Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Vrijheid → verantwoordelijke vrijheid .

De vereniging legt nadruk op de vrijheid van de leden om hun persoonlijke mening tot uitdrukking te brengen. Maar je zou dit ook van een andere kant kunnen bekijken. In hoeverre is volgens u het Opus Dei als vereniging moreel verplicht om in het openbaar of privé in bepaalde wereldlijke of geestelijke fundamentele kwesties zijn mening te uiten? Zijn er situaties waarin het Opus Dei zijn invloed en de invloed van zijn leden zou aanwenden om principes te verdedigen die het als onaantastbaar beschouwt? Als voorbeeld uit een recent verleden noem ik de ondersteuning van de wetgeving over de godsdienstvrijheid in Spanje!

Bij het Opus Dei willen we steeds en in alles solidair zijn met de Kerk van Christus: sentire cum Ecclesia. We hebben geen andere leer dan die welke de Kerk aan alle gelovigen leert. De enige bijzonderheid die wij hebben is de eigen geest van het Opus Dei, dat wil zeggen, een concrete manier om volgens het evangelie te leven door ons in de wereld te heiligen en door middel van ons beroep apostolisch werkzaam te zijn.

Daaruit volgt direct dat alle leden van het Opus Dei dezelfde vrijheid bezitten als andere katholieken. Ook zij kunnen er persoonlijke opvattingen op na houden en ernaar handelen. Daarom kan en mag het Opus Dei als vereniging geen eigen mening laten horen, het kan er eigenlijk niet eens een hebben. Als het om een kwestie gaat waarover het leergezag van de Kerk een duidelijke uitspraak heeft gedaan, zal elk lid zich die leer eigen maken. Maar gaat het om kwesties waarover het leergezag - de Paus en de bisschoppen - geen uitspraak heeft gedaan, dan zal ieder lid daarvan denken wat hij juist vindt en er zich in zijn handelen naar richten.

Met andere woorden: het principe waardoor de houding van de directeuren van het Opus Dei in dit opzicht bepaald wordt, is het respect voor de persoonlijke vrijheid om in tijdelijke zaken zelf te beslissen. Dat heeft niets te maken met een zich maatschappelijk afzijdig houden van de kant van de leiding van het Werk. Want waar het hier om gaat, is dat ieder lid met zijn eigen verantwoordelijkheid wordt geconfronteerd en zich geroepen weet deze volgens zijn eigen geweten op zich te nemen en in vrijheid ernaar te handelen. Om die reden is het ongerijmd om het Opus Dei te noemen als men spreekt over partijen, groeperingen, politieke stromingen of eigenlijk over alle zuiver menselijke taken of projecten. Sterker nog, het is onrechtvaardig en het lijkt op laster, want het zou tot een verkeerde veronderstelling kunnen leiden. Immers, het is gewoon niet waar dat leden van het Werk eenzelfde ideologie zouden aanhangen, eenzelfde mentaliteit zouden hebben of gemeenschappelijke tijdelijke belangen zouden nastreven.

Natuurlijk zijn de leden katholiek, en katholieken die ernaar streven om consequent volgens hun geloof te leven. Katholiek kun je ze, als je wilt, allemaal noemen, maar dan moet niet vergeten worden dat katholiek zijn niet wil zeggen dat je een bepaalde groepering vormt, zelfs niet op cultureel of ideologisch gebied, en zeker niet op politiek gebied. Sinds het begin van het Werk, en niet pas vanaf het Concilie, hebben we geprobeerd om volgens een open katholicisme te leven. We staan op de bres voor de legitieme vrijheid van de gewetens om alle mensen, katholiek of niet-katholiek, in broederlijke liefde te ontmoeten en met allen samen te werken bij de oplossing van de vele problemen die de wereld bezig houden.

Laten we eens een voorbeeld nemen. Wat het rassenprobleem in de Verenigde Staten betreft zal ieder lid van het Opus Dei uitgaan van de duidelijke formuleringen van de christelijke leer over de gelijkheid van alle mensen en het onrechtvaardige van elke discriminatie. Ook zal hij de concrete aanwijzingen van de Amerikaanse bisschoppen over dat onderwerp met aandacht volgen en ter harte nemen. Hij zal dus de legitieme rechten van alle burgers verdedigen en zich met kracht tegen discriminerende situaties of plannen verzetten. Bovendien zal hij er steeds van doordrongen zijn, dat het voor een christen niet voldoende is om de rechten van andere mensen te eerbiedigen, maar dat hij eigenlijk in alle mensen zijn broeders moet zien, aan wie hij een oprechte liefde en onbaatzuchtige dienstbaarheid verschuldigd is.

Bij de vorming die het Opus Dei aan zijn leden geeft zal men in de Verenigde Staten op die principes van de christelijke leer bijzonder de nadruk leggen, misschien meer dan in een ander land waar dat probleem niet, of in veel mindere mate, speelt. Maar het Opus Dei zal nooit een praktische oplossing voor het probleem voorschrijven, het zal zelfs geen voorstel in die richting doen. De beslissing of hij dit of dat wetsvoorstel moet ondersteunen, of hij zich bij een bepaalde vereniging moet aansluiten of niet, of hij aan demonstraties moet deelnemen of niet, dat soort beslissingen moet het individuele lid zelf nemen. En inderdaad, je ziet het overal dat de leden niet als groep optreden, maar dat ieder op vanzelfsprekende wijze naar eigen inzicht handelt, met een logisch pluralisme.

Juist die voor ons zo uiterst belangrijke eerbied voor de persoonlijke vrijheid verklaart het feit, dat zovele Spaanse leden van Opus Dei voorstander zijn van het wetsvoorstel over de godsdienstvrijheid in hun land in de vorm zoals het onlangs ingediend is. Natuurlijk betreft het hier een persoonlijke keuze, zoals ook de mening van degenen die op het bewuste wetsvoorstel kritiek hebben persoonlijk is. Maar allemaal hebben ze van de geest van het Opus Dei geleerd dat ze de vrijheid moeten liefhebben en de mensen van alle overtuigingen moeten leren begrijpen. Het Opus Dei is de eerste katholieke vereniging die met toestemming van de Heilige Stoel sinds 1950 ook niet-katholieken en niet-christenen als medewerkers opneemt: zonder enige discriminatie, want onze liefde richt zich tot alle mensen.

Is het een mythe, een halve waarheid, of is het een realiteit dat het Opus Dei in Spanje in een politieke en economische macht veranderd is en wel dankzij de positie van sommige leden in het politieke en economische leven?

Het is gewoon onjuist. De meeste leden van het Opus Dei leven in gewone en zelfs bescheiden sociale omstandigheden, als arbeiders, kantoorpersoneel, boeren, ambtenaren, onderwijzers enzovoort. Ook zijn er - echter in vergelijking met de zojuist genoemden maar weinig - die een beroep hebben in het politieke of economische leven. Maar allen handelen geheel op persoonlijke titel, werken met volledige autonomie en zijn persoonlijk verantwoordelijk voor hun daden.

Het Opus Dei heeft uitsluitend geestelijke doelstellingen. Van zijn leden verlangt het Opus Dei alleen maar, en het doet er niet toe of ze nu veel of weinig invloed in het maatschappelijke leven hebben, dat ze strijden om een consequent christelijk leven te leiden. Het Opus Dei geeft hun geen richtlijnen over de manier waarop ze moeten werken. Het probeert niet hun werk te coördineren en bedient zich niet van de posities die de leden door hun beroep bekleden.

In dit opzicht zou men het Werk met een sportvereniging of met een of andere liefdadigheidsvereniging kunnen vergelijken, die met de politieke of economische activiteiten van hun leden niets te maken hebben.

Bent u het met de bewering eens dat het Opus Dei bepaalde ondernemingen zoals banken en dagbladuitgeverijen in feite “controleert”? Als dat zo is, wat betekent controle dan in dat verband?

Er is een aantal leden van het Opus Dei - veel minder dan men soms hoort beweren - dat beroepshalve in de leiding van ondernemingen werkzaam is. Sommigen leiden familiebedrijven die ze van hun ouders geërfd hebben. Anderen zitten in de directie van maatschappijen die ze alleen of samen met collega's opgericht hebben. Weer anderen zijn door de eigenaars van een onderneming als directeur aangesteld, omdat men vertrouwen had in hun kennis en capaciteiten. Zij hebben hun positie bereikt langs dezelfde normale weg, die voor iedereen die een dergelijke functie bereiken wil, open staat. Het gaat, met andere woorden, om iets dat geen enkel verband houdt met hun lidmaatschap van het Opus Dei.

De mensen die een onderneming leiden en die bij het Opus Dei zijn aangesloten, streven ernaar, net zoals alle andere leden, om in hun beroep volgens de geest van het evangelie te leven. Een eerste vereiste daarvoor is dat ze in hun werk zeer nauwgezet naar de principes van rechtvaardigheid en eerlijkheid handelen. Daarom zullen zij hun werknemers een rechtvaardig loon betalen, de rechten van de aandeelhouders of eigenaars en van de maatschappij eerbiedigen en de wetten van het land respecteren. Zij zullen ook elke vorm van partijdigheid of begunstiging ten opzichte van anderen, of die nu wel of geen lid van het Opus Dei zijn, zorgvuldig vermijden. Ik denk dat iedere vorm van favoritisme niet alleen in strijd is met het streven naar christelijke volmaaktheid - en dit streven is toch immers de drijfveer om lid van het Opus Dei te worden - maar ook met de meest elementaire eisen van de moraal van het evangelie.

Over de volledige vrijheid van de leden van het Werk in hun beroep heb ik al gesproken. Dat wil in dit geval zeggen dat de leden die aan het hoofd van een onderneming staan zich daarbij geheel door hun eigen inzicht en oordeel laten leiden, zonder dat ze van de leiding van het Opus Dei welke richtlijnen dan ook met betrekking tot hun werk zouden krijgen. Zowel het financiële en economische beleid van de onderneming als de ideologische achtergrond - als het gaat om de media - behoren uitsluitend tot het terrein van hun persoonlijke verantwoordelijkheid. De voorstelling van het Opus Dei als een centrale die tijdelijke of economische belangen behartigt of richtlijnen geeft, is dan ook geheel ongegrond.

Als u het goed vindt, blijven wij bij het onderwerp jeugd. Ons tijdschrift heeft een rubriek die voor de jeugd bestemd is en waarin wij met veel van hun problemen geconfronteerd worden. Een vaak terugkerend probleem is het feit dat ouders een zekere druk trachten uit te oefenen als het om de fundamentele beslissingen van hun kinderen gaat. Dat gebeurt zowel bij de beroepskeuze als bij de keuze van de levenspartner, en in nog sterkere mate als een jonge man of vrouw de roepstem van God voor dienst aan de medemensen zou willen volgen. Is die houding van de ouders te rechtvaardigen? Gaat het hier niet om de beknotting van de vrijheid, die absoluut noodzakelijk is om de persoonlijke volwassenheid te bereiken?

Het is zonder meer duidelijk dat de beslissingen die de richting van het leven bepalen in laatste instantie door ieder persoonlijk in volledige vrijheid en zonder enige vorm van dwang of druk genomen moeten worden.

Dat wil niet zeggen dat in het algemeen de stem van andere mensen overbodig zou zijn. Juist omdat het erg belangrijke beslissingen betreft, die een stempel op het leven drukken en waarvan later voor een groot deel het geluk afhangt, is het logisch dat er bezonnenheid, verantwoordelijkheid en verstandigheid nodig zijn en dat al te grote haast vermeden zou moeten worden. En een belangrijk aspect van de verstandigheid is dat je om advies weet te vragen. Het zou aanmatiging zijn - en dat wordt gewoonlijk duur betaald - te denken dat we voor onze beslissingen zowel de genade van God als het oprechte meeleven van andere mensen, vooral van onze ouders, zouden kunnen missen.

Ouders kunnen en moeten hier een waardevolle hulp aan hun kinderen geven. Ze kunnen nieuwe perspectieven voor hen openen en ze over hun eigen ervaringen vertellen, tot bezinning manen en hun ogen openen voor een realistische beoordeling van de situatie, zodat ze zich niet door de stemming van het ogenblik laten meesleuren. Soms kunnen ze helpen met een persoonlijk advies, andere keren zullen ze hun kinderen aansporen aan derden advies te vragen, bijvoorbeeld een goede, eerlijke vriend, een verstandige en vrome priester of een deskundige in beroepskeuzen.

Maar een dergelijk advies neemt de persoonlijke vrijheid niet weg. Het geeft meer elementen ter beoordeling, het vergroot het aantal keuzemogelijkheden en zorgt ervoor dat de beslissing niet bepaald wordt door irrationele factoren. Na de mening van andere mensen gehoord en overwogen te hebben komt het ogenblik waarop de beslissing genomen moet worden. Dan heeft niemand het recht om de vrijheid vaneen ander te beknotten. De ouders moeten de verleiding weerstaan om ongepast hun eigen ideeën en wensen in hun kinderen te projecteren; ze moeten integendeel de eigen voorkeuren en capaciteiten respecteren die God aan ieder heeft meegegeven. Als de liefde oprecht is zal dat gewoonlijk niet moeilijk zijn. Zelfs in het extreme geval dat een kind een beslissing neemt die de ouders als foutief of mogelijk zelfs als bron van groot ongeluk beschouwen helpt dwang niets. Het enige wat helpt is voor het kind begrip op te brengen en het terzijde weten te staan om de moeilijkheden te overwinnen en om er zo goed mogelijk het beste van te maken.

Als ouders echt van hun kinderen houden en oprecht geïnteresseerd zijn in hun geluk moeten ze, na hun advies en mening te hebben gegeven, in staat zijn om zich op fijngevoelige wijze terug te trekken, opdat het grote goed van de vrijheid, dat de mens in staat stelt God lief te hebben en te dienen, niet geschaad wordt. Ze moeten beseffen dat God zelf onze liefde en dienstbaarheid alleen maar in vrijheid wil en dat Hij onze persoonlijke beslissingen steeds eerbiedigt. Hij liet de mens over aan de macht van de vrije beslissing (Sir 15,14), zegt de Schrift.

Nog een opmerking naar aanleiding van wat u als laatste geval noemde, namelijk de beslissing van het kind om zich geheel en al aan de dienst van de Kerk en de medemens te wijden. Als katholieke ouders zo'n roeping niet begrijpen betekent dat voor mij, dat ze in hun taak een christelijk gezin te stichten, gefaald hebben en niet eens de waardigheid beseffen die het christendom aan hun eigen echtelijke roeping verleent. Verder is de ervaring die ik in het Opus Dei heb, erg positief. Gewoonlijk zeg ik aan de leden van het Werk dat ze hun roeping voor negentig procent aan hun ouders te danken hebben, want van hen hebben ze hun opvoeding gekregen en van hen hebben ze geleerd edelmoedig te zijn. Ik kan zeggen dat de grote meerderheid, praktisch alle ouders zo'n beslissing van hun kinderen niet alleen respecteren,maar beminnen en het Werk al gauw als een uitbreiding van hun eigen gezin gaan zien. Ik ben daar erg blij om en het is voor mij een bewijs dat je, om bovennatuurlijk te zijn, ook erg menselijk moet zijn.

Deze leer van de heilige Schrift - en zoals jullie weten behoort die tot de kern van de spiritualiteit van het Opus Dei - moet jullie ertoe brengen jullie werk zo volmaakt mogelijk te doen, God en jullie medemensen zo lief te hebben dat jullie juist in de kleine dingen van elke dag je liefde legt. Dan zullen jullie dit goddelijk iets ontdekken dat in die kleinigheden besloten ligt. Hoe goed passen hier die verzen van de dichter van Castilla!: Despacito, y buena letra: / el hacer las cosas bien / importa más que el hacerlas (Schrijf rustig en met mooie letters, want belangrijker dan het doen, is de dingen goed te doen. A. Machado, Poesias completas, CLXI).

Ik verzeker jullie dat, als een christen de onbenulligste kleinigheid van elke dag met liefde doet, die kleinigheid met de grootheid van God vervuld wordt. Dat is de reden waarom ik er steeds maar weer op hamer, dat de christelijke roeping erin bestaat van het proza van elke dag heldendichten te maken. Hemel en aarde lijken aan de horizon een te worden. Maar in werkelijkheid gebeurt dat in jullie harten, wanneer jullie je dagelijks leven op heilige wijze leiden.

Het gewone van elke dag heilig beleven, zei ik zojuist. Met die woorden bedoel ik het hele programma van jullie christelijk handelen. Geef je dus niet over aan vals idealisme, aan dromen en fantasieën, aan wat ik pleeg te noemen ach-was-ik-maar-mystiek: Was ik maar ongetrouwd gebleven, had ik maar een ander beroep gekozen, was ik maar gezonder, was ik nog maar jong, was ik toch maar ouder …! Houd je liever nuchter aan de heel materiële en directe realiteit, want daar is de Heer: Kijk naar mijn handen en voeten; Ik ben het, zegt Jezus na zijn verrijzenis. Raak me aan en overtuig jezelf. Een geest heeft toch geen vlees en bloed, zoals jullie zien dat Ik heb? (Luc 24,39)

Vele aspecten van de omgeving waarin jullie je bewegen zullen verlicht worden vanuit deze waarheden. Denk, bijvoorbeeld, aan jullie handelen als burgers in het openbare leven. Wie ervan overtuigd is dat de wereld, en niet alleen het kerkgebouw, de plaats is waar je Christus ontmoet, heeft de wereld echt lief. Hij doet moeite om een goede wetenschappelijke en professionele vorming te ontvangen, hij vormt - in volle vrijheid - zijn eigen mening over de problemen waarmee hij in zijn omgeving te maken heeft, en neemt in overeenstemming daarmee zijn persoonlijke beslissingen. Als christen zal hij aan zijn beslissing een persoonlijke bezinning laten voorafgaan, waarin hij er nederig naar streeft om de wil van God in de grote en kleine gebeurtenissen van zijn leven te leren zien.

Maar een christen zal nooit op het idee komen te denken of te zeggen, dat hij van het kerkgebouw naar de wereld afdaalt om daar de Kerk te vertegenwoordigen, of dat zijn opvattingen de katholieke opvattingen voor de betreffende problemen zijn. Dat mag in geen geval! Dat zou klerikalisme, officieel katholicisme of hoe je het verder noemen wilt, zijn. In elk geval zou op die wijze aan de natuur der dingen geweld aangedaan worden. Aan jullie de taak om overal een echte lekenmentaliteit te verspreiden, die tot drie conclusies moet leiden:

- je moet eerlijk genoeg zijn om je persoonlijke verantwoordelijkheid te dragen;

- je moet christen genoeg zijn om ook die broeders in het geloof te respecteren die in kwesties waarover je van mening kunt verschillen, andere opvattingen hebben dan jijzelf;

- je moet katholiek genoeg zijn om je niet van onze Moeder de Kerk te bedienen door haar bij zuiver menselijke partijbelangen te betrekken.

Het is duidelijk dat jullie op dit en op ieder ander terrein dit programma van heiligheid in het gewone leven niet kunnen verwezenlijken, als je niet die volledige vrijheid geniet, die aan de mens - ook volgens de leer van de Kerk - op grond van zijn waardigheid als evenbeeld van God toekomt. De persoonlijke vrijheid - en als ik over vrijheid praat bedoel ik natuurlijk altijd de verantwoordelijke vrijheid - is van essentiële betekenis voor het christelijke leven.

Jullie moeten mijn woorden dus zo opvatten als ze bedoeld zijn: als een uitnodiging om elke dag weer, en niet alleen in speciale noodsituaties, jullie rechten uit te oefenen; om eerlijk jullie plichten als staatsburgers in de politiek, de economie, het universitaire leven en het beroep te vervullen, en om moedig de gevolgen van jullie persoonlijke beslissingen en ook de last van de jullie toekomende persoonlijke onafhankelijkheid op je te nemen. Deze christelijke lekenmentaliteit zal jullie in staat stellen om iedere vorm van intolerantie en fanatisme te vermijden. Of, positief uitgedrukt, die mentaliteit zal jullie helpen om in vrede te leven met al jullie medeburgers en om het vreedzame samenleven in de onderscheiden sectoren van de maatschappij te bevorderen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift