Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Verlossing → redding van de mensen.

Wat een merkwaardig vermogen heeft de mens toch om de wonderbaarlijkste dingen te vergeten en het mysterie gewoon te gaan vinden! Laten we er in deze Veertigdagentijd nog eens bij stilstaan dat een christen niet oppervlakkig mag zijn. Ook als hij het zoals iedereen erg druk heeft en volledig in beslag genomen wordt door zijn werk, wat de nodige spanningen met zich meebrengt, moet een christen tegelijkertijd opgaan in God, omdat hij een kind van God is.

Het goddelijk kindschap is een blije waarheid, een troostvol mysterie. Het geeft volheid aan ons geestelijk leven omdat het ons leert hoe we met onze Vader in de hemel moeten omgaan, hoe we Hem beter kunnen leren kennen en liefhebben. Het maakt onze innerlijke strijd vol hoop en geeft ons het vertrouwen en de onbevangenheid van kleine kinderen. En er is meer: juist omdat wij kinderen van God zijn, kijken we met liefde en bewondering naar alle dingen die uit de hand van onze Vader en Schepper zijn voortgekomen. Op die manier leven wij contemplatief in de wereld waarvan we heel veel houden.

De liturgie van de Veertigdagentijd verduidelijkt wat de gevolgen van de zonde van Adam zijn voor het leven van de mensen. Adam wilde geen goede zoon van God zijn en kwam tegen Hem in opstand, maar ook horen we voortdurend de echo van die felix culpa — die gelukkige, zalige schuld — die de Kerk vol vreugde zal zingen tijdens de paaswake (Paasjubelzang).

Toen de volheid der tijden gekomen was, heeft God de Vader zijn eniggeboren Zoon naar de wereld gezonden om daar opnieuw vrede te brengen; om de mens van de zonde te verlossen zodat hij adoptionem filiorum reciperemus, het kindschap kon verkrijgen (Gal 4, 5), bevrijd van het juk van de zonde en met het vermogen om deel te krijgen aan het leven van de Allerheiligste Drie-eenheid. En daardoor werd het mogelijk voor deze nieuwe mens, voor deze nieuwe enting van de kinderen van God (zie Rom 6, 4-5), de hele schepping te bevrijden van de wanorde en alle dingen te herstellen in Christus (zie Ef 1, 5-10) die ons met God heeft verzoend (zie Kol 1, 20).

Het is dus tijd voor boete. Maar zoals we hebben gezien is dit geen negatieve opgave. We moeten de Veertigdagentijd beleven in de geest van het kindschap waarover Christus ons heeft gesproken en dat in onze ziel leeft (zie Gal 4, 6). De Heer roept ons, Hij wil dat wij naar Hem toe komen met het verlangen om te worden zoals Hij: Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past (Ef 5, 1). Zo kunnen we nederig maar vol vuur meewerken aan het goddelijk plan en helen wat gebroken is, redden wat verloren is, samenvoegen wat door de zondige mens uit zijn voegen is geraakt, tot een goed einde brengen wat ontspoord is, en de door God gewilde eendracht in de schepping herstellen.

De dood van Christus roept ons tot de volheid van het christelijk leven

Wij hebben zojuist het drama van Calvarië weer beleefd. Ik zou dat de eerste Mis willen noemen, de “oermis” die door Jezus is opgedragen. God de Vader geeft zijn Zoon over aan de dood. Jezus, de eniggeboren Zoon, omhelst het kruishout, het werktuig voor de terechtstelling, en zijn offer wordt door de Vader aanvaard. Als vrucht van het kruis stort de heilige Geest zich uit over de mensheid (zie Rom 3, 24 e.v.; Heb 10, 5 e.v.; Joh 7, 39).

In de tragedie van de passie komen ook ons eigen leven en de geschiedenis van de hele mensheid tot vervulling. We kunnen van de Goede Week niet louter een herdenking maken, want we overwegen deze week het mysterie van Jezus Christus dat in onze ziel zijn voortzetting heeft: de christen is verplicht een alter Christus, ipse Christus te zijn, een andere Christus, Christus zelf. Door het doopsel zijn we aangesteld tot priester over ons eigen leven om geestelijke offers op te dragen die door Jezus Christus welgevallig zijn aan God, (1 Pe 2, 5) om te handelen in een geest van gehoorzaamheid aan de wil van God en zo de zending van de Godmens voort te zetten.

Tegen deze achtergrond wordt de ernst van onze persoonlijke fouten duidelijk. Toch mag die gedachte ons niet ontmoedigen en we kunnen ook niet vervallen in de sceptische houding van mensen die hun grote idealen hebben laten varen. Want de Heer wil ons zoals we zijn, Hij wil dat we aan zijn leven deelnemen en strijden om heilig te worden. Heiligheid! Hoe vaak is dat woord niet meer dan een lege klank! Voor velen klinkt het als een onbereikbaar ideaal, een ascetisch cliché, maar niet als een concreet doel, als een levende werkelijkheid. De eerste christenen dachten daar anders over. Zij noemden elkaar heel vaak en in alle natuurlijkheid “heiligen”: Alle heiligen groeten u (Rom 16, 15). Groet alle heiligen in Christus Jezus (Fil 4, 21).

Nu we onze ogen richten op de Calvarieberg waar Jezus gestorven is en de heerlijkheid van zijn triomf zich nog niet heeft gemanifesteerd, hebben we een uitstekende gelegenheid ons verlangen naar een christelijk leven, naar heiligheid, te onderzoeken. Het is een geschikt moment om met een akte van geloof te reageren op onze zwakheden en met vertrouwen in de macht van God het voornemen te maken om liefde te leggen in onze dagelijkse bezigheden. De ervaring van de zonde moet ons verdriet doen en ons ook helpen om een rijper en dieper besluit te nemen om trouw te zijn, ons echt met Christus te identificeren, om hoe dan ook te volharden in de priesterlijke zending die Hij al zijn leerlingen zonder uitzondering heeft toevertrouwd en die ons motiveert om het zout en het licht van de wereld te zijn (Mt 5, 13-14).

Er zijn veel mensen die volharden in onrechtvaardig gedrag? Ja, maar de Heer dringt aan: Vraag, dan geef Ik u de volkeren tot erfdeel, en de grenzen der aarde tot uw bezit. Gij zult ze besturen met ijzeren scepter en stuk slaan als een aarden pot (Ps 2, 8-9). Dat zijn harde woorden en ze komen van God: dit kunnen we niet verdoezelen. Niet voor niets is Christus de Verlosser van de wereld en heerst Hij aan de rechterhand van de Vader. Het is de verschrikkelijke aankondiging van wat iedereen te wachten staat wanneer het leven voorbij is, want het gaat voorbij; en wat allen te wachten staat wanneer de geschiedenis is afgelopen en het hart verhardt in het kwaad en in de wanhoop.

Toch geeft God, die altijd kan overwinnen, er de voorkeur aan te overtuigen: Vorsten, bedenkt u wel. Weest gewaarschuwd, wereldregeerders! Dient de Heer in vreze en juicht Hem toe met ontzag. Als Hij in toorn zou ontsteken, want zijn gramschap kan plotseling opkomen, zoudt ge omkomen (Ps 2, 10-13). Christus is de Heer, de koning. Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de beloften aan de vaderen gedaan, voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt…

Weet dan, mannen broeders, dat aan u wordt verkondigd dat ge door Hem vergiffenis van zonden kunt verkrijgen. De volledige rechtvaardiging die ge in de Wet van Mozes niet hebt kunnen vinden, zal ieder die gelooft verwerven in Hem. Zorgt er dus voor dat op u niet van toepassing wordt wat in de profeten is gezegd: Ziet toe, hooghartigen, weest verbaasd en gaat te gronde, want in die dagen verricht Ik een werk, dat gij niet zoudt geloven als iemand het u vertelde (Hand 13, 32-33; 38-41).

Dat is het werk van de verlossing, het koninkrijk van Christus in de zielen, de manifestatie van de barmhartigheid van God. Gelukkig wie tot Hem hun toevlucht nemen! (Ps 2, 13). Wij christenen hebben het recht om het koningschap van Christus te verheerlijken, want hoewel het onrecht welig tiert en velen dit koninkrijk van liefde niet willen, wordt het werk van de eeuwige verlossing geleidelijk ingeweven in de menselijke geschiedenis, die het toneel is van het kwaad.