Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Allerheiligste maagd  → devotie tot de Allerheiligste Maagd .

Moeder van de schone liefde

Ego quasi vitis fructificavi… (Sir 24, 17), als een wijnstok breng ik vruchten voort van zoete geur en mijn bloesem draagt heerlijke en rijke vrucht.

Dat lazen we in het epistel. Moge er in onze ziel en in die van alle gelovigen en een overvloed aan die zoete geur —de devotie tot onze moeder Maria— zijn en moge die ons ertoe brengen een absoluut vertrouwen te stellen in haar die zonder onderbreking over ons waakt.

Ik ben de Moeder van de schone liefde, van de vreze des Heren, van de wetenschap en de heilige hoop (Sir 24, 24). Lessen die Maria ons vandaag in herinnering brengt. Een les over schone liefde, over een zuiver leven, een gevoelig en vurig hart om te leren trouw te zijn aan het dienstwerk van de Kerk. Het gaat niet om zo maar de een of andere liefde, maar om de Liefde. Hier is geen plaats voor verraad, berekening, vergeetachtigheid. Een schone liefde, want zij heeft als begin- en eindpunt de driewerf heilige God, die geheel en al Schoonheid, Goedheid en Grootheid is.

Maar ook vrees kwam ter sprake. Ik kan me geen enkele andere vrees voorstellen dan de vrees mij af te scheiden van de Liefde. Want God onze Heer wil niet dat wij bedeesd en bang zijn, wil niet, dat onze overgave onbeduidend is. Wij moeten dapper, moedig en fijngevoelig zijn. De vrees waarnaar de gewijde tekst verwijst, brengt ons die andere klacht in de Heilige Schrift in gedachten: Ik zoek mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet (Hoogl 3, 1).

Dat kan het geval zijn wanneer de mens niet helemaal begrepen heeft wat het betekent God lief te hebben. Het kan voorkomen dat het hart zich laat meeslepen door dingen die niet naar de Heer voeren. En het gevolg is, dat we Hem uit het oog verliezen. In andere gevallen is het misschien de Heer die zich verbergt: Hij alleen weet waarom. Dan vuurt Hij ons aan Hem met nog meer ijver te zoeken en wanneer we Hem gevonden hebben, roepen we vol vreugde uit: Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los (Hoogl 3, 4).

Ik ben de moeder van de edele liefde, van de vrees, van de kennis en van de heilige hoop (Sir 24, 18). Hoe wijs van de Kerk om Maria deze woorden in de mond te leggen, opdat de gelovigen ze niet zullen vergeten! Zij is veiligheid, liefde die nooit opgeeft, een toevluchtsoord dat steeds open staat, een hand die voortdurend liefkoost en troost.

Een kerkvader schrijft, dat wij moeten proberen in onze geest en ons geheugen een beknopte en overzichtelijke samenvatting van Maria's leven te bewaren (vgl. H. Johannes Damascenus, Homiliae in dormitionem B. V. Mariae, 2, 19 (PG 96, 751)). U zult heel wat keren zo'n compendium inzake medicijnen, wiskunde of andere wetenschappen doorgebladerd hebben. Men krijgt er voor noodgevallen direct een oplossing in aangereikt, te nemen maatregelen om in die wetenschappen de weg niet bijster te worden.

Onze Moeder

Kinderen hebben de neiging, vooral als ze nog klein zijn, zich af te vragen wat hun ouders allemaal voor hen moeten doen, waarbij ze van hun kant de plichten die zij op grond van hun liefde jegens hun ouders hebben, vergeten. Wij zijn als kinderen gewoonlijk op eigenbelang uit, ofschoon —wij hebben het al vastgesteld— moeders dit niet veel lijkt te kunnen schelen, omdat zij genoeg liefde in hun binnenste voelen en met de allerbeste liefde beminnen: een liefde die wordt gegeven zonder er iets voor terug te verwachten.

Zo is het ook met Maria gesteld. Maar vandaag, op de feestdag van haar Moederschap, moeten we proberen ons meer in acht te nemen. Ons gebrek aan fijngevoeligheid jegens die goede Moeder moet ons —als we ons daaraan schuldig maken— pijn doen. Ik stel u —en ook mezelf— de vraag: hoe brengen wij haar eer?

Laten we eens te meer terugkeren naar de ervaring van elke dag, naar onze omgang met onze aardse moeders. Wat verlangen zij ondanks alles van hun kinderen, die vlees zijn van hun vlees en bloed van hun bloed? Hun grootste verlangen is hen dicht bij zich te houden. Als hun kinderen opgroeien en het onmogelijk is hen bij zich te houden, dan zien ze vol ongeduld uit naar nieuws van hen, alles wat hun overkomt, roert hen diep: van een lichte ziekte tot de belangrijkste gebeurtenissen.