Lijst van punten

Er zijn 10 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Nederigheid → waarheid en oprechtheid.

Inderdaad gaat het om een moeilijk en verheven doel. Maar verlies niet uit het oog, dat niemand als heilige geboren wordt. De heilige wordt gesmeed in het voortdurende samenspel van de genade van God en het antwoord van de mens daarop. “Alles wat groeit —daarop vestigt een christelijk schrijver uit de eerste eeuwen in verband met de vereniging met God de aandacht— begint klein. Door zich allengs te voeden wordt men in steeds toenemende mate groter” (H. Marcus Kluizenaar, De lege spirituali, 172 (PG 65, 926)). Daarom zeg ik u dat, als u zich op alle terreinen als een christen wilt gedragen —en ik weet dat u zich daarop ingesteld hebt, ook al kost het u vaak moeite uzelf te overwinnen of dat arme lijf telkens weer voort te jagen— u dan de uiterste zorg aan de kleinste details moet besteden. U kunt immers de heiligheid die Onze Heer van u eist, alleen bereiken door met liefde tot God uw werk te doen, uw plichten van elke dag na te komen, die bijna altijd bestaan uit kleine tastbare feiten.

Oprechtheid bij de geestelijke leiding

U kent al te goed de verplichtingen van uw weg als christen die u zonder uitstel en met kalmte naar de heiligheid voeren. U bent ook op bijna alle moeilijkheden voorbereid, omdat u ze al aan het begin van de weg ontwaart. In uw eigen belang dring ik er nu op aan dat u zich laat helpen, laat leiden, door een geestelijk leidsman, aan wie u al uw verlangens naar heiligheid en dagelijkse zorgen die uw innerlijk leven raken, de mislukkingen die u incasseert en al uw overwinningen toevertrouwt.

Weest altijd heel oprecht bij die geestelijke leiding: veroorlooft u zich niets zonder het te zeggen, legt uw ziel geheel bloot, zonder angst en zonder schaamte. Bedenkt, dat als u dit niet doet die vlakke, goed begaanbare weg lastiger wordt en wat in het begin niets voorstelde blijkt uiteindelijk een verstikkende strik te zijn. “Denkt niet dat degenen die zich in het verderf storten slachtoffer van een plotselinge mislukking zijn; ieder van hen is in het begin van de voor hem uitgestippelde route afgeweken, of heeft zijn ziel lange tijd verwaarloosd, zodat hij, met het in versneld tempo verminderen van de kracht der deugden en het daartegenover steeds meer toenemen van de ondeugden, erbarmelijk is ingestort… Een huis stort niet ineens in elkaar als gevolg van een onvoorzien voorval: ofwel er mankeerde al iets aan de fundamenten, ofwel het gebrek aan zorg van de mensen die er in wonen heeft te lang geduurd, waardoor het bederf, heel weinig in het begin, in steeds hoger tempo de stevigheid van de balken aantast; als het onweer is losgebarsten of als de stortregen zich verdubbeld heeft, is het huis in één klap onherstelbaar vernield, waardoor duidelijk wordt, dat de verwaarlozing niet van vandaag of gisteren was” (Johannes Cassianus, Collationes, 6, 17 (PL 49, 667-668)).

Kent u dat verhaal van die zigeuner die ging biechten? Dit is alleen maar een verhaal, een grappige anekdote, want men spreekt nooit over een biecht. Buiten beschouwing gelaten dat ik veel achting heb voor zigeuners… De arme kleine! Hij had een oprecht berouw. ?Meneer pastoor, ik beken dat ik een stuk touw heb gestolen… —als dat nu alles is?— ?en daar zat een muilezel aan vast… daaraan zat nog een stuk touw vast… en daaraan nog een muilezel? Dat ging zo door tot aan de twintigste. Kinderen, met ons gedrag is het precies hetzelfde. Als we het met onszelf op een akkoordje gooien wat betreft het stuk touw, volgt de rest vanzelf; een hele rij van slechte neigingen, zwakheden die schande en schaamte veroorzaken, komt daarna. En hetzelfde gebeurt in onze betrekkingen met anderen: u begint met een kleine belediging en aan het eind draait u elkaar met ijskoude onverschilligheid de rug toe.

Vang ons de vossen, de geniepige vossen, die de wijngaard vernielen, onze wijngaard die in bloei staat (Hoogl 2, 15). Laten we trouw zijn in de kleine dingen, zeer trouw in de kleine dingen. Als we die moeite opbrengen, zullen we ook leren om met vertrouwen in de armen van de Maagd Maria te snellen, als haar kinderen. Heb ik u er in het begin niet aan herinnerd, dat we nog maar heel weinig jaren geleefd hebben, de jaren die we geleefd hebben met de bedoeling intiem met God om te gaan? Het is dus logisch dat we in onze zwakheid en onze kleinheid trachten in de nabijheid van de grootsheid en heilige zuiverheid van de Moeder van God, die ook onze Moeder is, te komen.

Ik kan u een ander waar gebeurd voorval vertellen en dat doe ik, omdat er jaren, al heel wat jaren verstreken zijn sinds het gebeurde en omdat de tegenstelling en de hardheid van de woorden u aan het denken zullen zetten. Ik was een retraite aan het houden voor priesters uit verschillende bisdommen. Ik zocht ze op met genegenheid en met belangstelling met de bedoeling hen aan het praten te krijgen, hun geweten te ontlasten. Want ook wij, priesters, hebben behoefte aan de raad en hulp van een broer. Ik begon een gesprek met een van hen, een beetje een stroef mens, maar heel grootmoedig en heel oprecht; met fijngevoeligheid en duidelijkheid lokte ik hem een beetje uit tot praten om de wonden die hij mogelijk in zich had, in zijn hart, te verzorgen. Op een gegeven moment onderbrak hij mij min of meer met deze woorden: “Ik ben erg jaloers op mijn ezelin; zij heeft haar diensten verricht in zeven parochies en er is niets op aan te merken. Had ik ook maar zoveel gedaan!”

Onderzoek uzelf tot in uw diepste innerlijk! Misschien verdienen wij ook de loftuitingen niet die die dorpspastoor over zijn ezelin uitstrooide. Wij hebben zo gewerkt, wij hebben zulke belangrijke posities bekleed, u hebt succes gehad in die en die menselijke zaak…, maar onderzoek u in Gods aanwezigheid. Verbergt u niet iets waar u spijt over moet hebben? Hebt u werkelijk geprobeerd God en de mensen, uw broeders, te dienen of vond u uw egoïsme belangrijker, uw ambities, uw louter aardse en zielig vergankelijke succes?

Als ik u een beetje ongezouten toespreek, is dat omdat ik zelf nog een keer een oprechte oefening van berouw wil doen en omdat ik wil dat ieder van u ook vergeving vraagt. Laten we bij het zien van onze ontrouw, bij het zien van zoveel vergissingen, zwakheden, laffe daden —ieder de zijne!— die kreet van berouw van Petrus herhalen: Domine, tu omnia nosti, tu scis quia amo te! (Joh 21, 17), Heer, Gij weet alles; Gij weet toch dat ik U liefheb, ondanks mijn onvolkomenheden! En ik durf er aan toe te voegen: Gij weet dat ik U liefheb juist vanwege mijn onvolkomenheden, want zij brengen me er toe me op U te verlaten, op U die de kracht bent: quia Tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 42, 2). En vandaaruit beginnen we weer opnieuw.

Om God te horen

Als we afgaan op de Heilige Schrift, zullen we zien, dat nederigheid een noodzakelijk vereiste is om God te kunnen horen. Wijsheid woont bij de nederigen (Spr 11, 2), leert het boek Spreuken. Nederigheid, dat is onszelf zien zoals we zijn, zonder iets te verhullen, onszelf naar waarheid bezien. En als we begrijpen dat we niets waard zijn, hebben we ons opengesteld voor de grootheid van God: onze grootheid.

Wat heeft onze lieve Vrouw, de heilige Moeder van God, het verhevenste schepsel onder alle schepsels die ooit hebben bestaan en ooit zullen bestaan, dat goed begrepen. Maria verheerlijkt de macht van de Heer die heersers hun troon heeft ontnomen, maar nederigen heeft verheven (Luc 1, 52). En zij zingt, dat het goddelijk raadsbesluit zich opnieuw in haar voltrokken heeft. In haar, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd; en zie van heden af prijst elk geslacht mij zalig (Luc 1, 48).

In haar allerzuiverst hart wordt Maria een en al heiligheid in het zicht van de nederigheid van God: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht, heilig genoemd worden, Zoon van God (Luc 1, 35). De nederigheid van de heilige Maagd is het gevolg van de onpeilbare diepte aan genade die voortvloeit uit de Menswording van de Tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid in de schoot van zijn steeds Onbevlekte Moeder.

Richt opnieuw uw blik op uw leven en vraag vergeving voor deze kleinigheid en voor die andere die onmiddellijk door de ogen van het geweten worden waargenomen; voor het verkeerde gebruik dat u van uw tong hebt gemaakt; voor die gedachten die voortdurend om uzelf draaien; voor de instemming met die kritische geest die u op een stomme wijze bezighoudt en voor u een voortdurende bron van onrust en bezorgdheid vormt… Wat zoudt u veel gelukkiger kunnen zijn. De Heer wil dat we blij zijn, dronken van vreugde, dat wij dezelfde wegen van geluk bewandelen die Hij heeft afgelegd. Wij voelen ons alleen ongelukkig, als we hardnekkig van de weg afdwalen en ons begeven op het pad van het egoïsme en de zinnelijke begeerte; of, wat veel erger is, als we dat van de schijnheiligen inslaan.

De christen zal zich in al zijn werken echt, waarachtig en eerlijk betonen. Zijn houding zal een afstraling zijn van een bepaalde geest, de geest van Christus. Als op iemand in deze wereld de plicht rust een consequente houding en gedrag te tonen, dan is het op de christen, want hij heeft deze gave in bewaring gekregen om vrucht te doen dragen (vgl. Luc 19, 13): de waarheid die bevrijdt, die redt (vgl. Joh 8, 32). Vader, zult u me vragen, hoe bereik ik die eerlijkheid van leven? Jezus Christus heeft aan zijn Kerk alle noodzakelijke middelen nagelaten: Hij heeft ons geleerd te bidden, omgang te hebben met onze hemelse Vader; Hij heeft ons zijn Geest gezonden, de Grote Onbekende, die werkzaam is in onze ziel; Hij heeft ons die zichtbare tekenen van de genade gelaten, de sacramenten. Gebruik die. Verhevig uw godsvruchtige gewoonten. Bid elke dag. En haal nooit uw schouders weg bij de zoete last van het Kruis van de Heer.

Jezus zelf heeft u gevraagd Hem te volgen als een goed leerling, met de bedoeling dat u uw doortocht over deze wereld aflegt met het zaaien van vrede en blijdschap die de wereld niet geven kan. Daartoe —ik blijf het zeggen— moeten we op weg gaan zonder angst voor het leven en zonder angst voor de dood, zonder tot elke prijs het lijden te ontvluchten dat voor een christen altijd een middel tot loutering en een gelegenheid zijn broeders en zusters waarachtig lief te hebben is, door gebruik te maken van de duizend en een omstandigheden van het gewone dagelijkse leven.

De tijd is verstreken. Ik moet nu komen tot het laatste punt van deze overdenkingen, waarmee ik uw ziel heb willen bereiken, opdat u reageert met het maken van een paar voornemens, niet veel, maar duidelijk bepaald. Denk er aan, dat God wil dat u blij bent en dat u —als u van uw kant doet wat u kunt— gelukkig, gelukkiger, allergelukkigst zult zijn, ook al zal het Kruis nooit van u wijken. Maar dat Kruis is geen schavot meer, maar de troon van waaraf Christus heerst. Met aan zijn zijde zijn Moeder, die ook onze Moeder is. De heilige Maagd zal u de kracht verlenen die nodig is om vastbesloten in het voetspoor van haar Zoon te treden.

Et viam Dei in veritate doces (Ibidem), onderrichten, onderrichten en nog eens onderrichten: de wegen van God blootleggen volgens de zuivere waarheid. U hoeft niet bang te zijn als zij uw persoonlijke fouten zien, de uwe en de mijne. In mij kriebelt juist het verlangen ze te vertonen om zo te kunnen vertellen van mijn persoonlijke strijd, mijn verlangen dit of dat punt te verbeteren in mijn gevecht om de Heer trouw te dienen. De moeite om die stommiteiten uit te bannen en de baas te worden zal al een manier zijn de goddelijke paden aan te duiden. Op de eerste plaats, en ondanks onze zichtbare fouten, door het getuigenis van ons leven; en vervolgens met de leer, zoals Onze Lieve Heer die coepit facere et docere (Hand 1, 1), begon met werken en zich pas veel later aan zijn prediking wijdde.

Na u gesterkt te hebben in de gedachte dat de priester, die tot u spreekt, van u houdt en dat de hemelse Vader nog veel meer van u houdt, want Hij is oneindig goed en oneindig Vader; na u aangetoond te hebben dat ik u niets verwijten kan, ben ik toch van mening dat ik u moet helpen Christus en de Kerk, zijn kudde, lief te hebben. Daarin wint u het —denk ik— niet van mij; u steekt mij naar de kroon, maar wint het niet van mij. Als ik in mijn preken of in persoonlijke gesprekken een of andere fout signaleer, wil ik u daarmee geen pijn doen. Ik handel uitsluitend vanuit het verlangen dat wij allen de Heer meer gaan beminnen. En ik blijf hameren op de noodzaak de deugden te beoefenen zonder uit het oog te verliezen dat die noodzaak ook mij betreft.

Op een keer hoorde ik iemand ongegeneerd beweren, dat het begaan van een misstap nergens anders goed voor is dan om nog eens honderd keer in dezelfde fout terug te vallen. Ik zeg u daarentegen, dat een verstandig mens uit die voorvallen voordeel weet te trekken, leert het goede te doen, het besluit hernieuwt heiliger te worden. Laat de ervaring van uw mislukkingen en overwinningen bij het dienen van God, naast een groeien van de liefde, altijd uitmonden in een inniger toewijding bij het, koste wat kost, nakomen van uw plichten en rechten als christen-burgers. En dan zonder lafheid, zonder op de loop te gaan voor eer of verantwoordelijkheid, zonder ons te bekommeren om de reacties die om ons heen opkomen —misschien afkomstig van zogenaamde broers— eerlijk en trouw trachten de glorie van God en het goede voor de anderen na te streven.

Wees dus verstandig. Waarom? Om rechtschapen te zijn, om de naastenliefde te beoefenen, om God en de zielen krachtdadig te dienen. Met recht en reden wordt de verstandigheid de genitrix virtutum (H. Thomas van Aquino, In III Sententiarum, dist. 33, q2 a5), moeder der deugden, en ook auriga virtutum (H. Bernardus van Clairvaux, Sermones in Cantica Cantorum, 49, 5 (PL 183, 1018)), leidsvrouwe van alle goede gewoonten, genoemd.

Hoe zullen we onze armzaligheid te boven komen? Ik hamer hierop vanwege het kapitaal belang ervan: met nederigheid en oprechtheid, jegens geestelijke leiding en in het sacrament van de biecht. Ga met een open hart naar hen die uw ziel richting geven. Sluit het niet af, want als de duivel der stomheid eenmaal binnen is, jaagt u hem er niet gemakkelijk weer uit.

Neem mij mijn voortdurend aandringen niet kwalijk, maar ik acht het absoluut noodzakelijk, dat in uw verstand gegrift wordt, dat de nederigheid en —het onmiddellijk gevolg ervan— de oprechtheid de andere middelen samenbinden en zo een werkzaam fundament vormen voor de overwinning. Als de stomme duivel zich in een ziel nestelt, tast hij alles aan. Als hij er daarentegen direct uitgewerkt wordt, komt alles goed, zijn we gelukkig, leiden we een rechtschapen leven. Laten we altijd 'op woeste wijze' oprecht zijn, maar niet onwelvoeglijk.

Het is hopelijk duidelijk; wat mij betreft, ik maak me meer bezorgd over de hoogmoed dan over het vlees en het hart. Nederigheid. Als u denkt volstrekt gelijk te hebben, hebt u volstrekt ongelijk. Ga naar uw geestelijk leidsman met open ziel: sluit uw ziel niet af, want —ik herhaal— dan sluit u de stomheidsduivel op en krijgt u hem er niet meer uit.

Denk nog eens aan die arme bezetene, die door de leerlingen niet bevrijd kon worden. Alleen de Heer wist diens vrijheid te bewerkstelligen, met gebed en vasten. Bij die gelegenheid verricht de Meester drie wonderen. Het eerste: dat de man luisterde, want als de stomme duivel ons beheerst, weigert de ziel te luisteren. Het tweede was, dat hij sprak. En het derde, dat de duivel verjaagd werd.

Vertel eerst wat u verborgen wilt houden. Eruit met de duivel der stomheid! Soms maakt u van een kleine kwestie, door deze om en om te keren, een enorme bol, zoals een sneeuwbal, en wij sluiten onszelf erin op. Waarom? Open uw ziel! Ik verzeker u het geluk, dus de trouw aan de christelijke weg, mits u oprecht bent. Duidelijkheid, eenvoud: het zijn onontbeerlijke gesteltenissen. Onze ziel moet wagenwijd opengezet worden zodat de zon van God en het licht van de Liefde binnen kunnen schijnen.

Er hoeft niet altijd een troebel motief te zijn om op volledige oprechtheid af te dingen. Soms is een dwaling van het geweten voldoende. Sommige mensen hebben hun geweten op een dusdanige wijze gevormd —misvormd— dat hun stomheid, hun gebrek aan eenvoud, hun een juiste zaak lijkt: zij denken dat het goed is te zwijgen. Dat gebeurt ook met mensen die uitstekend toegerust zijn, die bekend zijn met de zaken van God; misschien vinden zij daarin redenen aan zwijgen de voorkeur te geven. Daarin hebben zij het mis. Oprechtheid is altijd een noodzaak; hier gelden geen excuses, hoe goed ze ook lijken.

Wij komen nu aan het eind van deze ogenblikken van gesprek waarin u en ik ons gebed gericht hebben tot God onze Vader, Hem vragend ons de genade te verlenen te leven in de vreugdevolle beoefening van de deugd van de kuisheid.

Wij vragen het Hem met de tussenkomst van de heilige Maagd Maria, die de onbevlekte zuiverheid is. Nemen wij onze toevlucht tot Haar —tota pulchra— met een raad die ik gaf, nu heel wat jaren geleden, aan hen die zich onrustig voelden in hun dagelijkse strijd om nederig, rein, oprecht, blij, edelmoedig te zijn. Het lijkt, alsof alle zonden van je leven de kop weer opsteken. —Verlies het vertrouwen niet.— Integendeel: roep je heilige Moeder Maria aan met het geloof en de overgave van een kind. Zij zal vrede geven aan je ziel (De Weg, 498).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift