijn weg kwamen.

Christus, volmaakt God en volmaakt mens, ging zowel menselijk als goddelijk te werk om de mensen met zijn heilsleer te bereiken en hun de liefde van God te tonen. God gaat de mensen tegemoet. Hij neemt onze natuur zonder enig voorbehoud aan, met uitzondering van de zonde.

De gedachte dat Christus geheel en al mens wilde zijn, maakt mij blij; een mens van vlees en bloed, zoals wij. Het raakt mij echt dat God met het hart van een mens liefheeft.

Laten we stilstaan bij enkele van de vele gebeurtenissen die de evangelisten vertellen. We kunnen beginnen met de verslagen waar we Jezus met de twaalf apostelen zien. De apostel Johannes, die de ervaringen van zijn hele leven in zijn evangelie legt, vertelt met een enorme innemendheid over het eerste gesprek met Jezus, zoals je dingen vertelt die je nooit meer zal vergeten: Rabbi — vertaald betekent dit: Meester — waar houdt Gij U op? Hij zei hun: Gaat mee om het te zien. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem (Joh 1, 38-39).

Het was een goddelijke en menselijke dialoog die het leven van Johannes, Petrus, Jakobus en van veel andere mensen veranderde; een dialoog die hun hart erop voorbereidde om gehoor te geven aan het gebiedend woord dat Jezus tot hen richtte bij het meer van Galilea: Toen Jezus zich eens bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas. Zij waren bezig het net uit te werpen in het meer; het waren namelijk vissers. Hij sprak tot hen: Komt, volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken. Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem (Mt 4, 18-20).

De volgende drie jaar brengen de leerlingen met Jezus door. Hij kent hen, Hij beantwoordt hun vragen, Hij lost hun twijfels op. Hij is de rabbi, de meester die spreekt met gezag, de Messias die door God is gezonden. Maar tegelijkertijd is Hij toegankelijk en dichtbij. Op een dag trekt Jezus zich terug om te bidden. De leerlingen waren in de buurt, misschien keken ze naar Hem en probeerden ze te raden wat Hij zei. Als Hij terugkomt vraagt een van de leerlingen Hem: Domine, doce nos orare, sicut docuit et Ioannes discipulos suos, Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen heeft geleerd. Hij sprak tot hen: Wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, Uw Naam worde geheiligd…(Lc 11, 1-2).

We zien ook hoe Jezus de apostelen met goddelijk gezag en menselijke hartelijkheid ontving toen ze Hem, verbaasd over het succes van hun eerste missie, de resultaten van hun apostolaat vertelden: Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit (Mc 6, 31).

Bijna aan het einde van Jezus” leven op aarde, vlak voor zijn hemelvaart, gebeurt er iets dat daar erg op lijkt: Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: Vrienden, hebben jullie soms wat vis? Hij had als mens een vraag gesteld en spreekt daarna als God: Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen. Nadat ze dit gedaan hadden waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: Het is de Heer!

En aan de oever staat God op hen te wachten: Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis er op en brood. Jezus sprak tot hen: Haalt wat van de vis die gij juist gevangen hebt. Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: Komt ontbijten. Wetend dat het de Heer was, durfde geen van de leerlingen Hem vragen: Wie zijt Gij? Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun, en zo ook de vis (Joh 21, 4-13).

Jezus heeft deze fijngevoeligheid en hartelijkheid niet alleen voor een klein groepje leerlingen, maar voor allen: voor de heilige vrouwen, de leden van het Sanhedrin zoals Nikodemus en de tollenaars zoals Zacheüs, en ook voor zieken en gezonden, wetgeleerden en heidenen, mensen afzonderlijk en voor hele menigten.

Het evangelie vertelt ons dat Jezus niets had om zijn hoofd op te laten rusten, maar ook dat Hij goede en vertrouwde vrienden had die Hem graag in hun huis ontvingen. Het verhaalt ook over zijn medelijden met de zieken, over zijn verontwaardiging bij huichelarij, hoe Hij pijnlijk getroffen werd door mensen die onwetend zijn en dwalen. Jezus huilt om de dood van Lazarus, wordt kwaad op de handelaars die de tempel ontheiligen en raakt ontroerd door het verdriet van de weduwe van Naïn.

Elk van deze menselijke gebaren is tegelijkertijd een gebaar van God. Immers in Hem is de godheid in haar volheid lijfelijk aanwezig (Kol 2, 9). Christus is God die mens is geworden, volmaakt mens, door en door mens. En juist in het menselijke laat Hij ons het goddelijke zien.

Als we denken aan de menselijke fijngevoeligheid van Christus die zijn leven volledig in dienst van anderen stelt, dan hebben we meer dan een bepaald gedrag voor ogen. We zijn God aan het ontdekken. Alle handelingen van Christus hebben een transcendente waarde. Ze leren ons de manier van zijn van God kennen, en ze nodigen ons uit te geloven in de liefde van God die ons geschapen heeft en die ons in zijn innerlijk leven wil laten delen. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben Uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt van U komt (Joh 17, 6-7), riep Jezus uit tijdens het lange gebed dat de evangelist Johannes aan ons heeft overgeleverd.

Daarom is het gedrag van Jezus veel meer dan louter woorden of oppervlakkige gebaren. Hij neemt de mens serieus en wil hem de goddelijke zin van zijn leven doen kennen. Hij stelt eisen en confronteert hem met zijn plichten. Hij haalt de mensen die naar Hem luisteren uit hun gemakzucht en conformisme, om hen naar de driemaal heilige God te voeren. Jezus wordt geraakt door de mensen die honger hebben, door degenen die lijden, maar vooral door de onwetenden. Jezus zag dan ook een grote menigte. Hij gevoelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten (Mc 6, 34).