Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Hoop → vertrouwensvolle strijd .

Daar waar wij ons bevinden, spoort de Heer ons aan: waakt! Laten we na deze vraag van God ons geweten voeden met hoopvol verlangen naar heiligheid, met daden. Geef mij uw hart, mijn zoon (Spr 23, 26), fluistert Hij ons in het oor. Houd op luchtkastelen te bouwen, besluit uw ziel te openen voor God, want alleen in de Heer zult u een echt fundament vinden voor uw hoop en voor het weldoen aan de anderen. Wanneer men niet strijdt met zichzelf, wanneer men de vijanden die de innerlijke burcht belagen —trots, afgunst, zingenot van het lichaam en van de ogen, zelfgenoegzaamheid, een dwaze zucht naar losbandigheid— niet definitief afslaat, wanneer er geen innerlijk gevecht meer is, zullen alle meer edele idealen verdorren als een bloem in het gras. De zon komt op met haar verzengende hitte; zij doet het gras verdorren, de bloem valt af en heel haar luister is verdwenen (Jak 1, 10­11). Dan zullen ontmoediging en droefheid in de kleinste spleten ontspruiten, als onkruid dat alles overwoekert.

Jezus neemt geen genoegen met een aarzelend gestamelde instemming. Hij maakt er aanspraak op en heeft er recht op dat wij vastberaden, zonder concessies aan moeilijkheden, onze weg gaan. Hij verwacht flinke en concrete stappen. Al te algemeen geformuleerde voornemens leiden immers meestal tot bijna niets. Die zo weinig omlijnde voornemens lijken me bedrieglijke hersenspinsels die de goddelijke stemmen, die het hart hoort, tot zwijgen brengen. Het zijn dwaallichten die niet branden en geen warmte geven. Het zijn voornemens die net zo vlug verdwijnen als ze opgekomen zijn.

Daarom zou ik overtuigd zijn van de oprechtheid van uw pogingen om het doel te bereiken als ik u er welbewust op af zie gaan. Doe het goede, door uw gewone houding tegenover de bezigheden van elk moment te herzien. Beoefen de gerechtigheid, met name in de omgeving waar u gewoonlijk verkeert, ook al gaat u gebukt onder vermoeidheid. Koester het geluk van de mensen om u heen, door de anderen met blijdschap te dienen op uw werkplek, door u in te spannen uw eigen werk zo volmaakt mogelijk uit te voeren, door begrip, door een glimlach, met de houding van een gedoopte. En alles voor God, met zijn glorie in gedachten, met de blik omhoog, hunkerend naar het uiteindelijke Vaderland, want alleen dat doel loont de moeite.

Alles vermag ik

Als u niet vecht, zeg me dan niet, dat u ernaar streeft u meer te vereenzelvigen met Christus, Hem te leren kennen om Hem te beminnen. Als wij de 'koninklijke weg'inslaan —het volgen van Christus— en ons gedragen als kinderen van God, dan is het geen geheim wat ons wacht: het heilig Kruis. We doen er goed aan dat te beschouwen als het middelpunt waar wij onze hoop aan ontlenen ons te verenigen met de Heer.

Wees gewaarschuwd: dit programma is geen eenvoudige onderneming; leven zoals de Heer dat aangeeft, vergt inspanning. Ik citeer u het relaas van de Apostel die verhaalt wat hem zoal overkomen is en wat hij heeft moeten lijden om de wil van Jezus te vervullen: Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-een. Driemaal ben ik met stokken geslagen, eenmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders, met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het overige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de kerken (2 Kor 11, 24­28).

In deze gesprekken met God beperk ik me graag tot de werkelijkheid waarin wij ons bevinden, zonder theorieën te ontwikkelen, zonder te dromen van grote, heldhaftige momenten van onthechting en zelfverloochening, die gewoonlijk niet voorkomen. Het is van belang de tijd te benutten en haar niet door de vingers te laten glippen. Want voor een christen is tijd meer dan geld waard, omdat het een voorschot is op glorie die ons later verleend zal worden.

Onze dagen verlopen natuurlijk niet met zoveel en zo erge tegenslagen als Saulus tijdens zijn leven op zijn weg vond. Wij zullen de laagheid van ons egoïsme, de strapatsen van onze zinnelijkheid, de grijpklauwen van een onnutte en lachwekkende trots en een heleboel andere ondeugdelijkheden ontdekken: zoveel, zo ontzettend veel zwakten. Opgeven? Nimmer. Met de heilige Paulus herhalen we tot de Heer: ik vind voldoening in mijn zwakten, smaad, nood, vervolging en benauwdheid uit liefde voor Christus; want als ik zwak ben, ben ik sterk (2 Kor 12, 10).

Soms, als alles nog erger misgaat dan we hadden kunnen denken, komen ons spontaan de woorden op de lippen: Heer, het is me te veel, veel te veel… Dan is precies het moment gekomen om de koers aan te passen: ik zal, met U samen, zelfverzekerd doorgaan, want Gij zijt juist mijn kracht, quia tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 43, 2).

Ik heb u gevraagd er aan te denken, midden onder uw bezigheden, uw ogen voortdurend op te slaan naar de hemel, want de hoop zal ons aanzetten die sterke hand te grijpen die God ons zonder onderbreking reikt, opdat wij het bovennatuurlijk perspectief nooit uit het oog verliezen. Hij reikt ons ook zijn hand als onze passies zich roeren en ons belagen om ons op te sluiten in de miezerige wijkplaats van ons eigen ik, of als wij —met kinderachtige ijdelheid— vinden dat wij het middelpunt van de wereld zijn. Ik leef in de overtuiging dat ik niets zal presteren zonder mijn blik naar boven, zonder Jezus. Ik weet dat mijn sterkte, om te overwinnen en mijzelf te overwinnen, voortkomt uit het herhalen van deze leus: alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft (Fil 4, 13), die herinnert aan de zekere belofte van God zijn kinderen niet in de steek te laten, als zijn kinderen Hem niet in de steek laten.

Fouten en vergeving

Zo dicht is de Heer zijn schepsels genaderd, dat wij allen in ons hart hoogtehonger hebben en snakken nog hoger te komen, het goede te doen. Ik roep deze verlangens naar iets hogers juist nu in u op omdat ik u zou willen overtuigen van de zekerheid die Hij in uw ziel heeft gelegd. Als u die laat werken, zult u —daar waar u bent— als nuttig werktuig dienen, met een onverwachte doeltreffendheid. Om nu niet uit lafheid dit vertrouwen, waarmee God u vervuld heeft, te laten schieten, is het goed niet onnozel te speculeren over de moeilijkheden die u op uw levensweg zult ontmoeten.

Wij hoeven niet verbaasd te zijn. Wij slepen in onszelf —als gevolg van onze gevallen natuur— een begin van opstandigheid, van verzet tegen de genade mee. Het zijn de wonden van de erfzonde die door onze persoonlijke zonden weer gaan zweren. Maar hoe dan ook, wij zullen die tochten naar boven moeten ondernemen, die goddelijke en menselijke arbeid —die van elke dag— die altijd uitmonden in de liefde van God. Klim omhoog met nederigheid, met een rouwmoedig hart, vol vertrouwen op de hulp van God. Spreek uw beste krachten aan, alsof alles alleen van u zelf zou afhangen.

Sluit, terwijl wij strijden —een strijd die tot onze dood zal voortduren— de mogelijkheid niet uit dat de vijanden van buitenaf en van binnenuit zullen aanvallen. En alsof dat nog niet genoeg zou zijn, zullen u soms de fouten die u begaan hebt te binnen schieten, misschien wel heel veel. Als dat gebeurt —wat niet per se het geval zal zijn; het zal in elk geval geen vaste regel zijn— maak dan van die gelegenheid een motief u nog meer met de Heer te verenigen; omdat Hij, die u heeft uitverkoren als kind van God, u nooit in de steek zal laten. Hij laat de beproeving toe, opdat u meer zult beminnen en met helderder blik zijn niet aflatende bescherming zult ontdekken, zijn Liefde.

Ik blijf het zeggen, vat moed, omdat Christus, die ons vergaf aan het Kruis, zijn vergiffenis blijft aanbieden in het boetesacrament. En mocht iemand zondigen, dan hebben wij een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. En Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor onze zonden, maar ook voor die der gehele wereld (1 Joh 2, 1­2).

Vooruit, wat er ook moge gebeuren. Houdt u stevig vast aan de arm van de Heer, en bedenk, dat God geen slagen verliest. Als u zich om welke reden dan ook van Hem hebt afgekeerd, reageert u dan met de nederigheid van het beginnen en opnieuw beginnen; doe alle dagen als de verloren zoon, doe het elke vierentwintig uur meer dan eens; met de nederigheid van het zuiveren van uw berouwvol hart in de biecht. Dat is werkelijk het wonder van Gods liefde. Door dit schitterend sacrament zuivert de Heer uw ziel en doet uw blijdschap en kracht overvloeien om niet te versagen in uw strijd en het niet moe te worden naar God terug te keren, ook al lijkt alles duister. Bovendien beschermt de Moeder van God, die ook onze Moeder is, u met de liefderijke zorg van een moeder, en zij leidt uw schreden.

