Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Bovennatuurlijk leven  → innerlijke strijd .

Onophoudelijke strijd

Aan de oorlog van een christen zal nooit een einde komen, want in zijn geestelijk leven moet hij steeds weer beginnen en opnieuw beginnen. Dit voorkomt dat hij hoogmoedig wordt en zich inbeeldt dat hij er al is. Moeilijkheden op onze weg zijn niet te vermijden; we zouden geen mens van vlees en bloed zijn als we niet op hindernissen zouden stuiten. We zullen altijd met hartstochten te kampen hebben die ons omlaag trekken en we zullen ons altijd weer tegen die meer of minder hevige aanvallen moeten verweren.

Het zou geen ontdekking voor ons moeten zijn dat wij in ons lichaam en in onze ziel de prikkel voelen van de hoogmoed, de zinnelijkheid, de jaloezie, de luiheid en het verlangen om over anderen te heersen. Dit is een oude kwaal die door onze persoonlijke ervaring stelselmatig wordt bevestigd, en die het uitgangspunt en de normale situatie is bij onze innerlijke strijd om de overwinning te behalen bij onze wedloop naar het huis van de Vader. Daarom leert de heilige Paulus ons: Ik loop dan ook niet in den blinde, ik boks niet als een die in de lucht slaat. Nee, ik beuk mijn lichaam en houd het in bedwang om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelf te worden verworpen (1 Kor 9, 26).

Een christen kan niet op signalen van buiten of op een goede stemming wachten om de strijd op te pakken of daarin te volharden. Het geestelijk leven is geen kwestie van gevoel maar een zaak van de goddelijke genade en van onze wil, van liefde. Alle leerlingen waren in staat Christus te volgen op zijn triomfdag in Jeruzalem, maar op het moment van de schande van het kruis lieten ze Hem bijna allemaal in de steek.

Om echt lief te hebben moet je sterk zijn en trouw, je hart moet stevig verankerd zijn in het geloof, de hoop en de liefde. Alleen wie leeg en oppervlakkig is verandert het object van zijn liefde door zijn grilligheid; dit is overigens geen liefde, maar het egoïstisch zoeken van compensaties. Waar liefde is, is overgave: het vermogen zich weg te schenken, de bereidheid om offers te brengen, om afstand te doen. En juist in de overgave, het offer, het afstand doen en de beproeving bij tegenslagen, vinden we het geluk en een blijdschap die niets of niemand ons kan ontnemen.

Deze strijd voeren we uit liefde en we mogen niet bedrukt worden als we vallen, zelfs niet als we diep vallen, als we maar met berouw en goede voornemens onze toevlucht bij God zoeken in het boetesacrament. Een christen is geen krampachtige verzamelaar van smetteloze bewijzen van goed gedrag. Jezus is zowel geroerd door de onschuld en de trouw van Johannes, als door het berouw van Petrus nadat deze gevallen was. Jezus begrijpt onze zwakheid en trekt ons als over een hellend vlak naar zich toe. Hij verwacht van ons dat we steeds weer ons best doen om elke dag een beetje hoger te komen. Hij zoekt ons zoals Hij de leerlingen van Emmaüs heeft gezocht door ze tegemoet te gaan; zoals Hij Thomas heeft gezocht en hem de open wonden in zijn handen en zijn zijde heeft getoond en ze hem met zijn vingers liet aanraken. Juist omdat Jezus onze zwakheid kent, wacht Hij steeds tot we weer naar Hem terugkeren.

De innerlijke strijd

Draag uw deel van het lijden, als een goed soldaat van Jezus (2 Tim 2, 3), zegt de heilige Paulus ons. Het leven van de christen is een krijgsdienst, een grootse oorlog voor de vrede. Deze komt in niets overeen met menselijke krijgszuchtige ondernemingen die een geest van verdeeldheid en dikwijls van haat ademen, terwijl de oorlog die de kinderen van God tegen hun egoïsme voeren, wortelt in een streven naar eenheid en liefde. Al zijn we zwakke mensen, onze strijd is geen uiting van zwakheid. De wapens waarmee wij strijden zijn geen aardse wapens; ze zijn geladen met Gods kracht, in staat elke sterkte te breken. Wij werpen menselijke redeneringen omver, elke verschansing die door de hoogmoed is opgeworpen tegen de kennis van God (2 Kor 10, 3-5). Het is de onverbiddelijke strijd tegen onze hoogmoed, tegen de arrogantie die ons bereid maakt het kwade te doen, tegen onze eigengereidheid.

Laten we op deze Palmzondag, waarmee voor Jezus de week begint die beslissend is voor onze redding, geen oppervlakkige beschouwingen doen, maar naar de kern gaan van wat werkelijk belangrijk is. Vergeet niet dat ons streven is naar de hemel te gaan en dat al het andere niet de moeite waard is. Om naar de hemel te gaan moeten we trouw zijn aan de leer van Christus, en om trouw te zijn moeten we voortdurend strijden tegen de hindernissen die ons eeuwig geluk in de weg staan.

Ik weet dat wij aan onze zwakheid denken zo gauw er sprake is van strijden, dat we zien aankomen dat we het onderspit gaan delven en verkeerde wegen zullen inslaan. God houdt daar rekening mee. We zijn onderweg, en het is onvermijdelijk dat we bij het lopen stof doen opwaaien. Wij zijn schepselen en we zitten vol fouten. Ik denk trouwens dat die er moeten zijn: ze zijn als de schaduw die het contrast tussen de genade van God en onze inspanning om aan dit goddelijk geschenk te beantwoorden des te duidelijker maakt. En dit contrast van licht en donker maakt ons menselijk, nederig, begrijpend en edelmoedig.

We moeten ons niets aanpraten: als wij in ons leven op glans en overwinningen rekenen, moeten we ook op achteruitgang en nederlagen rekenen. Zo is de weg van de christen op aarde altijd geweest, ook van degenen die wij nu als heiligen vereren. Denk maar aan Petrus, Augustinus en Franciscus. Ik houd niet van levensbeschrijvingen waarin heiligen, misschien uit naïviteit maar ook door weinig kennis van de leer, worden afgeschilderd als mensen die vanaf de moederschoot in de genade van God waren bevestigd. Nee, de echte levensbeschrijvingen van de christelijke helden lijken op die van ons: zij streden en overwonnen, zij streden en verloren. En daarna begonnen ze, vol berouw, opnieuw aan de strijd.

Het moet ons niet verbazen dat we regelmatig de nederlaag leiden, gewoonlijk of misschien altijd in kleine dingen, maar dat doet ons pijn alsof het om iets groots gaat. Als we van God houden, als we nederig zijn en met volharding strijden, dan hebben die nederlagen niet al te veel belang, want er zullen overwinningen op volgen die groot zijn in de ogen van God. Als wij met een oprechte bedoeling handelen en proberen de wil van God te doen, kunnen we in onze kleinheid verzekerd zijn van zijn genade, en dan bestaan er geen nederlagen.

Maar er ligt een machtige vijand op de loer die zich verzet tegen ons verlangen om de leer van Christus ten volle te beleven: de hoogmoed. Deze steekt de kop op als wij na mislukkingen en nederlagen niet proberen de helpende hand van God te zoeken. Dan wordt het donker in onze ziel — een trieste duisternis — en denkt zij dat ze verloren is. De fantasie gaat obstakels verzinnen die niet reëel zijn en die zouden verdwijnen als we ze met een beetje nederigheid onder ogen zouden zien. De ziel kan zich door haar hoogmoed en fantasie een smartvol Golgotha maken. Maar daar vindt ze Christus niet, want waar de Heer is, heerst vrede en blijdschap, zelfs als de ziel één open wonde is en door duisternis is omgeven.

Er is nog een hypocriete vijand van onze heiliging: denken dat we in onze geestelijke strijd tegen buitengewone obstakels moeten vechten, tegen vuurspuwende draken. Ook dat is een uiting van hoogmoed. We willen wel strijden, maar met pauken, trompetgeschal en vliegende vaandels.

Laten we niet vergeten dat noch het houweel of de bijl, noch enig ander werktuig, hoe scherp het ook is, de grootste vijand van het gesteente is, maar het water dat druppel voor druppel in de spleten van de rots dringt tot die uit elkaar barst. Het grootste gevaar voor een christen is dat hij de dagelijkse schermutselingen niet ernstig neemt, waardoor ze geleidelijk een spoor in de ziel achterlaten en deze uiteindelijk slap en broos wordt, onverschillig en ongevoelig voor de stem van God.

Laten we luisteren naar wat de Heer ons zegt: Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Lc 16, 10). Het is alsof Hij ons zegt: strijd steeds in die schijnbaar onbeduidende kleinigheden die groot zijn in mijn ogen; wees stipt in de vervulling van je plicht; glimlach tegen iemand die dat nodig heeft, ook als je daar geen zin in hebt; beknibbel niet op de tijd die je aan het gebed wijdt; ga iemand tegemoet die je hulp zoekt; beoefen de rechtvaardigheid en doe er met de genade van de liefde nog een schepje bovenop.

Dergelijke ingevingen zullen we elke dag in ons binnenste voelen als een stille aansporing om ons te trainen in de bovennatuurlijke sport onszelf te overwinnen. Moge het licht van God ons verlichten opdat we zijn aanwijzingen opmerken; moge Hij ons helpen bij de strijd en naast ons staan bij de overwinning; moge Hij bij ons blijven in het uur van de nederlaag, want dan zullen wij altijd in staat zijn om weer op te staan en door te gaan met de strijd.

Wij kunnen niet blijven stilstaan. Onze Lieve Heer vraagt van ons dat we de strijd steeds sneller, grondiger en op meer fronten voeren. We zijn verplicht onszelf te overtreffen, want ons enige doel in deze wedstrijd is dat wij aankomen bij de hemelse glorie. En als wij de hemel niet bereiken, is alles voor niets geweest.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift