Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Eenheid van leven → levend gebed .

Vroomheid, de houding van een kind

De vroomheid die uit het goddelijk kindschap voortkomt is een grondhouding van de ziel die uiteindelijk het hele bestaan vervult. Vroomheid is aanwezig in alle gedachten, alle verlangens, in alles waar ons hart naar uitgaat. Hebt u nooit opgemerkt dat kinderen —zonder dat ze het zich bewust zijn— in gezinnen hun ouders imiteren? Ze herhalen hun gebaren, nemen gewoonten over, ze vereenzelvigen zich in hun gedrag op heel wat manieren met hen.

Hetzelfde kan gebeuren met het gedrag van een goed kind van God. Het ondergaat ook —zonder te weten hoe of langs welke weg— die geweldige 'vergoddelijking' die ons helpt de gebeurtenissen te zien met de bovennatuurlijke dimensie van het geloof. Men houdt van alle mensen, zoals onze Vader in de Hemel van hen houdt. En —dat is wat telt— we krijgen er een nieuw elan door in onze dagelijkse poging bij de Heer te komen. Onze kleine gebreken —ik zeg het met nadruk— zijn niet van belang, want hier zijn de liefhebbende armen van Onze Vader om ons op te beuren.

Let eens op het grote verschil tussen een jongetje dat valt en een volwassen man die valt. Voor jongetjes is vallen meestal niet belangrijk. Zij struikelen zo vaak. Als er al een paar tranen rollen, krijgen ze van hun vader te horen: mannen huilen niet. En het incident is gesloten, met de poging van het kind te voldoen aan de verwachtingen van zijn vader.

Kijk anderzijds eens naar wat er gebeurt als een volwassen man zijn evenwicht verliest en voorover op de grond valt. Het is dat we medelijden hebben, anders zouden we ons vrolijk maken en lachen. Maar de val kan in niet geringe mate tot ernstige gevolgen leiden en bij oude mensen zelfs tot ongeneeslijke breuken. In het innerlijk leven is het dan ook beter voor iedereen te zijn quasi modo geniti infantes, zoals die kleintjes die wel van rubber lijken en zelfs plezier hebben in hun duikelingen, want ze zijn direct weer op de been om verder rond te rennen. Ze weten ook dat ze door hun ouders getroost zullen worden, als het nodig is.

Als we ervoor zorgen ons zo te gedragen als zij, zullen de struikelingen en mislukkingen —die trouwens onvermijdelijk zijn— van ons innerlijk leven ons niet verbitteren. We zullen verdriet hebben, maar niet ontmoedigd worden. En met een glimlach die, als helder water, opwelt vanuit de vreugde om ons kindzijn van die Liefde, die grootheid, die oneindige wijsheid, die barmhartigheid die onze Vader in de Hemel is. Tijdens mijn jaren in dienst van de Heer heb ik geleerd een klein kind van God te zijn. En dit vraag ik ook van u, dat u zult zijn quasi modo geniti infantes, kinderen die verlangen naar het woord van God, het brood van God, het voedsel van God, de sterkte van God om ons voortaan als christelijke mensen te gedragen.

J@#ubilate Deo. Exsultate Deo adiutori nostro (Ps 81, 2 (Introïtus van de Mis)). Juicht God ter eer. Jubelt voor God, onze enige Sterkte. Wie dit niet begrijpt, Jezus, weet niets van liefde, zonde of ellende. Ik ben een armzalig mens en ik ken zonde, liefde en ellende. Weet u wat het is opgeheven te worden naar het hart van God? Begrijpt u dat een ziel voor het aanschijn van de Heer treedt, zijn hart voor Hem opent, Hem zijn klachten voorlegt? Ik beklaag me bijvoorbeeld als Hij jonge mensen tot Zich roept die Hem op aarde nog vele jaren hadden kunnen dienen en beminnen; omdat ik het niet begrijp. Het zijn echter verzuchtingen vol vertrouwen. Ik weet dat ik, als ik me losmaak uit de armen van God, direct zal struikelen. Daarom voeg ik er onmiddellijk, terwijl ik de plannen van de Hemel aanvaard, langzaam aan toe: Moge hij gedaan en vervuld worden, laat hij geloofd en eeuwig geprezen zijn, de allerrechtvaardigste en allerbeminnelijkste Wil van God boven alle dingen. Amen. Amen.

Dat is de wijze van doen die het evangelie ons leert, de zeer heilige spitsvondigheid en de bron van succes in de apostolische arbeid. Het is de oorsprong van onze liefde en onze vrede: de liefde en vrede van de kinderen Gods. Het is het pad waarlangs we genegenheid en hemelse rust naar de mensen kunnen doorgeven. Onze dagen zullen alleen in Liefde hun voleinding vinden als we ons werk geheiligd hebben en daarin het verborgen geluk gezocht hebben van de zaken van God. We zullen ons gedragen met de heilige schaamteloosheid van kinderen en we zullen de schaamte —de schijnheiligheid— van de volwassenen afwijzen die bang zijn naar hun Vader terug te keren, als hun het fiasco van een val overkomen is.

Ik eindig met de groet van de Heer die het evangelie ons overlevert: pax vobis. Vrede zij met u… En de leerlingen werden vervuld met vreugde bij het zien van de Heer (Joh 20, 19­20), van de Heer die ons naar de Vader voert.

Gebed, een tweegesprek

We zijn de weg van het gebed al ingeslagen. Hoe moeten we nu verder? Hebt u niet gezien hoeveel mensen —mannen en vrouwen— alleen maar met zichzelf lijken te praten, voldaan naar zichzelf luisteren? Het is een bijna onstuitbare woordenstroom, een monoloog die telkens onverdroten terugkeert naar de problemen die hen bezighouden zonder dat middelen worden aangedragen om ze op te lossen. Misschien is hun enig motief een ziekelijk verlangen naar medelijden of bewondering. Het lijkt wel alsof hun verlangens niet verder reiken.

Als we werkelijk ons hart willen uitstorten en daarbij eerlijk en eenvoudig blijven, zullen we de raad zoeken van mensen die van ons houden, die ons begrijpen. Dan praat men met zijn vader of moeder, man of vrouw, broer of zus, vriend of vriendin. Zo komt er meteen een gesprek op gang, hoewel het vaak voorkomt dat we eerder onszelf ter sprake brengen, vertellen wat ons overkomen is, dan dat we luisteren. Laten we ons op dezelfde manier tegenover God gaan gedragen, in de zekerheid dat Hij ons hoort en antwoord geeft. Wij moeten met gespitste oren naar Hem luisteren. We moeten ons geweten openstellen voor een nederige samenspraak met God. Vol vertrouwen doen we Hem verslag van alles wat er in ons hoofd en ons hart omgaat: vreugde, verdriet, hoop, pijn, succes, mislukkingen, tot en met de kleinste gebeurtenissen van de dag. Omdat wij beseffen dat onze Hemelse Vader belang stelt in al onze zaken.

Neem —voor zover die er is— afstand van de misvatting die door luiheid veroorzaakt wordt, dat gebed wel even uitgesteld kan worden. Die bron van genade mogen we niet uitstellen tot morgen. Nu is het geschikte moment. God die ons de gehele dag met liefdevolle blik gadeslaat, gaat voor in ons innerlijk gebed. En u en ik, ik zeg het nogmaals, moeten vertrouwen op Hem, zoals we vertrouwen op een broer, een vriend, een vader. Zeg Hem —ik zeg het Hem— dat Hij al Grootheid, Goedheid en Barmhartigheid is. En voeg daar aan toe: daarom wil ik verliefd op U worden, ondanks mijn onbeschaafde manieren, ondanks die arme handen van mij die vuil en verweerd zijn door het stof van de smalle aardse wegen.

Zo gaan we, zonder het te merken, verder met goddelijke, sterke en stevige tred, met in het hart de innige overtuiging dat, in de nabijheid van de Heer, ook smart, offers en lijden begerenswaardig zijn. Wat een bron van kracht voor een kind van God zich zo dicht bij zijn Vader te weten! Gebeure wat gebeurt, met U, mijn Heer en Vader, mijn rots en mijn sterkte (vgl. 2 Sam 22, 2), ben ik sterk en veilig.

Er zou geen dag voorbij moeten gaan zonder ogenblikken die in het bijzonder gewijd zijn aan een gesprek met God. Elke dag moet momenten kennen waarin onze gedachten opgaan naar Hem, waarin de woorden onze lippen niet hoeven te verlaten omdat het hart ze al gezongen heeft. Laten we aan die genormeerde vroomheid voldoende tijd besteden. Op een vast tijdstip als dat kan. Laten we vlak bij het tabernakel Hem gezelschap houden die daar uit liefde aanwezig is. En als dat niet kan, gewoon ergens anders, want God is op een onzegbare wijze in onze ziel aanwezig, mits we in staat van genade zijn. Ik raad u aan toch zo vaak als u kunt naar een 'oratorium', een plaats om te bidden, te gaan. Ik gebruik met opzet niet het woord 'kapel' om duidelijker te laten uitkomen, dat het niet gaat om een plaats waar u zich in goede sier zult vertonen, maar om een plaats waar u de geest verheft met ingetogenheid en diepe verbondenheid met de hemel. Daartoe is de stille en intieme overweging voldoende en vooral de overtuiging dat Jezus Christus ons ziet, ons hoort, op ons wacht en ons voorgaat vanuit het tabernakel waar Hij op verborgen wijze, onder sacramentele gedaante, werkelijk aanwezig is.

Ieder van u kan, als hij dat wil, eigen wegen vinden voor dit gesprek met God. Ik zal hier niet spreken over methoden of over formules, want het is nooit mijn stijl geweest iemand in een keurslijf te dwingen. Ik heb geprobeerd iedereen zover te krijgen dat men nadert tot God. Daarbij heb ik elke ziel gelaten zoals die was met alle bijzonderheden die bij die persoon hoorden. Vraag Hem lijn te brengen in uw leven. Niet alleen in uw hoofd, maar in het diepst van uw hart en in al uw uiterlijke bezigheden. Ik verzeker u, dat u zich zo een hoop narigheid en verdriet als gevolg van egoïsme kunt besparen. En u zult in u de kracht voelen het goede rondom u te verbreiden. Hoeveel hindernissen verdwijnen er niet als we in ons binnenste God tot zeer nabij naderen: deze God van ons die ons nooit verlaat! Deze liefde van Christus voor de zijnen, voor zieken en invaliden, treedt met onderscheiden schakeringen telkens nieuw naar voren en Hij vraagt: Wat gebeurt er, wat overkomt je? Met mij gebeurt… En plotseling is er licht of, minstens, aanvaarding en vrede.

Ik vraag u op die vertrouwelijke manier met de Meester te spreken en ik wijs daarbij met bijzondere nadruk op de moeilijkheden voor u persoonlijk. De versperringen op de weg naar ons geluk komen immers voort uit onze eigen min of meer verborgen hoogmoed. Naar ons eigen oordeel zijn we uitzonderlijk waardevol; hebben we buitengewone eigenschappen. Als anderen daar niet hetzelfde over denken, voelen we ons vernederd. Dat is een goede gelegenheid hulp te zoeken in het gebed en ons oordeel te herzien. We leven met de zekerheid, dat het nooit te laat is om een andere weg te kiezen. Maar het is wel verstandig deze koerswijziging zo vroeg mogelijk in te zetten.

In het gebed kan de hoogmoed, met behulp van de genade, worden omgezet in nederigheid. Dan wordt de ziel vervuld van echte vreugde; ook al voelen we nog slijk op onze vleugels: de modder van onze armetierigheid die aan het opdrogen is. Vervolgens zal door onze versterving het slijk eraf vallen. Onze vlucht zal hoger reiken, omdat we zullen drijven op de warme wind van Gods barmhartigheid.

Levend gebed

Ik sta op en doorkruis de stad, zoek op pleinen en in straten naar mijn zielsbeminde… (Hoogl 3, 2). En niet alleen de stad: ik zal me van het ene eind van de wereld naar het andere haasten —naar alle naties, alle volken; over paden en binnenwegen— om vrede te vinden voor mijn ziel. En die zal ik vinden in de dagelijkse bezigheden, die me daarbij volstrekt niet in de weg staan. Zij zijn juist het slingerpad van de steeds grotere liefde tot God, de drijfveer Hem meer en meer te beminnen, mij meer en meer met Hem te verenigen.

En wanneer we —hevig— bekoord worden door ontmoediging, weerstand, strijd, verwarring, door een nieuwe nacht in de ziel, legt de psalmist ons deze woorden in de mond, en in het verstand: Ik ben met hem in de nood (Ps 91, 15). Wat is, Jezus, mijn kruis waard tegenover het uwe? Wat stellen mijn schrammen voor tegenover uw wonden? Wat betekent tegenover uw onmetelijke, zuivere en grenzeloze liefde deze armzalige last die Gij op mijn schouders hebt gelegd? En uw hart, en het mijne, zullen vervuld worden door een heilig verlangen en —met daden— belijden wij, dat 'wij sterven van liefde' (vgl. Hoogl 5, 8).

Er ontstaat een dorst naar God, een hevig verlangen zijn tranen te begrijpen; zijn glimlach te zien, zijn aangezicht… Bedenk, dat de beste manier om dat onder woorden te brengen is het citeren van de woorden uit de Heilige Schrift: Gelijk het hert dat reikt naar waar het water stroomt, zo in verlangen reikt mijn ziel naar U, o God (Ps 42, 2). En de ziel raakt steeds meer vertrouwd met God, vergoddelijkt: de gedoopte is als een dorstige reiziger die zijn mond opent voor de wateren van de bron (vgl. Sir 26, 12).

Dagelijks leven

Ik hecht er aan nogmaals te verklaren dat ik niet spreek over een uitzonderlijke manier om christelijk te leven. Laat ieder van ons eens nadenken over wat God voor hem heeft gerealiseerd en wat het antwoord daarop is geweest. Als wij in dit persoonlijk gewetensonderzoek dapper zijn, zullen wij ontdekken wat er nog altijd aan schort. Gisteren was ik ontroerd, toen ik hoorde vertellen over een Japanse doopleerling die catechismusles gaf aan anderen die Christus nog niet eens kenden. En ik schaamde me. Wij hebben meer geloof nodig, meer geloof: en, met het geloof, contemplatie!

Overweeg nog eens in alle rust die goddelijke vermaning die de ziel vervult van onrust en, tegelijkertijd, de geneugten van suikerbrood en honing brengt: redemi te, et vocavi te nomine tuo: meus es tu (Jes 43, 1); ik heb u verlost, geroepen bij uw naam: gij zijt van Mij. Laten wij God niet ontstelen wat van Hem is. Een God die ons zozeer heeft liefgehad, dat Hij voor ons gestorven is, die ons van eeuwigheid, voor de schepping der wereld, uitverkoren heeft, opdat wij heiligen zullen zijn in zijn aanwezigheid (vgl. Ef 1, 4); en die ons zonder ophouden gelegenheden biedt tot loutering en overgave.

Als wij nog enige twijfel zouden hebben, krijgen wij nog een ander bewijs van zijn lippen: Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn, vruchten van uw werk als contemplatieve zielen (vgl. Joh 15, 16).

Nu, geloof, bovennatuurlijk geloof. Als het geloof verslapt, krijgt de mens de neiging zich God voor te stellen alsof Hij ver verwijderd is, zonder Zich ook maar enigszins om zijn kinderen te bekommeren. Men beschouwt de godsdienst als iets extra's voor wanneer er geen andere keuze is en verwacht —zonder te weten waarom— zwierige uitingen, ongewone gebeurtenissen. Wanneer het geloof zindert in de ziel, ontdekt men daarentegen dat de schreden van de gelovige gelijk opgaan met het gewone dagelijkse leven. En dat deze grote heiligheid, die God van ons vraagt, hier en nu besloten ligt in de kleine dingen van elke dag.