Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Zonde.

We zullen enige ogenblikken stilstaan bij de teksten van de Mis van deze dinsdag na Passiezondag om het onderscheid tussen 'juiste en valse vergoddelijking' te achterhalen. We zullen spreken over de nederigheid; dat is de deugd die ons helpt ons tegelijkertijd zowel van onze armzaligheid als van onze waardigheid bewust te zijn.

Onze armzaligheid vertoont zich maar al te duidelijk. Ik heb het hier niet over natuurlijke beperktheden. Er zijn zoveel geweldige plannen waarover de mens droomt, maar die nooit verwezenlijkt worden, al was het maar door gebrek aan tijd. Ik denk aan wat we verkeerd doen, aan de fouten en vergissingen die we hadden kunnen vermijden en die we niet vermijden. Voortdurend ervaren we ons persoonlijk gebrek aan doeltreffendheid. Maar soms lijkt het of al die dingen zich opstapelen tot een steeds hogere berg, opdat we ons bewust worden van onze nietigheid. Wat moeten we dan doen?

Expecta Dominum (Ps 27, 14 (Introïtus van de Mis)), vertrouw op de Heer; leef uit de hoop —is de raad van de Kerk— met liefde en geloof. Viriliter age (Ibidem), treed moedig op. Wat geeft het dat we schepselen van slijk zijn, zolang we al onze hoop op God gesteld hebben? En als een ziel op enig moment ten val komt, terugvalt in oude fouten —dat is niet onvermijdelijk— dan moeten we doen wat we in het gewone leven voor de lichamelijke gezondheid doen: het juiste geneesmiddel toedienen. Daarna opnieuw beginnen.

Hebt u niet opgemerkt, hoe een familie een waardevol maar breekbaar voorwerp, een bloemenvaas bijvoorbeeld, bewaart en met zorg omgeeft, opdat het niet zal breken? Totdat dit kostbaar souvenir op een dag door een spelend kind in scherven op de grond ligt. Groot is het verdriet, maar het wordt meteen weer in orde gemaakt. De vaas wordt weer in elkaar gezet, zorgvuldig gelijmd en na de restauratie is de vaas weer even mooi als tevoren.

Bestaat het stuk echter uit plateelwerk, of simpel aardewerk, dan zijn meestal een paar krammen voldoende, een paar stukken ijzerdraad of ander metaal, waarmee het geheel bij elkaar gehouden wordt. En de vaas die zo gerepareerd is krijgt een aparte charme.

Laten we dat eens toepassen op het innerlijk leven. Met onze armzaligheden, met onze zonden en fouten voor ogen —ook al zijn die dank zij de goddelijke genade niet omvangrijk— moeten we onze toevlucht nemen tot het gebed. We moeten tot onze hemelse Vader zeggen: Heer, neem de povere, breekbare scherven aardewerk van mijn gebroken vaas; Heer, zet ze met uw krammen weer in elkaar. Heer, dan zal ik —met mijn berouw en uw vergeving— steviger en mooier zijn dan tevoren. Een troostvol gebed dat we elke keer, als ons armzalig aardewerk gebroken is, moeten herhalen.

We moeten niet verbaasd zijn over onze breekbaarheid. We moeten zonder verwondering vaststellen dat ons gedrag door het minste of geringste wordt beïnvloed. Heb vertrouwen in de Heer. Hij is altijd bereid te hulp te komen: De Heer is mijn licht en mijn heil, wie zou ik vrezen? (Ps 27, 1 (Introïtus van de Mis)). Niemand. Als we op deze manier spreken met onze Vader in de Hemel, laten we zien, dat we voor niets en niemand bang zijn.

Hoe moeten wij bidden?

Ik durf, zonder bang te zijn me daarin te vergissen, te stellen, dat er veel, ontelbaar veel manieren zijn om te bidden. Maar ik wil dat onze manier van bidden die is van de ware kinderen van God, niet de woordenbrij van schijnheiligen die Jezus horen zeggen: Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen (Mat 7, 21). Wie door schijnheiligheid gedreven wordt, kan misschien wel “de dreun van een gebed” produceren —schrijft de heilige Augustinus— “maar niet de woorden, want het ontbreekt hem aan leven” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 139, 10 (PL 37, 1809)), en het verlangen de Wil van de Vader te volbrengen is afwezig. Laat onze roep 'Heer' vergezeld gaan van het daadwerkelijk verlangen de innerlijke roerselen die de Heilige Geest in onze ziel teweegbrengt, in daden om te zetten.

We moeten moeite doen geen spoortje dubbelhartigheid in ons te laten voortbestaan. Het eerste vereiste om het kwaad, dat de Heer zo hard veroordeelt, uit te roeien is zorgen bij onszelf een duidelijke, tot gewoonte geworden, blijvende aversie tegen de zonde aan te kweken. Stevig en oprecht, met hart en hoofd moeten we de doodzonde verafschuwen. Maar ook onze houding moet getuigen van een diep ingewortelde weerzin tegen de vrijwillig bedreven dagelijkse zonde, een afkeer van die misstappen die ons niet beroven van de goddelijke genade, maar wel een bedreiging vormen voor de kanalen waarlangs die genade ons toestroomt.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift