Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is apostolaat → de zuurdesem en het deeg.

De gist en het deeg

Wij willen de Heer volgen en zijn Woord verbreiden. Menselijk gesproken is het logisch, dat we ons dan ook afvragen: met zijn hoevelen zijn we voor zo'n groot aantal? Al waren we met miljoenen, dan nog zouden we met weinigen zijn in verhouding tot het aantal bewoners van de aarde. Daarom moeten we onszelf zien als een beetje zuurdesem, klaar en bereid om heel de mensheid een goede dienst te bewijzen. Daarbij moeten we de woorden van de Apostel in gedachten houden: Ge weet toch dat een beetje zuurdesem genoeg is om het hele deeg te laten gisten? (1 Kor 5, 6). We moeten leren gist en zuurdesem te zijn om de massa om te vormen en geheel te veranderen.

Is gist van nature beter dan deeg? Nee. Maar gist geeft de mogelijkheid op het deeg in te werken en het in eetbaar en gezond voedsel om te zetten.

Denken we eens, al is het maar in grove trekken, aan het effect van gist bij het maken van brood: basisvoedsel, heel eenvoudig en binnen ieders bereik. Hier en daar —misschien bent u er wel eens bij geweest— is het ovenklaar maken van het deeg een hele plechtigheid die ons tenslotte een verbazingwekkend, smakelijk resultaat voor ogen tovert.

Men neemt goed meel, zo mogelijk het beste. Men kneedt het deeg in de kom om de gist er doorheen te werken. Een langdurig karwei dat geduld vraagt. Dan een tijdje rust, nodig om het desem zijn werk te laten doen en het deeg te laten rijzen.

Intussen brandt in de oven het vuur, gestookt met hout dat verteerd wordt. En door de werking van de hitte van de vlammen krijgen we een vers, luchtig brood van grote klasse. Dat resultaat zouden we nooit bereikt hebben zonder de werking van de gist —er is maar een beetje nodig— die in een doeltreffend, onzichtbaar proces tussen de andere bestanddelen opgenomen en verdwenen is.

Als we deze passage van de apostel Paulus met gevoel voor het bovennatuurlijke overdenken, zullen we inzien dat er geen andere mogelijkheid is dan ten dienste van alle zielen te werken. Anders gedragen we ons als egoïsten. Als we ons leven nederig beschouwen, zullen we helder zien, dat de Heer ons behalve de genade van het geloof ook nog talenten en goede eigenschappen gegeven heeft. Niemand van ons is een serieprodukt: onze Vader heeft ons een voor een geschapen en Hij heeft verschillende goederen onder zijn kinderen verdeeld. Wij moeten die talenten en eigenschappen ten dienste van iedereen stellen: die gaven van God gebruiken als hulpmiddelen om anderen Christus te laten ontdekken.

Zie dat niet als een extra, als een randversiering van ons christelijk bestaan. Als de desem niet gist, gaat hij verloren. Hij kan verdwijnen zonder het deeg te laten rijzen, maar hij kan ook verspild worden in nutteloosheid en egoïsme. We bewijzen God Onze Heer geen gunst, als we aan anderen over Hem vertellen. Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, als gevolg van het gebod van Jezus Christus: Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig! (1 Kor 9, 16).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift