Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Gebed → leven van gebed.

We moeten een levend geloof hebben dat ons er echt toe aanzet op God te vertrouwen en steeds met Hem in gesprek te zijn. Het christelijk leven hoort een leven te zijn van doorlopend gebed, zodat we van de morgen tot de avond en van de avond tot de morgen proberen met onze gedachten bij de Heer te zijn. Een christen is nooit alleen omdat hij in een voortdurend contact met God leeft die bij ons en in de hemel is.

Sine intermissione orate, bidt zonder ophouden (1 Tess 5, 17), luidt de opdracht van de apostel. En Clemens van Alexandrië herinnert aan dit apostolisch voorschrift als hij schrijft: Het is ons bevolen het Woord te prijzen en te eren, in de overtuiging dat Hij onze Heiland en Koning is; en door Hem ook de Vader, niet, zoals sommigen doen, alleen op speciale dagen, maar voortdurend, ons hele leven, en op alle mogelijke manieren [Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7, 35 (PG 9, 450)].

Bij onze dagelijkse bezigheden, op het moment dat we de drang tot egoïsme overwinnen, wanneer we blij zijn om onze vriendschap met andere mensen, steeds moet een christen God weer ontmoeten. Door Christus en in de heilige Geest heeft de christen een innige verbondenheid met God de Vader en gaat hij zijn weg op zoek naar dat koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar dat in deze wereld wel een begin heeft en dat hier wordt voorbereid.

We moeten vol vertrouwen met Christus omgaan in het Woord en in het Brood, in de Eucharistie en in het gebed. Met Hem omgaan zoals we met een vriend omgaan, met iemand die echt leeft, want Christus leeft omdat Hij is verrezen. In de brief aan de Hebreeën lezen we dat Christus een onvergankelijk priesterschap bezit, omdat Hij in eeuwigheid blijft. Daarom is Hij ook in staat hen voor altijd te redden die door zijn tussenkomst tot God naderen, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten (Hebr 7, 24-25).

Christus, de Christus die is verrezen, is onze metgezel, onze vriend. Hij is een metgezel die alleen als in een schaduw zichtbaar is, maar wiens werkelijkheid ons hele leven vult en ons doet verlangen definitief bij Hem te zijn. De Geest en de Bruid zeggen:“Kom!” Laat wie het hoort, zeggen:“Kom!” Wie dorst heeft kome. Wie wil, neme het water des levens, om niet (…). Hij die dit alles waarborgt, spreekt: “Ja, Ik kom spoedig.”Amen. Kom, Heer Jezus! (Apok 22, 17 en 20).

Het gebedsleven

Een gebed tot de God van mijn leven (Ps 41, 9) Als God voor ons het leven is, dan zal het ons niet verbazen dat ons christelijk leven met gebed verweven moet zijn. Maar beschouw het gebed niet als een handeling die je verricht en die je meteen weer achter je laat. De rechtvaardige vindt zijn welbehagen in de wet van Jahwe en over zijn wet peinst hij dag en nacht (Ps 1, 2). In de ochtend denk ik aan U (zie Ps 62, 7) en in de avond stijgt mijn gebed als wierook naar U op (zie Ps 140, 2). De hele dag kan een tijd van gebed zijn: van de avond tot de morgen en van de morgen tot de avond. Het gaat nog verder: de Schrift herinnert ons eraan dat zelfs slapen gebed moet zijn (zie Deut 6, 6 en 7).

Denk aan wat het evangelie ons over Jezus vertelt. Soms bracht Hij de hele nacht door in een intens gesprek met zijn Vader. Wat een indruk zal de gestalte van de biddende Christus op de eerste leerlingen hebben gemaakt! Toen ze die houding van voortdurend gebed gadesloegen vroegen ze Hem: Domine, doce nos orareLc 11, 1), Heer, leer ons zo te bidden.

De heilige Paulus verkondigt overal het levend voorbeeld van Christus: Orationi instantes, weest volhardend in het gebed (Rom 12, 12), schrijft hij. En de heilige Lucas schetst in een paar woorden de houding van de eerste gelovigen: Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed (Hand 1, 14).

Het karakter van een goed christen wordt met de hulp van de genade gevormd in de smidse van het gebed. Het gebedsleven kan verschillende vormen aannemen. Meestal uiten we onze gevoelens met woorden, met de mondgebeden die God ons heeft geleerd, het Onze Vader, of de woorden van zijn engel, het Wees gegroet. Bij andere gelegenheden gebruiken we gebeden die in de loop der jaren gerijpt zijn en waarin de vroomheid van miljoenen broeders en zusters in het geloof zich steeds heeft uitgedrukt: die van de liturgie — lex orandi –, of de gebeden die zijn voortgekomen uit een liefhebbend hart, zoals veel Maria—antifonen: Sub tuum praesidium…, Memorare…, Salve Regina…, Onder uw bescherming…, Gedenk…, Wees gegroet, koningin…

Op andere momenten volstaan twee of drie uitdrukkingen die we als liefdespijltjes op de Heer afschieten: iaculata, schietgebeden, die we door het aandachtig lezen van het leven van Christus kunnen leren: Domine, si vis, potes me mundare, Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen; (Mt 8, 2) Domine, tu omnia nosti, tu scis quia amo te, Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U bemin; (Joh 21, 17). Credo, Domine, sed adiuva incredulitatem meam, Heer, ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp (Mc 9, 23), versterk mijn geloof; Domine, non sum dignus, Heer, ik ben niet waardig! (Mc 8, 8) Dominus meus et Deus meus, Mijn Heer en mijn God! (Joh 20, 28). Of andere korte, liefdevolle zinnetjes die bij een concrete situatie uit het diepst van ons hart naar boven komen.

Het gebedsleven moet overigens kunnen steunen op de momenten die wij iedere dag uitsluitend bestemmen voor een ontmoeting met God. Tijd voor een gesprek, zonder het lawaai van woorden, als het kan bij het tabernakel, om Onze Lieve Heer ervoor te bedanken dat Hij al twintig eeuwen — zó alleen! — op ons wacht. Deze dialoog met God is mentaal gebed, van hart tot hart, waar heel onze ziel bij betrokken is: het verstand en de verbeeldingskracht, het geheugen en de wil. Zo”n gesprek draagt eraan bij dat we aan ons armzalig menselijk leven, ons gewone dagelijkse leven, een bovennatuurlijke waarde geven.

Door deze tijden van gebed, door de mondelinge gebeden en de schietgebeden, kunnen we van onze dag op een natuurlijke en onopvallende manier een voortdurende lofprijzing van God maken. We zullen Hem bij ons aanwezig hebben zoals verliefden voortdurend in elkaars gedachten zijn, en al onze handelingen — ook de kleinste — zullen een grote bovennatuurlijke uitwerking hebben.

Als een christen de weg van een voortdurende vertrouwelijkheid met de Heer gaat — een weg voor iedereen, en niet een smal pad voor bevoorrechte mensen — dan zal het geestelijk leven groeien en zeker en sterk worden. Dan gaat de mens de mooie en tegelijk veeleisende strijd aan om de wil van God tot het einde te vervullen.

Vanuit het gebedsleven kunnen we ook een ander punt begrijpen dat bij het feest van vandaag naar voren komt: het apostolaat, het in praktijk brengen van de leer die Jezus kort voordat Hij naar de hemel ging aan de zijnen gaf: Gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde (Hand 1, 8).

Op de tweede plaats is gebedsleven nodig, want de christelijke overgave, gehoorzaamheid en zachtmoedigheid komen voort uit de liefde en leiden naar de liefde. De liefde leidt tot contact, gesprek en vriendschap. Het christelijk leven vereist een voortdurende dialoog met de Ene en Drie-ene God en het is de heilige Geest die ons naar die innige verbondenheid voert. Ook onder ons mensen wordt iemands wezen alleen gekend door zijn eigen geest. Zo kent alleen de Geest van God het wezen van God (1 Kor 2, 11) Door vol vertrouwen met de heilige Geest om te gaan worden wijzelf vergeestelijkt, voelen wij ons broeders en zusters van Christus en kinderen van God, die wij zonder enige aarzeling onze Vader noemen (zie Gal 4, 6; Rom 8, 15).

Laten we er een gewoonte van maken ons tot de heilige Geest te richten, want Hij is degene die ons moet heiligen: laten we op Hem vertrouwen, zijn hulp vragen, zijn nabijheid voelen. Ons arme hart zal groter worden en we zullen een groter verlangen krijgen om God lief te hebben en omwille van Hem ook alle schepselen. Dan zal het visioen waarmee de Apocalyps besluit zich in ons leven herhalen: de geest en de bruid, de heilige Geest en de Kerk — en alle christenen — richten zich tot Jezus, tot Christus, met de vraag om te komen en om voor altijd bij ons te blijven (zie Apok 22, 17).

Als je Maria zoekt zul je Jezus vinden en je zult een beetje meer begrijpen van wat er in zijn goddelijk hart omgaat. Hij vernedert zich, Hij wil zijn macht en majesteit niet gebruiken maar neemt de gedaante aan van een slaaf (zie Fil 2, 6-7). Menselijk gesproken beperkt God zich niet tot wat essentieel en onontbeerlijk is voor onze redding, Hij gaat veel verder. We kunnen dit alleen maar tot op zekere hoogte vatten door te bedenken dat Hij geen maat kent, dat Hij handelt vanuit de dwaasheid van de liefde die Hem zo ver brengt dat Hij ons vlees aanneemt en het belast met het gewicht van onze zonden.

Hoe is het mogelijk dat we dat beseffen en in onze liefde voor Hem ons verstand niet verliezen? We moeten de waarheden van ons geloof tot ons laten doordringen, zodat ze heel ons leven kunnen omvormen. God houdt van ons. De Almachtige, die hemel en aarde heeft gemaakt, houdt van ons!

God interesseert zich zelfs voor de kleinste dingen van zijn schepselen — voor die van jou en die van mij — en Hij roept ieder van ons bij onze naam (zie Jes 43, 1). Door deze zekerheid die het geloof ons geeft, gaan we de wereld om ons heen met andere ogen zien. Alles blijft hetzelfde en toch is alles anders, omdat alles de uitdrukking is van de liefde van God.

Ons leven verandert zo in een voortdurend gebed, in een onveranderlijk goed humeur en in constante vrede, in een acte van dankbaarheid die de hele dag voortduurt. Mijn hart prijst hoog de Heer, zong de Maagd Maria, van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder; daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig omdat Hij aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam (Lc 1, 46-49).

Ons gebed kan zich met dat van Maria verenigen en we kunnen haar nadoen. Ook wij zullen de behoefte voelen om te zingen en de wonderwerken van God te verkondigen, om de hele mensheid en alle schepselen in ons geluk te laten delen.