Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Deugden, menselijke  → oprechtheid.

Goddelijk kindschap

Hoe kunnen we met vertrouwen bidden, met de overtuiging dat we niet zullen omkomen in de strijd? Die overtuiging vloeit voort uit ons goddelijk kindschap en dat is iets waarover ik me iedere keer weer verwonder. De Heer die ons in deze Veertigdagentijd vraagt om ons te bekeren is geen tirannieke heerser en ook geen starre, onverbiddelijke rechter. Hij is onze Vader. Hij spreekt met ons over onze zonden, onze fouten en tekortkomingen, maar Hij doet dat om ons ervan te bevrijden en ons zijn vriendschap en liefde aan te bieden. We bekeren ons met blijdschap, want we zijn ons bewust van ons goddelijk kindschap en we weten dat we terugkeren naar het huis van de Vader.

Het goddelijk kindschap is het fundament van de geest van het Opus Dei. Alle mensen zijn kinderen van God, maar een kind kan op heel verschillende manieren op zijn vader reageren. Wij moeten ons best doen om kinderen te zijn die beseffen dat de Heer — in zijn liefde voor ons, zijn kinderen — ervoor gezorgd heeft dat wij midden in deze wereld in zijn huis wonen, dat wij tot zijn gezin behoren, dat Hij alles met ons en wij alles met Hem delen, dat wij op een vertrouwelijke manier met Hem kunnen omgaan zoals eigen is aan een gezin, waardoor we, als een klein kind, zelfs om de maan durven te vragen!

Een kind van God gaat met Hem om als met zijn Vader, niet met slaafse onderworpenheid, ook niet met formeel respect of louter uit beleefdheid, maar heel open en vol vertrouwen. God neemt geen aanstoot aan de mensen. God wordt niet moe van onze ontrouw. Onze hemelse Vader vergeeft iedere belediging zodra zijn kind zich omkeert en zich weer tot Hem richt, als het spijt heeft en vergiffenis vraagt. God is zozeer een Vader, dat Hij ons verlangen naar vergeving ziet aankomen en ons vol liefde en met open armen tegemoetkomt om ons zijn genade te schenken.

Wees ervan overtuigd dat ik dit niet verzin. Denk maar aan de parabel die de Zoon van God ons vertelt om ons de liefde van de Vader in de hemel te laten begrijpen: de parabel van de verloren zoon (zie Lc 15, 11 e.v).

Zijn vader zag hem al in de verte aankomen — zegt de Schrift — en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem af, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk (Lc 15, 20). Dat zijn woorden uit de heilige Schrift: kuste hem hartelijk! Kan het nog menselijker worden uitgedrukt? Kan de vaderlijke liefde van God voor de mensen nog sprekender worden beschreven?

Tegenover een God die op ons toesnelt kunnen wij niet stilzwijgen, maar we zeggen Hen met de heilige Paulus: Abba, Pater! (Rom 8, 15) Vader! Mijn Vader! Want Hij, de Schepper van het universum, hecht geen belang aan klinkende titels, het gaat Hem niet om de plechtige erkenning van zijn heerschappij. Hij wil dat wij Hem Vader noemen en dat we dat woord vol blijdschap uitspreken.

In zekere zin is het menselijk leven een voortdurend terugkeren naar het huis van onze Vader. Terugkeren door het berouw, door de bekering van het hart en met de wens om te veranderen; het vaste besluit om ons leven te beteren wat zich uit in daden van offervaardigheid en overgave. We keren terug naar het huis van de Vader door het boetesacrament, waarin wij ons door de belijdenis van onze zonden opnieuw bekleden met Christus en zo zijn broeders en zusters worden, leden van het gezin van God.

God wacht met uitgestrekte armen op ons, zoals de vader in de parabel, ook al hebben wij dat niet verdiend. Het maakt niet uit wat we Hem schuldig zijn. Zoals de verloren zoon hoeven we alleen maar ons hart voor Hem te openen en heimwee te hebben naar het huis van de Vader. We hoeven ons alleen maar te verwonderen en te verheugen over het geschenk van God dat we ons zijn kinderen mogen noemen en dat ook werkelijk zijn, ook al beantwoorden wij vaak niet aan de genade.

Worden als kinderen in de liefde tot God

Laten we dit punt aandachtig overwegen, want het kan ons helpen om heel belangrijke dingen te begrijpen. Het mysterie van Maria leert ons dat wij klein moeten worden om dichter bij God te kunnen komen. Voorwaar, Ik zeg u – riep de Heer uit terwijl Hij zich tot zijn leerlingen richtte — als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, gij het Rijk der hemelen zeker niet binnen zult gaan (Mt 18, 3).

Kind worden; ons losmaken van de hoogmoed en de zelfgenoegzaamheid; erkennen dat wij op eigen krachten niets kunnen, dat we de genade en de kracht van God de Vader nodig hebben om te leren lopen en op onze weg te volharden. Klein zijn vereist dat we onszelf geven zoals kinderen zich geven, geloven zoals kinderen geloven, vragen zoals kinderen vragen.

Dat alles leren we van Maria als we vol vertrouwen met haar omgaan. De devotie tot de heilige Maagd is niet gevoelsmatig of week: ze geeft de ziel troost en blijdschap, want de Mariaverering vraagt de intense en volledige geloofsbeleving die ons helpt uit onszelf te komen en onze hoop op de Heer stellen. Mijn Heer is mijn herder, luidt de psalm, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed. Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt (Ps 22, 1-4).

Wij leren in de omgang met Maria als haar kinderen te zijn, juist omdat zij onze Moeder is. We leren om echt en zonder maat lief te hebben; om eenvoudig te zijn; om vrij te zijn van problemen die ontstaan als we egoïstisch zijn en alleen aan onszelf denken; om blij te zijn in het besef dat niets onze hoop kan breken. De weg die ons naar de dwaasheid van de liefde voor God leidt, begint met liefde voor de allerheiligste Maagd Maria, een liefde die vol vertrouwen is. Deze woorden heb ik jaren geleden opgenomen in het voorwoord bij een commentaar op de rozenkrans. Sindsdien heb ik me dikwijls van de waarheid van die woorden kunnen overtuigen. Ik zal nu niet veel zeggen om deze gedachte toe te lichten, maar ik nodig je wel uit om dit zelf te ervaren, het zelf te ontdekken. Wend je tot Maria, open je hart voor haar, vertrouw haar je vreugde en verdriet toe en vraag haar hulp om Jezus te leren kennen en Hem te volgen.