Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Gebed → met eenvoud.

Ik herhaal nog eens: de enige slavernij die ik aanvaard is die van Gods Liefde. En dat alleen omdat de godsdienst —ik heb het bij andere gelegenheden al gezegd— de grootste muiterij is van de mens die niet als een beest wil leven, die rust noch duur vindt tot hij de Schepper ontmoet en kent. Ik wil dat u ook zo'n muiter bent, vrij van alle banden; want ik wil —Christus wil— dat wij kinderen van God zijn. Slaaf of Gods kind! Dat is de keuze van ons leven. Of kind van God, of slaaf van de hoogmoed, van het zingenot, van dat benauwende egoïsme waarin zoveel zielen verstrikt schijnen te zijn.

Gods liefde wijst de weg van de waarheid, van de gerechtigheid en van het goede. Als we besluiten de Heer te antwoorden met ?mijn vrijheid behoort U? zijn we op hetzelfde moment bevrijd van alle banden waarmee we vastzaten aan onnozelheden, aan lachwekkende bezigheden en pietluttige eerzucht. En de vrijheid —die onmeetbare schat, die wonderbaarlijke parel; wat zou het jammer zijn haar voor de zwijnen te werpen (vgl. Mat 7, 6)— heeft dan als enige taak te leren het goede te doen (vgl. Jes 1, 17).

Dat is de roemrijke vrijheid van de kinderen van God! Christenen die ontmoedigd zouden raken, die timide, bedremmeld of jaloers staan tegenover de losbandigheid van hen die het Woord van God niet hebben ontvangen, laten daarmee zien dat ze een armzalig begrip van ons geloof hebben. Als we werkelijk de Wet van Christus in praktijk brengen —althans moeite doen die Wet in praktijk te brengen, want het zal ons niet altijd helemaal lukken— zullen we ontdekken dat we begiftigd zijn met een wonderlijke geestkracht, waardoor we de betekenis van de meest volledige menselijke vrijheid niet elders hoeven te zoeken.

Ons geloof is geen last en ook geen beperking. Wie dat denkt, levert het bewijs van een heel mager begrip van de christelijke waarheid. Door God te kiezen verliezen we niets, winnen we alles: wie, ten koste van zijn ziel, zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden (Mat 10, 39).

Wij hebben de winnende kaart getrokken en de eerste prijs gewonnen. Als er iets is waardoor we dit niet duidelijk zien, moeten we onze ziel tot op de bodem onderzoeken. Misschien is er weinig geloof, weinig persoonlijk contact met God, weinig gebedsleven. We moeten de Heer vragen —door de tussenkomst van zijn Moeder en onze Moeder— onze liefde voor Hem te doen groeien, ons de gelegenheid te geven de zoetheid van zijn aanwezigheid te smaken. Want alleen in het liefhebben bereikt men de vrijheid ten volle: de vrijheid om het voorwerp van onze liefde nooit, tot in de eeuwigheid, te willen loslaten.

Slaan we opnieuw onze ogen op naar de Meester. Misschien hoort u nu ook het verwijt aan het adres van Tomas: Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig (Joh 20, 27). En, net als bij de apostel, zal uit uw ziel met oprecht berouw deze kreet opwellen: mijn Heer en mijn God (Joh 20, 28). Ik erken u definitief als mijn Meester en nu en altijd zal ik uw lessen als een schat bewaren en mij inspannen deze trouw te volgen.

Een paar bladzijden eerder in het evangelie beleven we opnieuw het tafereel waarin Christus zich teruggetrokken heeft om te bidden. En de leerlingen staan om Hem heen en kijken waarschijnlijk naar Hem. Als het gebed beëindigd is, besluit er één Hem te vragen: Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft. Hij sprak tot hen: wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, uw Naam worde geheiligd (Luc 11, 1­2).

Let op het verrassende in dit antwoord: de leerlingen delen het leven van Jezus Christus en terwijl Hij met hen praat, duidt de Heer hun hoe ze moeten bidden. Hij openbaart hun het grote geheim van de goddelijke barmhartigheid: wij zijn kinderen van God en kunnen vol vertrouwen met Hem omgaan, zoals een kind praat met zijn vader.

Ik zie hoe sommigen het beoefenen van de vroomheid —de omgang van een christen met zijn Heer— benaderen. Ik krijg dan een onaangenaam beeld, theoretisch, vol formules, altijd dezelfde onbezielde liedjes die meer de anonimiteit bevorderen dan het persoonlijk gesprek, het tête-à-tête met God onze Vader. Een authentiek mondeling gebed is echter nooit anoniem. Ik herinner me dan die raad van de Heer: Als gij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden; want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt (Mat 6, 7­8). In het commentaar van een Kerkvader lezen we: “Ik denk dat Christus ons vraagt het uitgebreide gebed te vermijden; en uitgebreid niet gerekend naar de tijd, maar naar de eindeloze hoeveelheid woorden… De Heer zelf heeft ons de weduwe ten voorbeeld gesteld die door haar aanhoudende smeekbeden de weerstand van de onrechtvaardige rechter overwon. En ook het voorbeeld van de vriend die ongelegen komt, midden in de nacht en die meer door zijn koppigheid dan door vriendschap bereikt dat zijn vriend het bed uit komt (vgl. Luc 11, 5­8; 18, 1­8). Met die voorbeelden spoort Hij ons aan volhardend te vragen, niet met gebeden zonder eind, maar door Hem onze noden eenvoudig voor te leggen” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 19, 4 (PG 57, 278)).

En als het u ondanks alles aan het begin van uw gebed niet lukt uw aandacht te concentreren om met God te spreken, als u zich dor voelt, als uw hoofd geen enkele gedachte kan formuleren en uw hart ongevoelig blijft, dan raad ik u aan, wat ik in dergelijke omstandigheden altijd doe: Stel u in de aanwezigheid van uw Vader en zeg Hem tenminste ?Heer, ik weet niets te bidden, er schiet me niets te binnen om aan U te zeggen… En u kunt er zeker van zijn, dat u op datzelfde moment begonnen bent met bidden.