Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Nederigheid → goede vergoddelijking .

We zullen enige ogenblikken stilstaan bij de teksten van de Mis van deze dinsdag na Passiezondag om het onderscheid tussen 'juiste en valse vergoddelijking' te achterhalen. We zullen spreken over de nederigheid; dat is de deugd die ons helpt ons tegelijkertijd zowel van onze armzaligheid als van onze waardigheid bewust te zijn.

Onze armzaligheid vertoont zich maar al te duidelijk. Ik heb het hier niet over natuurlijke beperktheden. Er zijn zoveel geweldige plannen waarover de mens droomt, maar die nooit verwezenlijkt worden, al was het maar door gebrek aan tijd. Ik denk aan wat we verkeerd doen, aan de fouten en vergissingen die we hadden kunnen vermijden en die we niet vermijden. Voortdurend ervaren we ons persoonlijk gebrek aan doeltreffendheid. Maar soms lijkt het of al die dingen zich opstapelen tot een steeds hogere berg, opdat we ons bewust worden van onze nietigheid. Wat moeten we dan doen?

Expecta Dominum (Ps 27, 14 (Introïtus van de Mis)), vertrouw op de Heer; leef uit de hoop —is de raad van de Kerk— met liefde en geloof. Viriliter age (Ibidem), treed moedig op. Wat geeft het dat we schepselen van slijk zijn, zolang we al onze hoop op God gesteld hebben? En als een ziel op enig moment ten val komt, terugvalt in oude fouten —dat is niet onvermijdelijk— dan moeten we doen wat we in het gewone leven voor de lichamelijke gezondheid doen: het juiste geneesmiddel toedienen. Daarna opnieuw beginnen.

God weerstaat de hovaardigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade (1 Petr 5, 5), leert ons de heilige apostel Petrus. In alle tijden en in alle menselijke omstandigheden van het leven is er voor de mens maar één weg om een godgericht leven te leiden, de weg der nederigheid. Verheugt de Heer zich dan over onze vernedering? Natuurlijk niet. Wat zou Hij, die alles geschapen heeft, die al wat bestaat in stand houdt en bestuurt, kunnen winnen bij onze vernedering? God wil onze nederigheid, opdat wij onszelf ontledigen, waarna Hij ons kan vullen. Hij wil, dat we hem niets in de weg leggen, opdat —om het in menselijke bewoordingen uit te drukken— er in ons arme hart meer plaats zal zijn voor zijn genade. Want de God die ons aanspoort nederig te zijn, is dezelfde die ons armzalig lichaam zal herscheppen en het gelijkvormig zal maken aan zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen (Fil 3, 21). De Heer maakt ons tot de zijnen, vergoddelijkt ons met een 'juiste vergoddelijking'.

Denk eraan: als u oprecht bent, als u zich laat zien zoals u bent, als u 'godgelijkend wordt' uit nederigheid en niet uit hoogmoed, dan zullen we ons zeker voelen, u en ik, in welke omgeving dan ook. We zullen steeds van overwinningen kunnen spreken en we zullen ons met recht overwinnaars kunnen noemen. Want we zullen ons kunnen beroemen op die innerlijke overwinningen van de liefde van God die de oorzaak zijn van serene vreugde, het geluk van de ziel, het begrip.

Nederigheid zal ons ertoe brengen grote ondernemingen aan te pakken; maar wel op voorwaarde, dat we niet het besef van onze geringheid uit het oog verliezen en met een elke dag groeiend overtuigd zijn van onze povere onwaardigheid. “Erken zonder aarzelingen dat u een dienaar bent en de plicht hebt heel wat diensten te verlenen. Pronk niet met het kindschap Gods als een pauw met zijn veren; erkennen we de genade, maar laten we onze natuur niet vergeten. Hebt u uw taak goed vervuld, laat u er dan niet op voorstaan, want u hebt alleen gedaan wat u doen moest. De zon heeft een functie, de maan gehoorzaamt; engelen vervullen hun opdracht. Het instrument door God gekozen voor de verkondiging aan de heidenen zegt: Ik ben niet waard apostel te heten, want ik heb de Kerk van God vervolgd (1 Kor 15, 9) … Zo maken wij ook geen aanspraak op eer om onszelfs wille” (H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 8, 32 (PL 15, 1774)): dat wil zeggen omwille van onze verdiensten die altijd magertjes zijn.

Nederigheid en vreugde

Verlos mij van de mens van leugen en misdaad (vgl. Ps 43, 1 (Graduale van de Mis)). De tekst van de Mis spreekt opnieuw van de juiste vergoddelijking. Eerst wordt ons geschilderd uit welke minderwaardige materie wij gemaakt zijn, met al onze neigingen tot het kwade. Dan klinkt het smeekgebed emitte lucem tuam (Ibidem, 3), zend uw licht en uw waarheid die mij geleid en gevoerd hebben naar uw heilige berg. Het kost mij weinig moeite u te zeggen dat ik geraakt ben bij het lezen van deze woorden uit de graduale.

Hoe moeten we ons gedragen om die juiste vergoddelijking te bereiken? In het evangelie lezen we, dat Jezus niet in Judea kon rondtrekken, daar de Joden Hem wilden doden (Joh 7, 1). Ook Hij die enkel door het te willen zijn vijanden kon uitroeien, stelt menselijke middelen in werking. Hij die God is en voor wie een persoonlijke beslissing voldoende geweest zou zijn om de omstandigheden te veranderen, heeft ons een verrukkelijke les gegeven: Hij gaat niet naar Judea. Zijn familieleden zeiden tot Hem: Verlaat deze streek en trek naar Judea; dan kunnen ook uw leerlingen de werken zien die Gij verricht (Joh 7, 3). Ze wilden van Hem een soort attractie maken. Ziet u het voor u! En ziet u ook, dat het een lesje in 'juiste vergoddelijking' en 'valse vergoddelijking' is?

'Juiste vergoddelijking': Die uw naam kennen —zingt het offertorium— mochten steeds op U hopen, want nooit verliet Gij, die U zochten (Ps 9, 11). Daarin bestaat de vreugde van dit stuk aardewerk vol krammen — want Hij vergeet de noodkreten der verdrukten niet (Ps 9, 13), van de nederigen.