Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is liefde → apostolaat en liefde.

Strijden uit liefde en rechtvaardigheid

Maar is dit taalgebruik niet achterhaald? Zou het? Zal het niet eerder zijn vervangen door een afgezwakt vocabulaire? Is het loslaten van persoonlijke idealen niet in een pseudowetenschappelijk jasje gestoken? Is er niet een stilzwijgende overeenkomst gesloten en wordt nu onder wat goed is niet verstaan: geld waarvoor alles te koop is, macht, de geraffineerdheid om altijd bovenaan te staan, de menselijke wijsheid die zichzelf mondig noemt en meent het heilige te zijn ontgroeid?

Ik ben geen pessimist en ben dat ook nooit geweest want het geloof zegt me dat Christus definitief overwonnen heeft en dat Hij ons, op grond van zijn overwinning, een gebod gegeven heeft dat van ons verlangt dat we ons engageren: het gebod om te strijden. Wij, de christenen, hebben ons uit liefde gebonden. We zijn door de goddelijke genade geroepen en we zijn die band in vrijheid aangegaan. Dit verplicht ons om resoluut te strijden, want we beseffen dat we niet minder zwak zijn dan andere mensen. Maar we mogen niet vergeten dat we door de middelen aan te wenden zout, licht en gist in de wereld zullen zijn en een troost voor God.

De wil om uit liefde in dit voornemen te volharden is bovendien een plicht van rechtvaardigheid, een plicht die alle christenen met elkaar gemeen hebben en die bestaat uit een voortdurende strijd. De traditie van de Kerk heeft altijd over christenen gesproken als milites Christi, soldaten van Christus, soldaten die anderen innerlijke vrede brengen terwijl ze zelf onafgebroken vechten tegen hun eigen slechte neigingen. Door weinig bovennatuurlijke visie of door praktisch ongeloof wil men het leven op aarde soms helemaal niet als een krijgsdienst zien. Er wordt kwaadaardig geïnsinueerd dat wij, door ons als milites Christi te beschouwen, het geloof met geweld en uit eigenbelang kunnen gaan misbruiken voor tijdelijke doeleinden. Achter deze trieste al te simpele logica gaat vaak niet meer dan gemakzucht en lafheid schuil.

Niets staat verder van het katholieke geloof dan het fanatisme dat zich kenmerkt door een vreemdsoortige verstrengeling van het profane met het spirituele, onder welke vlag dat dan ook gebeurt. Dat gevaar bestaat echter niet als we de strijd verstaan zoals Christus ons dat heeft geleerd, als een oorlog van de mens met zichzelf; als de steeds weer nieuwe inspanning om meer van God te houden, het egoïsme uit te bannen en alle mensen te dienen. Wie de strijd opgeeft, met wat voor excuus dan ook, verklaart zich bij voorbaat overwonnen, verslagen, zonder geloof, met een uitgebluste ziel die zich verstrooit met onbenullige voldoeningen.

De geestelijke strijd voor de ogen van God en van alle broeders in het geloof is voor een christen een noodzakelijk gevolg van zijn christen zijn. Wie niet strijdt, pleegt verraad aan Jezus Christus en aan zijn mystiek Lichaam, de Kerk.

De christen en de geschiedenis van de mensheid

Christen zijn betekent niet dat we aanspraak maken op iets dat zuiver persoonlijke voldoening geeft: naam en inhoud slaan op een zending. We hebben al gezien dat Jezus alle christenen uitnodigt om zout en licht van de wereld te zijn. De heilige Petrus geeft deze opdracht duidelijk weer met teksten uit het Oude Testament: Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht (1 Pe 2, 9).

Christen zijn is geen bijkomstigheid, het is een goddelijke realiteit die tot in het diepst van ons wezen doordringt en ons een heldere visie en een vastbesloten wil geeft om te doen wat God van ons verlangt. Zo leren we dat de pelgrimstocht van de christen een voortdurend dienen moet zijn, op allerlei manieren, in overeenstemming met onze persoonlijke omstandigheden, maar altijd uit liefde voor God en de naaste. Christen zijn betekent dat we ons niet laten leiden door kleingeestige bedoelingen die door prestige of eerzucht worden ingegeven en ook niet door bedoelingen die edeler kunnen lijken, zoals liefdadigheid of medeleven met de noden van anderen: christen zijn is tot het uiterste gaan in de radicale liefde die Jezus heeft laten zien door voor ons te sterven.

De manier waarop mensen soms in het leven staan, geeft aan dat ze nog onvoldoende in het mysterie van Jezus weten door te dringen. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die het christendom beschouwen als een geheel van praktijken en vroomheidoefeningen, zonder het verband te zien met het dagelijks leven, met de dringende noden van anderen en met de noodzaak om onrecht te bestrijden.

Ik zou zeggen dat iemand met zo”n mentaliteit nog niet heeft begrepen wat het betekent dat de Zoon van God mens is geworden, dat Hij een lichaam, een ziel en de stem van een mens heeft aangenomen, dat Hij ons lot zó vergaand heeft gedeeld dat Hij de uiteindelijke vernietiging van de dood heeft ondergaan. Misschien zien sommigen Christus daarom, onbedoeld, als een vreemdeling in de wereld van de mensen.

Anderen weer hebben de neiging zichzelf wijs te maken dat ze om menselijk te zijn enkele centrale aspecten van het christelijk dogma moeten afzwakken. Ze doen alsof men door het gebedsleven en de vertrouwelijke omgang met God voor verantwoordelijkheden vlucht en de wereld in de steek laat. Ze vergeten dat juist Jezus ons heeft laten zien hoever we moeten gaan in het liefhebben en in het dienen. Alleen als we proberen het geheim van Gods liefde te begrijpen, van die liefde die gaat tot aan de dood, zullen wij ons helemaal aan anderen kunnen geven zonder ons door moeilijkheden of onverschilligheid te laten overwinnen.

De liefde van Christus naar anderen brengen

God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.

Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.

We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.

Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondgingHand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).

Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.

Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.

De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.

Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.