Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Nederigheid → nederigheid in de zwaktes.

Struikelen is niet erg als we in de pijn van de val de energie vinden die ons weer overeind helpt en ons met hernieuwde moed verder laat gaan, nederig, met heilige halsstarrigheid. We moeten niet vergeten dat een heilige niet iemand is die nooit valt, maar iemand die steeds weer opstaat, nederig en met een heilige koppigheid. Als in het boek Spreuken staat dat de rechtvaardige zeven keer per dag valt (vgl. Spr 24, 16), moeten u en ik —arme schepsels— niet verbaasd of ontmoedigd zijn als we met onze eigen persoonlijke zwakheden en misstappen geconfronteerd worden. We kunnen verder doorlopen als we de kracht zoeken bij Hem die ons beloofd heeft: Komt allen tot mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt en Ik zal u rust en verlichting schenken (Mat 11, 28). Dank U, Heer, quia tu es, Deus, fortitudo mea (vgl. Ps 43, 2), omdat U altijd mijn sterkte bent geweest. U en alleen U, mijn God, mijn sterkte, mijn toevlucht, mijn steun.

Als u echt voort wilt gaan in het innerlijk leven, wees dan nederig. Neem standvastig en vol vertrouwen uw toevlucht tot de hulp van de Heer en zijn gezegende Moeder die ook uw moeder is. Kalm, rustig, hoeveel pijn de verse wond van de laatste val ook doet, opnieuw het kruis opnemen en zeggen: Heer, met uw hulp zal ik vechten om niet op te houden, om trouw op uw wenken in te gaan, zonder vrees voor steile hellingen, voor de schijnbare eentonigheid van het gewone werk, noch voor distels of keien op de weg. Voor mij staat het vast dat uw barmhartigheid mij bijstaat en dat ik tenslotte het eeuwig geluk, de vreugde en de liefde voor immer zal vinden.

En dan ontdekt die schrijver, in dezelfde droom, een derde weg: smal, ook bezaaid met scherpe punten en steile hellingen zoals de tweede. Daarover loopt te midden van duizend beproevingen, maar plechtstatig en vol majesteit een aantal mensen. Maar ze zijn op weg naar dezelfde afschuwelijke afgrond waarheen de eerste weg leidde. Het is de weg die de hypocrieten, de schijnheiligen gaan, mensen die niet oprecht zijn in hun bedoeling, die gedreven worden door een valse ijver, die de goddelijke werken bederven door deze te vermengen met aards egoïsme. “Het is dwaas een lastig karwei aan te pakken om bewonderd te worden; met een slopende inspanning de geboden van God in acht te nemen, enkel met het zicht op een aardse vergoeding. Wie met het beoefenen der deugden menselijke winst wil maken, is als iemand die een kostbaar voorwerp voor een paar stuiver verkoopt; hij kan de hemel verwerven en in plaats daarvan is hij tevreden met vluchtige lofprijzingen… Daarom wordt gezegd dat de verwachtingen van de schijnheilige zijn als een spinneweb: met zoveel moeite gesponnen en tenslotte door een vlaag van de wind van de dood meegenomen” (H. Gregorius de Grote, Moralia, 2, 8, 43­44 (PL 75, 844­845)).

Vroomheid, de houding van een kind

De vroomheid die uit het goddelijk kindschap voortkomt is een grondhouding van de ziel die uiteindelijk het hele bestaan vervult. Vroomheid is aanwezig in alle gedachten, alle verlangens, in alles waar ons hart naar uitgaat. Hebt u nooit opgemerkt dat kinderen —zonder dat ze het zich bewust zijn— in gezinnen hun ouders imiteren? Ze herhalen hun gebaren, nemen gewoonten over, ze vereenzelvigen zich in hun gedrag op heel wat manieren met hen.

Hetzelfde kan gebeuren met het gedrag van een goed kind van God. Het ondergaat ook —zonder te weten hoe of langs welke weg— die geweldige 'vergoddelijking' die ons helpt de gebeurtenissen te zien met de bovennatuurlijke dimensie van het geloof. Men houdt van alle mensen, zoals onze Vader in de Hemel van hen houdt. En —dat is wat telt— we krijgen er een nieuw elan door in onze dagelijkse poging bij de Heer te komen. Onze kleine gebreken —ik zeg het met nadruk— zijn niet van belang, want hier zijn de liefhebbende armen van Onze Vader om ons op te beuren.

Let eens op het grote verschil tussen een jongetje dat valt en een volwassen man die valt. Voor jongetjes is vallen meestal niet belangrijk. Zij struikelen zo vaak. Als er al een paar tranen rollen, krijgen ze van hun vader te horen: mannen huilen niet. En het incident is gesloten, met de poging van het kind te voldoen aan de verwachtingen van zijn vader.

Kijk anderzijds eens naar wat er gebeurt als een volwassen man zijn evenwicht verliest en voorover op de grond valt. Het is dat we medelijden hebben, anders zouden we ons vrolijk maken en lachen. Maar de val kan in niet geringe mate tot ernstige gevolgen leiden en bij oude mensen zelfs tot ongeneeslijke breuken. In het innerlijk leven is het dan ook beter voor iedereen te zijn quasi modo geniti infantes, zoals die kleintjes die wel van rubber lijken en zelfs plezier hebben in hun duikelingen, want ze zijn direct weer op de been om verder rond te rennen. Ze weten ook dat ze door hun ouders getroost zullen worden, als het nodig is.

Als we ervoor zorgen ons zo te gedragen als zij, zullen de struikelingen en mislukkingen —die trouwens onvermijdelijk zijn— van ons innerlijk leven ons niet verbitteren. We zullen verdriet hebben, maar niet ontmoedigd worden. En met een glimlach die, als helder water, opwelt vanuit de vreugde om ons kindzijn van die Liefde, die grootheid, die oneindige wijsheid, die barmhartigheid die onze Vader in de Hemel is. Tijdens mijn jaren in dienst van de Heer heb ik geleerd een klein kind van God te zijn. En dit vraag ik ook van u, dat u zult zijn quasi modo geniti infantes, kinderen die verlangen naar het woord van God, het brood van God, het voedsel van God, de sterkte van God om ons voortaan als christelijke mensen te gedragen.

Wees helemaal kind. Hoe meer hoe beter. Dat zegt u de ervaring van deze priester die heel wat keren overeind is moeten komen in de loop van die zesendertig jaar —wat lang en wat kort lijkt dat nu— bij het vervullen van de nauw omschreven Wil van God. Een ding heeft me altijd geholpen: dat ik altijd door kind ben en voortdurend bij mijn Moeder op schoot kruip en me opsluit in het Hart van Christus, mijn Heer.

Grote valpartijen, die ernstige schade toebrengen aan de ziel en soms schijnbaar ongeneeslijke gevolgen hebben, zijn altijd het resultaat van hoogmoed van wie zich volwassen acht, zelfgenoegzaam is. In die gevallen overheerst in de persoon als het ware het onvermogen tot het vragen van hulp aan iemand die hulp geven kan. Niet alleen aan God maar ook aan een vriend, een priester. En die arme ziel, alleen in haar ongenade, vervalt tot verwarring, tot dwaling.

Laten we God vragen, nu op dit moment, dat Hij nooit toelaat dat we met onszelf tevreden zijn, dat Hij ons verlangen naar zijn hulp, zijn woord, zijn Brood, zijn raad, zijn sterkte doet groeien: rationabile, sine dolo lac concupiscite. Koester uw honger, het streven als kinderen te zijn. Wees ervan overtuigd dat dit de beste manier is om hoogmoed te overwinnen. Wees ervan doordrongen dat dit het enige geneesmiddel is om onze manier van doen goed, groot, goddelijk te laten zijn. Voorwaar Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen zeker niet binnengaan (Mat 18, 3).

Opnieuw duiken er in mijn hoofd herinneringen aan mijn jeugd op. Wat een blijk van geloof, toen. Ik hoor nu nog de liturgische gezangen, ruik nog de geur van wierook, zie duizenden en duizenden en duizenden mensen, ieder met zijn grote waskaars —symbool voor zijn nietigheid— maar kind van hart. Een schepsel dat zijn vader misschien niet recht in de ogen durft te kijken. Besef dus, hoe slecht en bitter het is, nu gij uw God verlaten hebt (Jer 2, 19). Laten we opnieuw definitief besluiten ons nooit van God te verwijderen omwille van de zorgen van deze wereld. Laten we, door het maken van concrete voornemens voor ons gedrag, onze dorst naar God vergroten, zoals schepsels die hun eigen onwaardigheid erkennen en zonder ophouden zoeken, roepen naar hun Vader.

Maar ik kom terug op wat ik eerder besproken heb: het zijn-als-kinderen moet aangeleerd worden; het kind van God zijn moet aangeleerd worden. En, terloops, moeten we aan de anderen deze mentaliteit overdragen die ons te midden van de natuurlijke zwakheden sterk door het geloof (1 Petr 5, 9)maakt, vruchtbaar in onze werken en zeker van onze weg, zodat we, welk soort fouten we ook kunnen maken, zelfs de afschuwelijkste, nooit zullen aarzelen er iets aan te doen en terug te keren naar deze grote weg van het kindschap Gods die uitkomt bij de wijd geopende en wachtende armen van God onze Vader.

Wie van u herinnert zich de armen van zijn vader niet? Misschien waren ze niet zo teder, niet zo zacht en fijn als die van uw moeder. Maar die stevige, sterke armen omklemden ons met warmte en zekerheid. Heer, bedankt voor die harde armen. Bedankt voor die sterke handen. Bedankt voor dat liefdevolle en onstuimige hart. Ik zou U ook willen danken voor mijn fouten! Nee, die wilt U niet! Maar U begrijpt ze, U verontschuldigt ze, U vergeeft ze.

Dat is de wijsheid waarvan God verwacht dat we die in de omgang met Hem beoefenen. Het getuigt van goede wiskundekennis, als wij toegeven, dat we een nul in het kwadraat zijn… Maar God onze Vader houdt van ieder van ons zoals we zijn. Zoals we zijn! Ik —niets meer dan een pover mens— bemin u zoals u bent. Stel u eens voor hoe de Liefde van God dan wel niet moet zijn! Voor zover we tenminste strijden, voor zover we de moeite doen ons leven in overeenstemming te brengen met ons geweten, een goed gevormd geweten.

Kuisheid is mogelijk

Wij slepen allemaal hartstochten met ons mee. Wij worden allemaal, ongeacht onze leeftijd, met dezelfde moeilijkheden geconfronteerd. Daarom moeten wij strijd leveren. Herinner u wat de heilige Paulus schreef: datus es mihi stimulus carnis meae, angelus Satanae, qui me colaphizet (2 Kor 12, 7), mij steekt een doren in het vlees, een bode van Satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik niet hoogmoedig zal worden.

Men kan geen rein leven leiden zonder goddelijke bijstand. God wil dat wij nederig zijn en om zijn hulp bidden. Laten wij nu, op ditzelfde moment, de allerheiligste Maagd Maria vol vertrouwen smeken in de eenzaamheid van ons hart en zonder luide woorden: Moeder, dat arme hart van mij komt dwaas in opstand… Als U mij niet beschermt… En Zij zal u beschermen, opdat gij uw hart zuiver zult bewaren en de weg zult gaan waartoe God u geroepen heeft.

Kinderen: nederigheid, nederigheid; laten wij toch leren nederig te zijn. Om de liefde te behouden moet u verstandig, zorgvuldig en waakzaam zijn en u niet door vrees laten overheersen. Heel veel klassieke auteurs van geestelijke lectuur vergelijken de duivel met een dolle hond die aan de ketting ligt. Als we niet te dichtbij komen, bijt hij niet, al blaft hij de hele tijd. Als u in uw ziel de nederigheid koestert, zult u stellig de gelegenheid tot zonde vermijden en de moed opbrengen te vluchten. Dagelijks zult u uw toevlucht nemen tot de hulp uit de Hemel om kloekmoedig het pad der minnaars te vervolgen.

Mij is wel eens opgevallen hoe de ogen van een sportman oplichten bij het zien van de hindernissen die hij moet nemen. Wat een overwinning! Kijk eens hoe hij die moeilijkheden overwint. Zo kijkt Onze Lieve Heer naar ons. Hij verheugt zich in onze strijd: wij zullen altijd overwinnaars zijn, want Hij weigert ons nooit de almacht van zijn genade. Dus is het niet van belang, dat er gevochten moet worden, want Hij laat ons niet in de steek.

Het is een gevecht, zonder verzaken. Laten wij ons er in storten met vreugdevolle instemming, met vrije en blijde overgave. U moet u in uw gedrag niet beperken tot het vermijden van de val, van de gelegenheid tot zonde. Ook mag het op geen enkele wijze teruggebracht worden tot een kille en mathematische ontkenning. Wees ervan overtuigd, dat kuisheid een deugd is en dat deze, als zodanig, moet groeien en toenemen in volmaaktheid. Het is niet voldoende, ik zeg het nog maar eens, dat iedereen volgens zijn eigen levensstaat in onthouding leeft: wij moeten kuis leven, met heldhaftige deugdbeoefening. Die houding omvat een positieve daad waardoor wij goedsmoeds ingaan op het goddelijk verzoek: praebe, fili mi, cor tuum mihi et oculi tui vias meas custodiant (Spr 23, 26), geef mij uw hart, mijn kind, en laat uw blik weiden over mijn velden vol vrede.

En dan vraag ik u nu: hoe bindt u dat gevecht aan? U weet heel goed, dat de eerste klap een daalder waard is. Zonder u onmiddellijk af van het gevaar, zodra u de eerste vonken van de hartstocht voelt overspringen, of zelfs nog eerder. Spreek bovendien onmiddellijk daarop met degeen die uw ziel leidt; liever nog tevoren, als dat mogelijk is, want als u uw hart wagenwijd opent, zult u niet overwonnen worden. Een daad en nog een daad en er ontstaat een gewoonte, een neiging, een gemak van handelen. Daarom is het nodig te strijden om de gewoonte van de deugd te verwerven, de gewoonte van de versterving om de Liefde bij uitstek niet af te wijzen.

Overweeg de raad van de heilige Paulus aan Timóteüs: te ipsum castum custodi (1 Tim 5, 22), bewaar uzelf in kuisheid. Zo zullen we er ook altijd op bedacht zijn deze schat, die God ons toevertrouwd heeft, welbesloten te behoeden. In de loop van mijn leven heb ik heel wat mensen horen uitroepen: was ik er maar van meet af aan mee gestopt! En dat zeggen ze vol verdriet en schaamte.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift