Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Gebed → in de scenes van het evangelie binnendringen .

Rechtschapen optreden

Als wij niet op elk moment het evangelie als leidraad nemen voor ons huidige leven, komt dat omdat we er niet genoeg over nadenken. Velen van u zijn nog jong. Anderen al wat ouder. U wilt allemaal, wij willen allemaal —anders waren we niet hier— goede resultaten bewerkstelligen. Wij proberen in ons gedrag een geest van offerbereidheid te leggen en het verlangen te woekeren met het talent dat de Heer ons heeft toevertrouwd, omdat we een goddelijke ijver voor de zielen ervaren. Maar het zou niet de eerste keer zijn, dat iemand van u, ondanks zoveel goede wil, in die val zou trappen —ex pharisaeis et herodianis (Mar 12, 13)— gezet door mensen die als christen op de een of andere wijze rechten van God moeten verdedigen, maar juist een bondgenootschap aangaan met en opgaan in de krachten van het kwaad en listig andere broeders en zusters in het geloof, andere dienaren van dezelfde Verlosser belagen.

Wees verstandig en ga altijd met eenvoud —de deugd die zo goed past bij een echt kind van God— te werk. Wees natuurlijk in wat u zegt en wat u doet. Dring volledig door in de problemen; we mogen ons niet met de buitenkant tevreden stellen. Denk eraan dat u tevoren al rekening moet houden met het ongenoegen van anderen en van uzelf als we onze taak als christen werkelijk heilig en oprecht willen vervullen.

Meng u vaak onder de personen van het Nieuwe Testament. Geniet met volle teugen van die roerende taferelen waarin de Meester met goddelijke en menselijke gebaren handelt, of met menselijke en goddelijke wendingen het prachtige verhaal van de vergeving vertelt, het verhaal van zijn ononderbroken Liefde voor zijn kinderen. Deze flitsen van de hemel kunnen wij ook nu zien, op het huidige moment, in de eeuwigheid van het evangelie: de goddelijke bescherming wordt tastbaar, waarneembaar, men zou niet beter kunnen stellen dan dat zij met de handen aangeraakt wordt. Een steun die aan kracht wint, wanneer wij vooruitgaan ondanks ons struikelen, wanneer wij beginnen en opnieuw beginnen. Dat is innerlijk leven, geleefd met de hoop op God.

Zonder dit verlangen de innerlijke en uitwendige hindernissen te overwinnen, zal ons geen beloning gegeven worden. Een atleet zal geen prijs winnen, als hij er niet werkelijk voor strijdt (2 Tim 2, 5), “en een wedstrijd is geen echte wedstrijd, als er geen tegenstander is om tegen te strijden. Dus, als er geen tegenstander is, is er geen lauwerkrans, want er kan geen overwinnaar zijn als er geen overwonnene is” (H. Gregorius van Nissa, De perfecta christiani forma (PG 46, 286)).

In plaats van ons te ontmoedigen zal tegenspoed ons juist dienen als prikkel om te groeien als gelovigen: in deze strijd worden wij geheiligd en onze inspanningen in het apostolaat zullen meer succes hebben. Bij het overwegen van die momenten, waarin Christus —in de Hof van Olijven en later in de verlatenheid en de hoon van het Kruis— de Wil van de Vader aanvaardt en omhelst, terwijl Hij de onvoorstelbare last van het lijden voelt, zullen wij overtuigd raken, dat om Christus na te volgen en een goede leerling van Hem te zijn, het een vereiste is zijn raad aan te nemen: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen (Mat 16, 24). Om die reden vraag ik graag voor mijzelf: Heer, geen dag zonder kruis! Zo zal ons karakter, met hulp van de goddelijke genade, gesterkt worden en zullen wij onze God tot steun dienen, ondanks onze persoonlijke ellende.

Het is toch duidelijk: als u bij het slaan van een spijker in de muur geen weerstand ondervindt, kunt u er niets aan ophangen. Als wij ons, met goddelijke hulp en door middel van het offer, niet harden, zullen wij nooit de status van werktuigen van God bereiken. Als wij daarentegen besluiten tegenspoed uit liefde tot God met blijdschap te benutten, zal het ons geen moeite kosten tegenover wat moeilijk, onaangenaam, hard en ongemakkelijk is, samen met de apostelen Jacobus en Johannes uit te roepen: Wij kunnen het (Mar 10, 39).

Tussen de menigte staat een van die experts die er nog niet in slagen de aan Mozes geopenbaarde leer te begrijpen, die ze zelf hadden vertroebeld met een steriele casuïstiek. Hij heeft de Heer een vraag gesteld. Jezus opent zijn goddelijke lippen om deze wetgeleerde te antwoorden. Hij weerlegt hem langzaam, met de stellige zekerheid van de eigen ondervinding: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod. Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten (Mat 22, 37­40).

Kijkt u nu eens naar de Meester, samen met zijn leerlingen bijeen in de intimiteit van het cenakel. Het moment van zijn lijden nadert en in het hart van de Heer, omgeven door degenen die Hij liefheeft, ontbrandt een heftig vuur: Een nieuw gebod —zegt Hij hun— geef ik u: gij moet elkaar liefhebben. Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart (Joh 13, 34­35).

Om via de bladzijden van het heilig evangelie tot de Heer te komen, beveel ik altijd aan te trachten zo in de gebeurtenissen op te gaan, dat u een extra personage in het tafereel wordt. Ik ken heel veel normale en gewone mensen die zo leven. Zo zult u worden als Maria en aan Jezus' lippen hangen; of als Marta en u verstouten Hem uw zorgen eerlijk voor te leggen, tot de kleinste toe (vgl. Luc 10, 39­40).

Bovendien zou ik willen dat u zich ervan bewust bent, dat niemand ontkomt aan naäperij. Mensen worden, zelfs zonder het te weten, gedreven door een voortdurend verlangen elkaar na te doen. Zouden we dan de oproep Christus na te volgen negeren? Ieder individu probeert zich beetje bij beetje te vereenzelvigen met de ander tot wie hij zich aangetrokken voelt, met het voorbeeld dat hij voor zich gekozen heeft, om zijn gedrag er op af te stemmen. Onze handelwijze wordt bepaald door het navolgen van het voorbeeld dat we ons gesmeed hebben. Onze Meester is Christus, de Zoon van God, de tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid. Door de navolging van Christus verwerven we de wondervolle mogelijkheid deel te hebben aan die stroom van liefde die het geheim uitmaakt van de Drieëne God.

Als u bij gelegenheid niet de kracht kunt opbrengen in de voetsporen van Christus te treden, wissel dan een paar woorden vol vriendschap met hen die Hem van nabij gekend hebben tijdens zijn verblijf op deze, onze wereld. In de eerste plaats met Maria die Hem voor ons ter wereld heeft gebracht. En met de apostelen. Onder degenen die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Deze nu klampten Filippus van Betsaïda in Galilea aan en vroegen hem: Heer, wij zouden Jezus graag spreken. Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over (Joh 12, 21­22). Is dat niet bemoedigend? Die vreemdelingen durfden zich niet rechtstreeks tot de Meester te wenden en ze zochten een goede tussenpersoon.

Bent u bang, dat uw zonden zo talrijk zijn, dat de Heer u niet kan aanhoren? Dat is niet zo, omdat de Heer vol barmhartigheid is. Als u, ondanks die wonderlijke waarheid, toch onder uw ellende gebukt gaat, doe dan als de tollenaar: Heer, wees mij zondaar genadig (Luc 18, 13). Luister goed wat Matteüs ons vertelt, wanneer men een lamme bij Jezus brengt. Die zieke weet niets te zeggen. Hij is daar alleen maar, in Gods aanwezigheid. Christus is ontroerd door dat grote berouw, door de pijn van de man die weet niets waard te zijn. Hij reageert meteen met zijn gewone barmhartigheid: Heb goede moed, mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven (Mat 9, 2).

Ik raad u aan in zo'n passage uit het evangelie op te treden: een personage meer. Vorm u eerst een beeld van het tafereel of het geheim dat u zal helpen uw gedachten te verzamelen en te mediteren. Laat daarna uw verstand zijn werk doen bij het beschouwen van een aspect van het leven van de Meester: zijn vertederd Hart, zijn nederigheid, zijn zuiverheid, zijn onderworpenheid aan de Wil van de Vader. Zeg Hem daarna, wat u gewoonlijk op dat terrein overkomt, wat er bij u gebeurt, wat er aan de hand is. Blijf opletten. Hij probeert u misschien ergens op te wijzen. Zo komen ook die inwendige roerselen, die ontdekkingen en vermaningen te voorschijn.