Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is apostolaat → de h. Maagd Medeverlosseres .

Maar laten we de lijn van de parabel volgen. Wat doen de dwaze maagden nu? Vanaf het moment waarop zij geroepen worden, zijn ze ijverig bezig om zich voor te bereiden op de ontvangst van de Bruidegom: zij gaan olie kopen. Maar ze zijn te laat tot een besluit gekomen en terwijl zij heengingen kwam de Bruidegom. Die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren: en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, Heer, doe ons open (Mat 25, 10-11). Zij hebben heus niet werkeloos toegezien: zij hebben echt geprobeerd iets te ondernemen… Maar zij krijgen een stem te horen die hen bars antwoordt: Ik ken u niet (Mat 25, 12). Zij hebben niet geweten hoe ze zich met genoeg ijver moesten voorbereiden of hebben het niet gewild. Zij vergaten de verstandige voorzorgsmaatregel te nemen tijdig olie te kopen. Het ontbrak hun aan edelmoedigheid om de kleine taak die hun was opgedragen tot het einde toe ten uitvoer te brengen. Zij hadden er ruimschoots de tijd voor, maar ze hebben die verspild.

Laten we de moed hebben ons leven kritisch te beschouwen. Waarom vinden we soms niet die paar minuten om het werk dat ons is opgedragen en dat een middel tot onze heiliging is liefdevol af te maken? Waarom verwaarlozen wij onze plichten jegens ons gezin? Waarom zijn we gehaast zodra we gaan bidden of het heilig Misoffer bijwonen? Waarom ontbreekt het ons aan rust en kalmte wanneer het erom gaat onze plichten van staat te vervullen, terwijl we geen greintje haast hebben als het om onze eigen invallen gaat? Wat een kleinigheden, zult u zeggen. Ja, dat is zo; maar die kleinigheden zijn nu juist de olie, onze olie, die het vuur laat opvlammen en het licht doet branden.

Laten wij de Heer nu, aan het eind van dit gesprek met Hem, vragen dat Hij ons vergunt met Sint Paulus te herhalen dat wij zegevieren, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch de engelen noch de boze geesten, noch wat is noch wat zal zijn, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer (Rom 8, 37­39).

Dit is de liefde die ook de Schrift in vurige bewoordingen bezingt: geen stortvloed van water kan de liefde blussen, geen rivier spoelt haar weg (Hoogl 8, 7). Van deze liefde is het Hart van Maria altijd zo vervuld geweest, dat het zelfs verrijkt werd met het Moederschap van de hele mensheid. Bij de heilige Maagd is de liefde tot God ook versmolten met haar zorg voor al haar kinderen. Wat zal haar allerzoetst Hart, dat voor de kleinste kleinigheden aandacht had —zij hebben geen wijn meer (Joh 2, 3)— veel hebben moeten lijden, toen zij getuige was van die collectieve wreedheid, die verbetenheid van de beulen, die het Lijden en Sterven van Jezus bewerkstelligden. Maria echter zegt geen woord. Evenals haar Zoon bemint, zwijgt en vergeeft zij. Dat is de kracht van de Liefde.

Moeder van de Kerk

Ik houd ervan in gedachten terug te gaan naar de jaren waarin Jezus bij zijn moeder was, jaren die bijna het hele leven van Onze Heer beslaan. Ik zie Hem als klein kind, wanneer Maria bezig is Hem te verzorgen, Hem kust en met Hem speelt. Ik zie Hem opgroeien onder de liefhebbende ogen van zijn Moeder en van de heilige Jozef, zijn vader hier op aarde. Met hoeveel tederheid en fijngevoeligheid moeten Maria en de heilige patriarch in Jezus' jeugd voor Hem gezorgd hebben en hoeveel zullen zij niet continu stilzwijgend van Hem geleerd hebben. Hun zielen zullen wel steeds meer op die van hun Zoon, Mens en God, zijn gaan lijken. Daarom kent Maria —en na haar de heilige Jozef— als niemand anders de gevoelens van Christus' Hart, en zij beiden zijn de beste weg —ik zou haast zeggen de enige weg— om tot de Verlosser te komen.

“Dat de ziel van Maria in ieder van u moge zijn —schreef de heilige Ambrosius— opdat u de Heer looft. Dat de geest van Maria in eenieder moge zijn, opdat u zich in God verblijdt”. En deze kerkvader voegt er opmerkingen aan toe die op het eerste gezicht gedurfd lijken, maar die een duidelijk geestelijke betekenis hebben voor het leven van de gedoopte. “Naar het vlees is er maar één de Moeder van Christus; naar het geloof is Christus de vrucht van ons allen” (H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 2, 26 (PL 15, 1561)).

Als wij ons vereenzelvigen met Maria, als wij haar deugden navolgen, kunnen wij verkrijgen dat Christus door de genade geboren wordt in de ziel van heel veel mensen die zich met Hem zullen vereenzelvigen door de werking van de Heilige Geest. Als wij Maria navolgen, delen wij op een bepaalde manier in haar geestelijk moederschap. In alle stilte, zoals onze Vrouwe, onopvallend, haast zonder woorden, door het oprecht en consequent getuigenis van een christelijk leven, door edelmoedig voortdurend een fiat te herhalen, dat als iets intiems tussen ons en God vernieuwd wordt.

Leermeesteres van de liefde. Denk aan het tafereel van de opdracht van Jezus in de tempel. De grijsaard Simeon zei tegen Maria, zijn Moeder: Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal met een zwaard worden doorboord (Luc 2, 34­35). De onmetelijke liefde van Maria voor de mensheid maakt dat, ook in haar, het woord van Christus vervuld wordt: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15, 13).

De pausen hebben Maria terecht Medeverlosseres genoemd: “zozeer leed zij mee met haar lijdende en stervende Zoon en stierf zij als het ware bijna zelf, zozeer heeft zij voor het heil van de mensen afstand gedaan van haar moederlijke aanspraken op haar Zoon en Hem geofferd, in zoverre het van haar afhing, om de goddelijke rechtvaardigheid te bevredigen, dat we terecht kunnen zeggen, dat zij het menselijk geslacht samen met Christus verlost heeft” (Benedictus XV, Brief Inter sodalicia, 22 maart 1918, ASS 101919, p. 182). Zo begrijpen we het lijden en sterven van onze Heer beter als we ons steeds voor ogen houden: stabat autem iuxta crucem Iesu mater eius (Joh 19, 25), naast Jezus' Kruis stond zijn Moeder.

U zult vast wel hebben gemerkt hoe sommige moeders vanuit een terecht gevoel van trots zich haasten aan de zijde van hun kinderen te staan wanneer dezen zegevieren of hun publiekelijk eer wordt betoond. Anderen daarentegen blijven op de achtergrond, ook op die momenten, en houden van hen in stilte. Maria was zo'n moeder, en Jezus wist dat.

Maar nu, bij de schande van het Kruisoffer, was Maria juist wel aanwezig en bedroefd hoorde zij dat de voorbijgangers Hem hoonden, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af! (Mat 27, 39­40). Onze Vrouwe hoorde de woorden van haar Zoon en deelde zijn smart: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mat 27, 46). Wat kon zij doen? Zich verenigen met de verlossende liefde van haar Zoon, en de Vader de onmetelijke smart offeren die als een scherp zwaard haar zuiver hart doorboorde.

Jezus voelt zich opnieuw gesterkt door de bescheiden en liefdevolle aanwezigheid van zijn Moeder. Maria schreeuwt het niet uit, zij rent niet heen en weer. Stabat: zij staat, naast haar Zoon. Dan ziet Jezus haar aan, waarna hij zijn blik op Johannes richt. En hij roept uit: Vrouw, zie daar uw zoon. Vervolgens zegt Hij tot de leerling: Zie daar uw Moeder (Joh 19, 26­27). In Johannes vertrouwt Christus alle mensen aan zijn Moeder toe, in het bijzonder zijn leerlingen: zij, die in Hem zouden geloven.

Felix culpa (Paaswake, Exsultet) —zingt de Kerk— gelukkige schuld, want zij heeft ons zo'n grote Verlosser gebracht. Gelukkige schuld, kunnen wij er bovendien aan toevoegen, die ons de heilige Maria als Moeder heeft gebracht. Voortaan zijn wij veilig, voortaan behoeven we ons nergens meer zorgen over te maken, want de Vrouwe, die gekroond is tot koningin van hemel en aarde, is alvermogend in haar smeken bij God. Jezus kan Maria, noch ons als kinderen van zijn eigen Moeder, iets weigeren.