Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Verlossing → Jezus de Verlosser.

Wij offeren wierook: we laten onze wens om een rechtschapen leven te leiden tot de Heer opstijgen waardoor de bonus odor Christi2 Kor 2, 15), de goede geur van Christus wordt verspreid. Als we onze woorden en daden laten doordringen van die bonus odor dan zullen we begrip en vriendschap verbreiden. Ons leven moet opgaan in het leven van de mensen om ons heen, zodat niemand alleen is of zich alleen hoeft te voelen. Onze naastenliefde moet vol menselijke warmte en genegenheid zijn.

Zo leert Jezus het ons. De mensheid heeft eeuwenlang op de komst van de Verlosser gewacht; de profeten hadden Hem op honderden manieren aangekondigd. En het verlangen naar God, de hunkering naar de verlossing, bleef tot in het laatste uithoekje van de aarde leven, ook al was een groot deel van Gods Openbaring aan de mensen verloren gegaan door zonde en onwetendheid.

Uiteindelijk breekt de volheid van de tijden aan. Maar er verschijnt geen filosofisch genie als Socrates of Plato om deze zending te vervullen, evenmin een machtige wereldveroveraar als Alexander de Grote. Nee, er wordt een kind geboren in Betlehem, het is de Verlosser van de wereld, en voordat het begint te spreken laat het zijn liefde al zien. Het brengt geen magische formule mee, want het weet dat de verlossing die het ons brengt alleen door het hart van de mens kan gaan. Aanvankelijk is er niet meer dan het lachen en huilen van een klein kind, de onschuldige slaap van een mensgeworden God, wat ons vertedert en waardoor we Hem in onze armen durven te nemen.

Wij zien opnieuw dat dit het christendom is. Als de christen niet met daden bemint dan mislukt hij als christen, en dan mislukt hij ook als mens. Je kunt niet over anderen denken in termen van nummers of sporten van een ladder waarover je naar boven kunt klimmen. En ook niet als over “de massa” die naargelang het uitkomt wordt geprezen of vernederd, gevleid of geminacht. Je moet in de anderen — en op de eerste plaats in de mensen om je heen — dat zien wat ze werkelijk zijn: kinderen van God, met heel de waardigheid die ze door deze prachtige titel hebben gekregen.

We moeten ons tegenover kinderen van God gedragen als kinderen van God: onze liefde moet een dagelijks wegcijferen van onszelf zijn en tot uitdrukking komen in duizend en één kleine blijken van begrip, stille offers en zwijgende overgave. Dat is de bonus odor Christi, die maakte dat de mensen uit de omgeving van onze eerste broeders in het geloof uitriepen: Ziet hoe zij elkaar liefhebben!

Ik heb het niet over een verheven ideaal. De christen is geen Tartarin de Tarascon (zie Alphonse Daudet, Tartarin de Tarascon, novelle uit 1872) die leeuwen wil jagen waar ze niet zijn, namelijk in de gangen van zijn eigen huis. Ik heb het wel over het concrete, dagelijkse leven: over de heiliging van het werk, over de omgang met elkaar in het gezin, over de vriendschap. Als we ons daar niet als christenen gedragen, waarin dan wel? De aangename geur van wierook is te danken aan het gloeiend kooltje dat onopvallend een grote hoeveelheid korrels opbrandt. De mensen nemen de bonus odor Christi niet waar in het flakkeren van een vuurtje, maar in de verborgen maar werkzame gloed van deugden: rechtvaardigheid, loyaliteit, trouw, begrip, edelmoedigheid, blijmoedigheid.

Deze week die de christenen traditioneel de Goede Week noemen, geeft ons opnieuw de gelegenheid om de gebeurtenissen te overwegen — en ze ons levendig voor de geest te halen — waardoor er een einde kwam aan het leven van Jezus op aarde. Alles wat de vroomheid ons deze dagen in verschillende vormen aanreikt, wijst erop dat aan het einde van de lijdensweg de verrijzenis volgt die de heilige Paulus de grondslag van ons geloof (zie 1 Kor 15, 14) noemt. Maar laten we deze weg niet te snel afleggen. We moeten ervoor oppassen dat iets dat in wezen eenvoudig is, ons niet ontgaat: wij kunnen niet delen in de verrijzenis van de Heer, als wij ons niet met zijn lijden en dood verenigen (zie Rom 8, 17. ] Opdat wij Christus kunnen vergezellen tot aan zijn uiteindelijke glorie aan het einde van de Goede Week, moeten we op de eerste plaats zijn offer begrijpen en ons volstrekt één voelen met Hem die op Calvarië is gestorven.

De edelmoedige overgave van Christus staat lijnrecht tegenover de zonde, een feit dat moeilijk te accepteren, maar tevens onloochenbaar is: het mysterium iniquitatis, de onverklaarbare verdorvenheid van het schepsel dat zich uit hoogmoed tegen God verzet. Deze geschiedenis is zo oud als de mensheid. We hoeven maar te denken aan de val van onze eerste voorouders, gevolgd door die hele keten van kwaad waardoor de gang van de mensheid is getekend, en ook aan ons eigen opstandig handelen. Het is niet gemakkelijk de perversiteit van de zonde te onderkennen en alles te begrijpen wat het geloof ons hierover leert. We moeten bedenken dat onder de mensen de zwaarte van een belediging wordt afgemeten aan de positie van degene die beledigd wordt: zijn persoonlijkheid, zijn aanzien, zijn kwaliteiten. En de mens beledigt God: het schepsel verloochent zijn Schepper.

Maar God is liefde (1 Joh 4, 8). De afgrond die ontstaat door het kwaad van de zonde, is door een oneindige liefde overbrugd. God laat de mensen niet in de steek. In het goddelijk heilsplan zijn de offers van het Oude Verbond niet toereikend geweest om onze zonden weer goed te maken en de eenheid te herstellen die verloren was gegaan. Het was noodzakelijk dat een mens zich overgaf, een mens die God is. Om dit onpeilbare mysterie enigszins te benaderen, kunnen we proberen ons voor te stellen hoe de allerheiligste Drie-eenheid zich, in haar voortdurende intieme betrekkingen van onmetelijke liefde, in beraad verenigt en sinds de eeuwigheid besluit dat de eniggeboren Zoon van God de Vader onze menselijke natuur aanneemt, onze ellende en ons leed op zich neemt, en uiteindelijk aan het kruis genageld wordt.

De vurige wens om de verlossende beschikking van God de Vader uit te voeren, vult het leven van Jezus al vanaf zijn geboorte in Betlehem. Gedurende de drie jaren die de leerlingen met Hem doorbrengen, horen zij Hem onvermoeibaar herhalen dat het zijn voedsel is de wil te doen van Hem die Hem gezonden heeft (zie Joh 4, 34), tot op de namiddag van de eerste Goede Vrijdag wanneer zijn offer werd volbracht. Hij boog het hoofd en gaf de geest (Joh 19, 30). Met deze woorden beschrijft de apostel Johannes ons de dood van Christus: onder het gewicht van het kruis, beladen met de schuldenlast van de mensen, sterft Jezus voor onze zware en lage zonden.

Laten we kijken naar de Heer die uit liefde voor ons over zijn hele lichaam gewond is. Eeuwen geleden gebruikte een geestelijk schrijver woorden die dicht bij de werkelijkheid komen, al is daarmee niet alles gezegd: Het lichaam van Jezus is een toonbeeld van smarten. Bij het zien van Christus van wie ze niets heel hebben gelaten, van dit levenloze lichaam dat van het kruis is afgenomen en aan zijn Moeder is toevertrouwd, van deze verminkte Jezus, zou je moeten concluderen dat dit drama het duidelijkste bewijs is van de nederlaag. Waar zijn de massa”s die Hem volgden? Waar is het koninkrijk waarvan Hij de komst had aangekondigd? Toch is het geen nederlaag, maar een overwinning. Nu is Hij dichter bij het ogenblik van zijn verrijzenis dan ooit, bij de manifestatie van de heerlijkheid die Hij door zijn gehoorzaamheid heeft veroverd.

Verdiepen in de zin van de dood van Christus

Ik wil met deze uitweiding alleen maar een kernwaarheid naar voren brengen: eraan herinneren dat het christelijk leven zijn bestaansreden vindt in God. De mensen zijn niet alleen geschapen om een zo rechtvaardig mogelijke wereld op te bouwen. We zijn ook op aarde om in gemeenschap met God zelf te komen. Jezus heeft ons noch het aardse geluk, noch de aardse glorie beloofd, maar het huis van God onze Vader dat ons aan het einde van de weg te wachten staat (zie Joh 14, 2).

Een prachtige hymne uit de liturgie van Goede Vrijdag is Crux fidelis. We worden daarin uitgenodigd de roemrijke strijd van de Heer, de overwinning van het kruis, de schitterende triomf van Christus te bezingen en te vieren: de Verlosser van het heelal overwint door zijn offer. God, de Heer van de schepping, maakt zijn aanwezigheid niet duidelijk door wapengeweld, ook niet door de wereldlijke macht van de zijnen, maar door de grootsheid van zijn oneindige liefde.

De Heer vernietigt de vrijheid van de mens niet: Hij is het juist die ons heeft vrij gemaakt. Daarom wil Hij geen antwoord opleggen, maar Hij wil wel beslissingen die uit het diepst van ons hart komen. En Hij verwacht van ons, christenen, dat wij zó leven dat de mensen in onze nabijheid boven onze ellende, fouten en gebreken uit, de echo kunnen horen van het liefdesdrama van Calvarië. Alles wat we hebben, hebben we van God gekregen om zout te zijn dat smaak geeft, licht dat de mensen het blijde nieuws brengt dat God een Vader is die ons oneindig liefheeft. De christen is het zout en het licht van de wereld, niet omdat hij overwint of zegeviert, maar omdat hij getuigt van de liefde van God. En hij kan geen zout zijn als hij niet deugt om te zouten. Hij zal geen licht zijn als hij door zijn woord en voorbeeld geen getuigenis van Jezus geeft, als hij loslaat wat de reden is van zijn bestaan.

Het kan dat inbeelding en trots de kop opsteken bij de gedachte aan de waardigheid van de zending waartoe God ons roept. Maar we hebben een verkeerd beeld van de christelijke roeping als we ons daardoor laten verblinden en vergeten dat we van leem zijn gemaakt, dat we stof en ellende zijn. Het kwaad zit niet alleen in de wereld om ons heen, het zit ook in onszelf, het nestelt zich in ons hart en verleidt ons tot laagheid en egoïsme. Alleen de genade van God is een sterke rots; wij zijn zand, drijfzand.

Als we een blik werpen op de geschiedenis van de mensheid of als we de situatie in de wereld bezien, dan is het pijnlijk te moeten constateren dat er na twintig eeuwen zo weinig mensen zijn die zich christen noemen, en dat degenen die deze naam dragen vaak niet trouw zijn aan hun roeping. Jaren geleden zei iemand die het niet kwaad bedoelde maar geen geloof had, bij het zien van een wereldkaart: Hier zie je de mislukking van Christus. Al zoveel eeuwen proberen ze zijn leer in het hart van de mensen te planten en kijk eens naar het resultaat: er zijn geen christenen.

Ook nu zijn er velen die zo denken. Maar Christus is niet mislukt: de wereld wordt voortdurend door zijn woord en zijn leven bevrucht. Het werk van Christus, de taak die zijn Vader Hem heeft opgedragen, wordt werkelijkheid. De geschiedenis is doortrokken van zijn kracht die het ware leven brengt: wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp. Dan zal God alles in allen zijn (1 Kor 15, 28).

God wil ons als medewerkers bij deze opdracht die Hij in de wereld uitvoert, Hij wil het risico van onze vrijheid lopen. Als ik naar het pasgeboren Kindje in Betlehem kijk dat zwak, arm en weerloos is, dan raakt mij dat echt. God geeft zich over in de handen van de mensen, Hij komt naar ons toe en daalt naar ons af.

Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden (Fil 2, 6-7) God buigt zich over naar onze vrijheid, onze onvolmaaktheid en onze ellende. Hij laat toe dat goddelijke schatten in aarden kruiken worden gedragen en dat wij deze schatten aan anderen laten kennen door onze ontoereikendheid met zijn goddelijke kracht te vermengen.

Ik wil jullie iets vertellen dat mij een aantal jaren geleden is overkomen. Een vriend, iemand met een goed hart maar zonder geloof, wees op een wereldkaart en zei: Kijk nou eens goed, van het noorden naar het zuiden en van het westen naar het oosten… Ik vroeg: Wat moet ik zien? Hij antwoordde: De mislukking van Christus. Er wordt al zoveel eeuwen geprobeerd zijn leer in het leven van de mensen in te voeren, en kijk eens naar het resultaat… In eerste instantie was ik daar erg verdrietig om. Het is inderdaad heel triest als je erbij stilstaat dat veel mensen Onze Lieve Heer nog niet kennen en dat er onder degenen die Hem wel kennen, velen zijn die leven alsof ze Hem niet kennen.

Maar dit gevoel duurde maar even en maakte plaats voor liefde en dankbaarheid omdat Jezus heeft gewild dat ieder mens uit vrije wil meewerkt met zijn verlossingswerk. Christus is niet mislukt; zijn leer en zijn leven leveren voortdurend vruchten op en zijn verlossingswerk is afdoende en overvloedig.

God wil geen slaven, maar kinderen en daarom respecteert Hij onze vrijheid. De verlossing gaat steeds door en wij nemen daar aan deel. Het is de wil van Christus dat wij, zoals de heilige Paulus het krachtig uitdrukt, in ons vlees, in ons leven, aanvullen wat aan zijn lijden ontbreekt, pro corpore eius, quod est Ecclesia, ten bate van zijn Lichaam, dat de Kerk is (zie Kol 1, 24).

Het is de moeite waard dat we ons volledig geven en beantwoorden aan de liefde van God en aan het vertrouwen dat Hij in ons stelt. Het is vooral de moeite waard dat we het besluit nemen om ons christelijk geloof serieus te nemen. Als wij de geloofsbelijdenis bidden belijden wij ons geloof in God de almachtige Vader, in Jezus Christus zijn Zoon die gestorven en verrezen is, in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft. Wij belijden dat de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk het Lichaam van Christus is dat door de heilige Geest wordt bezield. Wij belijden vol blijdschap de vergiffenis van de zonden en de hoop op het eeuwig leven. Dringen deze waarheden tot in het diepst van ons hart door, of komen ze alleen maar op onze lippen? De goddelijke boodschap van Pinksteren, de boodschap van overwinning, vreugde en vrede moet een onwrikbaar fundament zijn voor het denken, handelen en leven van iedere christen.

God de Vader heeft ons in het Hart van zijn Zoon infinitos dilectionis thesauros (Gebed uit de mis van het heilig Hart), oneindige schatten van liefde, barmhartigheid en tederheid geschonken. Als wij de zekerheid willen hebben dat God van ons houdt — dat Hij niet alleen naar onze gebeden luistert, maar ze zelfs vóór is — dan hoeven we de redenering van de heilige Paulus maar te volgen: Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 32).

De genade vernieuwt de mens van binnenuit en maakt hem van een zondig en opstandig wezen tot een goede en trouwe dienaar (zie Mt 25, 21). De bron van alle genade is de liefde van God die Hij ons niet alleen met woorden, maar ook met daden heeft geopenbaard. De goddelijke liefde maakt dat de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, het Woord, de Zoon van God de Vader, ons vlees aanneemt, dat wil zeggen onze menselijke natuur, behalve de zonde. En het Woord van God is het Verbum spirans amorem, het Woord dat liefde uitademt [H. Thomas, Summa theologiae, I, q. 43, a. 5 (cit. H. Augustinus, De Trinitate, IX, 10)], het Woord waar de liefde uit voortkomt.

De liefde openbaart zich in de menswording en in het verlossend rondtrekken van Jezus op onze aarde en leidt Hem naar het uiteindelijke offer aan het kruis. En aan het kruis manifesteert zijn liefde zich door een nieuw teken: Een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit (Joh 19, 34). Het water en het bloed van Jezus laten zijn overgave tot het uiterste zien, tot het consummatum est, alles is volbracht, (Joh 19, 30) uit liefde.

Nu wij op het feest van vandaag de centrale mysteries van ons geloof nog eens overwegen, kunnen we ons verwonderen over deze diepe realiteit die wordt uitgedrukt in gebaren die heel dicht bij de mens staan: de liefde van God de Vader die zijn Zoon overlevert, de liefde van de Zoon waardoor Hij sereen naar Golgota kan gaan. God richt zich niet tot ons met een houding van macht en heerschappij. Hij komt naar ons toe door het bestaan van een slaaf op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden (Fil 2, 7). Nooit stelt Jezus zich afstandelijk of ontoegankelijk op, ook al zien we Hem in de jaren van zijn prediking soms ontstemd en pijnlijk getroffen door de kwaadwilligheid van de mensen. Maar als we een beetje beter kijken, zien we meteen dat zijn boosheid en verontwaardiging voortvloeien uit zijn liefde, dat Hij ons op die manier alleen maar wil losrukken uit onze ontrouw en onze zonden. Zou ik soms behagen scheppen in de dood van de zondaar, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer, en niet veel liever zien dat hij zijn leven betert en in leven blijft? (Ez 18, 23). Deze woorden zijn een verklaring voor alles in het leven van Jezus en ze maken ons duidelijk waarom Hij met een hart van vlees naar ons toekomt, een hart als het onze, een onmiskenbaar bewijs en een voortdurende getuigenis van het onuitsprekelijk mysterie van de goddelijke liefde.