Het belang van strijd

Er is een list waarvoor ik u moet waarschuwen. De duivel —hij neemt nooit vakantie— voelt zich niet te min die list toe te passen om ons de vrede te ontnemen. Misschien bekruipt u op een bepaald moment twijfel, de verleiding te denken dat er een treurige teruggang is, of dat er nauwelijks sprake van vooruitgang is. Zelfs kan de overtuiging post vatten, dat er niettegenstaande onze moeite ons te beteren sprake is van een verslechtering. Ik verzeker u, dat een dergelijke pessimistische inschatting gewoonlijk de weerslag is van een verkeerd verwachtingspatroon, een bedrog dat beter afgewezen kan worden. Het kan, in dat soort gevallen, gebeuren, dat de ziel opmerkzamer wordt, het geweten verfijnder, de liefde veeleisender. En het kan ook gebeuren, dat de werking van de genade intenser verlichting brengt en veel details in het oog laat springen, die in de schemering niet opgemerkt zouden zijn. Wat daar van zij, onderzoekt u die onrust nauwkeurig, want de Heer vraagt ons, met zijn licht, meer nederigheid en edelmoedigheid. Geef toe, dat de Voorzienigheid van God ons zonder onderbrekingen leidt en dat Hij niet beknibbelt op zijn hulp —met indrukwekkende en kleinere wonderen— waarmee Hij zijn kinderen vooruit wil helpen.

Militia est vita hominis super terram, et sicut dies mercenarii, dies eius (Job 7, 1), het leven van de mens op aarde is een krijgsdienst, zijn dagen verstrijken onder de druk van het werk. Niemand ontsnapt aan deze wetmatigheid; ook niet de gemakzuchtigen die er niet achter willen komen: zij deserteren uit de gelederen van Christus. Zij storten zich in andere gevechten om voldoening te vinden voor hun luiheid, hun ijdelheid, hun kleinzielige ambities. Zij trekken op als slaven van hun grillen.

Aangezien het strijden als zodanig overeenstemt met de menselijke natuur, is het van belang dat wij zorgen onze taken te vervullen met volharding, vol goede wil biddend en werkend, met de goede bedoeling, met de blik op wat God graag heeft. Zo zal onze zucht naar Liefde haar bevrediging vinden. Zo trekken wij voort naar de heiligheid, ook al moeten wij aan het einde van elke dag vaststellen, dat er nog een lange weg te gaan is.

Vernieuw elke morgen met een serviam!, met een vastbesloten ?U zal ik dienen, Heer?, het voornemen niet op te geven, niet te vervallen tot luiheid of nietsnutten, de bezigheden met meer hoop, met meer optimisme aan te vatten. Wees ervan overtuigd, dat u en ik als verliezer uit een schermutseling te voorschijn kunnen treden, en toch met een oprechte akt van liefde die nederlaag te boven zullen komen.

De strijd van het kind van God gaat niet gepaard met verdriet om een gemis, met doffe gelatenheid, gebrek aan blijdschap. Deze strijd is de reactie van de verliefde minnaar, die als hij werkt en als hij uitrust, als hij geniet en als hij lijdt, zijn gedachten op zijn geliefde richt en omwille van haar de diverse problemen het hoofd biedt. In ons geval geldt bovendien: God verliest —nogmaals— geen veldslagen en wij zullen dus, aan zijn zijde, overwinnaars genoemd worden. Hij leidt mij, als ik zijn verlangens volg —ik spreek uit ervaring— naar grazige weiden. Hij voert mij naar wateren van rust. Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in sporen van waarheid, getrouw aan zijn naam. Moest ik gaan door het dal van de schaduw des doods, kwaad zou ik niet vrezen. Want naast mij gaat Gij. Uw stok en uw staf zijn mijn troost (Ps 23, 2­4).

In de gevechten van de ziel is strategie vaak een kwestie van tijd, van het toepassen van het juiste hulpmiddel, met geduld, koppig. Vermeerder uw akten van hoop. Denk er aan dat u nederlagen zult lijden of in uw innerlijk leven ups en downs —God geve, dat ze minimaal zijn— zult ondergaan, want niemand blijft van dergelijke tegenvallers gevrijwaard. Maar de Heer, die almachtig en barmhartig is, heeft ons de juiste middelen ter beschikking gesteld om te overwinnen. We hoeven ze alleen maar toe te passen, zoals ik al eerder zei, met de vaste bedoeling te beginnen en elk moment, als het nodig is, opnieuw te beginnen.

Neem wekelijks —en altijd als het nodig is, zonder scrupuleus te zijn— uw toevlucht tot het sacrament van de boetvaardigheid, het sacrament van de goddelijke vergeving. Bekleed met de goddelijke genade zullen wij de bergen doorkruisen (vgl. Ps 103, 10), en wij zullen de steile helling beklimmen —de vervulling van onze christenplicht— zonder te stoppen. Als wij, vol goede wil, deze hulpmiddelen gebruiken en als wij de Heer vragen of Hij ons hoop verleent die elke dag groter is, zullen wij de aanstekelijke blijdschap bezitten van hen die zich kinderen van God weten: Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? (Rom 8, 31). Optimisme dus. Gedreven door de kracht van de hoop zullen we strijden de kleverige vlek uit te wissen die de zaaiers van de haat hebben achtergelaten en de wereld met een vreugdevol perspectief herontdekken, omdat die mooi en zuiver uit Gods handen is voortgekomen. Wij zullen Hem haar even mooi teruggeven, als wij leren echt berouw te hebben.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift