Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Kerk → de Kerk in de wereld.

Hoewel we er bij andere gelegenheden al veel over hebben gesproken, wil ik de natuurlijkheid en eenvoud van het leven van de heilige Jozef die zich niet van zijn buren afzonderde of onnodig afstand schiep, nog eens onderstrepen.

Ik spreek dan ook niet graag van katholieke arbeiders, katholieke ingenieurs, katholieke artsen — al kan het in bepaalde omstandigheden wenselijk zijn dat te doen — alsof het soorten zijn binnen een geslacht, alsof katholieken een apart groepje vormen. Dit zou de indruk wekken dat er een kloof is tussen christenen en de rest van de mensheid. Ik respecteer een andere mening, maar ik denk dat het juister is om te spreken van arbeiders die katholiek zijn, of van katholieken die arbeider zijn; van ingenieurs die katholiek zijn, of van katholieken die ingenieur zijn. Want de mens die gelovig is en een intellectueel, technisch of ambachtelijk beroep heeft, is met de anderen verbonden, hij is gelijk aan de anderen, hij heeft dezelfde rechten en plichten, dezelfde wens om in het leven vooruit te komen, en zet zich evenzeer in om de gemeenschappelijke problemen aan te pakken en op te lossen.

Een katholiek die deze instelling heeft zal van zijn leven een getuigenis van geloof, hoop en liefde weten te maken; met eenvoud en natuurlijkheid, zonder enige ophef. Door een coherent gedrag laat hij zien dat de Kerk steeds in de wereld aanwezig is, want alle katholieken zijn zelf de Kerk, als volwaardig lid van het ene volk van God.

Strijden uit liefde en rechtvaardigheid

Maar is dit taalgebruik niet achterhaald? Zou het? Zal het niet eerder zijn vervangen door een afgezwakt vocabulaire? Is het loslaten van persoonlijke idealen niet in een pseudowetenschappelijk jasje gestoken? Is er niet een stilzwijgende overeenkomst gesloten en wordt nu onder wat goed is niet verstaan: geld waarvoor alles te koop is, macht, de geraffineerdheid om altijd bovenaan te staan, de menselijke wijsheid die zichzelf mondig noemt en meent het heilige te zijn ontgroeid?

Ik ben geen pessimist en ben dat ook nooit geweest want het geloof zegt me dat Christus definitief overwonnen heeft en dat Hij ons, op grond van zijn overwinning, een gebod gegeven heeft dat van ons verlangt dat we ons engageren: het gebod om te strijden. Wij, de christenen, hebben ons uit liefde gebonden. We zijn door de goddelijke genade geroepen en we zijn die band in vrijheid aangegaan. Dit verplicht ons om resoluut te strijden, want we beseffen dat we niet minder zwak zijn dan andere mensen. Maar we mogen niet vergeten dat we door de middelen aan te wenden zout, licht en gist in de wereld zullen zijn en een troost voor God.

De wil om uit liefde in dit voornemen te volharden is bovendien een plicht van rechtvaardigheid, een plicht die alle christenen met elkaar gemeen hebben en die bestaat uit een voortdurende strijd. De traditie van de Kerk heeft altijd over christenen gesproken als milites Christi, soldaten van Christus, soldaten die anderen innerlijke vrede brengen terwijl ze zelf onafgebroken vechten tegen hun eigen slechte neigingen. Door weinig bovennatuurlijke visie of door praktisch ongeloof wil men het leven op aarde soms helemaal niet als een krijgsdienst zien. Er wordt kwaadaardig geïnsinueerd dat wij, door ons als milites Christi te beschouwen, het geloof met geweld en uit eigenbelang kunnen gaan misbruiken voor tijdelijke doeleinden. Achter deze trieste al te simpele logica gaat vaak niet meer dan gemakzucht en lafheid schuil.

Niets staat verder van het katholieke geloof dan het fanatisme dat zich kenmerkt door een vreemdsoortige verstrengeling van het profane met het spirituele, onder welke vlag dat dan ook gebeurt. Dat gevaar bestaat echter niet als we de strijd verstaan zoals Christus ons dat heeft geleerd, als een oorlog van de mens met zichzelf; als de steeds weer nieuwe inspanning om meer van God te houden, het egoïsme uit te bannen en alle mensen te dienen. Wie de strijd opgeeft, met wat voor excuus dan ook, verklaart zich bij voorbaat overwonnen, verslagen, zonder geloof, met een uitgebluste ziel die zich verstrooit met onbenullige voldoeningen.

De geestelijke strijd voor de ogen van God en van alle broeders in het geloof is voor een christen een noodzakelijk gevolg van zijn christen zijn. Wie niet strijdt, pleegt verraad aan Jezus Christus en aan zijn mystiek Lichaam, de Kerk.

Door het priesterschap heeft God het mogelijk gemaakt dat sommige gelovigen op een nieuwe en onuitsprekelijke wijze de heilige Geest en daarmee een onuitwisbaar merkteken in hun ziel ontvangen. Het maakt hen gelijkvormig aan het priesterschap van Christus waardoor zij in de naam van Jezus Christus, het Hoofd van zijn mystiek Lichaam, kunnen handelen (zie Concilie van Trente, zitting 23, c. 4; Vaticanum II, Decreet Presbyterorum ordinis, nr. 2). Op grond van dit ambtelijk priesterschap, dat essentieel en niet gradueel verschilt van het algemeen priesterschap van alle gelovigenZie Vaticanum II, Const. Lumen gentium, nr. 10), kunnen de gewijde bedienaren het Lichaam en Bloed van Christus consacreren, het heilig Offer aan God opdragen, in de sacramentele biecht zonden vergeven en de mensen leerstellig onderricht geven in iis quae sunt ad Deum, enkel en alleen in alles wat met God te maken heeft (Heb 5, 1).

Daarom moet een priester uitsluitend een man Gods zijn en niet willen schitteren op terreinen waar de andere christenen hem niet nodig hebben. Een priester is geen psycholoog, geen socioloog, geen antropoloog, hij is een andere Christus, Christus zelf, en heeft de zorg voor de ziel van zijn broeders. Het zou treurig zijn als een priester zich op basis van een menswetenschap — die hij, als hij zich aan zijn priesterlijke taak wil wijden, alleen als amateur en leerling kan beoefenen — zonder meer bevoegd zou achten om in kwesties van dogmatische theologie of moraaltheologie leerstellingen te verkondigen. Hij zou alleen maar blijk geven van een dubbele onwetendheid — zowel in de menswetenschappen als in de theologische wetenschap — ook al zou hij met een oppervlakkige houding van deskundigheid enkele weerloze lezers of toehoorders van de wijs weten te brengen.

Het is algemeen bekend dat er geestelijken zijn die een nieuwe Kerk willen fabriceren en Christus verraden door van het spirituele doel — het heil van de zielen, het heil van ieder individu afzonderlijk — een tijdelijk doel te maken. Als zij geen weerstand bieden aan die bekoring zijn zij niet langer bezig met hun heilig ambt en verliezen zij het vertrouwen en het respect van het volk. Ze zullen een vreselijke ravage in de Kerk aanrichten en eigenmachtig de politieke vrijheid van de christenen en van andere mensen aantasten. Dit leidt tot verwarring in de samenleving, waarvoor zij zelf een gevaar worden. Het heilig priesterschap is het sacrament van de bovennatuurlijke dienst aan de broeders in het geloof, maar het lijkt dat sommigen er een aards instrument van willen maken om op een nieuwe wijze met willekeur over anderen te heersen.

De tarwe en het onkruid

Ik heb aan de hand van de leer van Christus, en niet aan de hand van mijn eigen ideeën, een ideale weg voor de christen willen uitstippelen. Jullie zullen het ermee eens zijn dat die weg verheven, prachtig, en aantrekkelijk is. Maar misschien vraagt iemand zich af: kun je in de maatschappij van vandaag wel zo leven?

Het is een feit dat de Heer ons heeft geroepen op een moment dat er veel wordt gepraat over vrede. Maar er is geen vrede: niet in de ziel van de mensen, niet in de instellingen, niet in het sociale leven en niet onder de volken. Er wordt voortdurend gesproken over gelijkheid en democratie, maar het wemelt van gesloten, ontoegankelijke kasten. Hij heeft ons geroepen in een tijd die schreeuwt om begrip, maar het begrip schittert door afwezigheid, ook onder mensen die te goeder trouw handelen en naastenliefde willen beoefenen, want — vergeet dat niet — naastenliefde zit meer in begrijpen dan in geven.

We leven in een tijd waarin fanatici en mensen met wie niet te praten valt — omdat ze niet kunnen luisteren naar wat anderen te zeggen hebben — hun eigen belangen veiligstellen, terwijl ze hun slachtoffers brandmerken als gewelddadig en agressief. En bovendien heeft God ons geroepen in een tijd waarin je veel hoort praten over eenheid, maar onder de katholieken kunnen we ons wellicht moeilijk een grotere onenigheid voorstellen, want dit geldt niet alleen voor de mensen in het algemeen.

Ik houd nooit politieke beschouwingen, want dat is mijn taak niet. Als ik als priester iets zou willen zeggen over de situatie in de wereld van vandaag, dan kan ik ermee volstaan om nog eens een parabel van de Heer aan te halen: die van de tarwe en het onkruid. Het rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen (Mt 13, 24-25). Het is duidelijk: de akker is vruchtbaar en het zaad is goed. De Heer van de akker heeft op het geschikte moment het zaad met volle handen uitgestrooid, volgens alle regels van de kunst. Bovendien heeft Hij ervoor gezorgd dat er gewaakt werd bij wat pas gezaaid was. En toch is er onkruid opgekomen. Dat komt doordat men niet gedaan heeft wat Hij zei, want de mensen — in het bijzonder de christenen — zijn gaan slapen en hebben de vijand dichterbij laten komen.

Wanneer de onverantwoordelijke dienaars de Heer vragen waardoor er onkruid op zijn akker is gegroeid, springt de verklaring in het oog: Inimicus homo hoc fecit, dat is het werk van een vijand![Mt 13, 28). Wij christenen horen waakzaam te zijn, zodat al het goede dat de Schepper in de wereld heeft gelegd zich kan ontwikkelen in dienst van de waarheid en van het goede. Maar wij sliepen — een trieste luiheid, die slaap! — terwijl de vijand en allen die hem dienen zonder meer hun gang konden gaan. Je kunt goed zien hoe het onkruid heeft gewoekerd: het is overvloedig en naar alle kanten uitgezaaid!

Ik heb geen roeping als onheilsprofeet. Ik wil jullie geen troosteloos en hopeloos panorama voorhouden. Het is niet mijn bedoeling om te klagen over deze tijd waarin de voorzienigheid van de Heer ons laat leven. We houden van onze tijd, want daarin moeten we onze persoonlijke heiliging bereiken. We gaan niet akkoord met een naïeve en steriele nostalgie; de wereld is nooit veel beter geweest. Altijd al, vanaf het begin van de Kerk toen men nog naar de prediking van de eerste twaalf kon luisteren, ontstonden er heftige vervolgingen, begonnen de ketterijen, werden er leugens verspreid en werd haat ontketend.

Maar we kunnen niet ontkennen dat het kwaad behoorlijk veel succes lijkt te hebben. Op heel de akker van God die de aarde is, het erfdeel van Christus, wordt onkruid aangetroffen en niet zomaar een beetje, maar een overvloed aan onkruid! We mogen ons niet laten misleiden door de mythe van de eeuwigdurende en onomkeerbare vooruitgang. Een juist geordende vooruitgang is goed en dat is wat God wil. Maar men kijkt meer naar die andere, valse vooruitgang die de ogen van zoveel mensen verblindt, waardoor ze niet merken dat de mensheid ook achteruit kan gaan en kwijtraakt wat ze eerder had gewonnen.

De Heer — ik zeg het nog eens — heeft ons de wereld als erfdeel gegeven. We moeten met onze ziel en ons verstand waakzaam blijven, realistisch zijn en de moed niet verliezen. Alleen door een afgestompt geweten, door ongevoeligheid als resultaat van de routine, en door lichtzinnige zorgeloosheid kunnen we naar de wereld kijken zonder het kwaad, de belediging van God en de soms onherstelbare schade aan de zielen te zien. We moeten optimistisch zijn, maar met een optimisme dat voortkomt uit ons geloof in de macht van God — van God die geen veldslagen verliest — en niet uit menselijke zelfvoldaanheid, uit dwaze en aanmatigende zelfingenomenheid.

Ik wil jullie iets vertellen dat mij een aantal jaren geleden is overkomen. Een vriend, iemand met een goed hart maar zonder geloof, wees op een wereldkaart en zei: Kijk nou eens goed, van het noorden naar het zuiden en van het westen naar het oosten… Ik vroeg: Wat moet ik zien? Hij antwoordde: De mislukking van Christus. Er wordt al zoveel eeuwen geprobeerd zijn leer in het leven van de mensen in te voeren, en kijk eens naar het resultaat… In eerste instantie was ik daar erg verdrietig om. Het is inderdaad heel triest als je erbij stilstaat dat veel mensen Onze Lieve Heer nog niet kennen en dat er onder degenen die Hem wel kennen, velen zijn die leven alsof ze Hem niet kennen.

Maar dit gevoel duurde maar even en maakte plaats voor liefde en dankbaarheid omdat Jezus heeft gewild dat ieder mens uit vrije wil meewerkt met zijn verlossingswerk. Christus is niet mislukt; zijn leer en zijn leven leveren voortdurend vruchten op en zijn verlossingswerk is afdoende en overvloedig.

God wil geen slaven, maar kinderen en daarom respecteert Hij onze vrijheid. De verlossing gaat steeds door en wij nemen daar aan deel. Het is de wil van Christus dat wij, zoals de heilige Paulus het krachtig uitdrukt, in ons vlees, in ons leven, aanvullen wat aan zijn lijden ontbreekt, pro corpore eius, quod est Ecclesia, ten bate van zijn Lichaam, dat de Kerk is (zie Kol 1, 24).

Het is de moeite waard dat we ons volledig geven en beantwoorden aan de liefde van God en aan het vertrouwen dat Hij in ons stelt. Het is vooral de moeite waard dat we het besluit nemen om ons christelijk geloof serieus te nemen. Als wij de geloofsbelijdenis bidden belijden wij ons geloof in God de almachtige Vader, in Jezus Christus zijn Zoon die gestorven en verrezen is, in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft. Wij belijden dat de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk het Lichaam van Christus is dat door de heilige Geest wordt bezield. Wij belijden vol blijdschap de vergiffenis van de zonden en de hoop op het eeuwig leven. Dringen deze waarheden tot in het diepst van ons hart door, of komen ze alleen maar op onze lippen? De goddelijke boodschap van Pinksteren, de boodschap van overwinning, vreugde en vrede moet een onwrikbaar fundament zijn voor het denken, handelen en leven van iedere christen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift