Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Kerk → de sacramenten van de Kerk.

Maar laten we verdergaan met onze overweging over het wonder van de sacramenten. In de ziekenzalving, zoals het heilig oliesel tegenwoordig wordt genoemd, hebben we te maken met een liefdevolle voorbereiding op de reis die zal eindigen in het huis van de Vader. En in de heilige Eucharistie — we zouden deze het sacrament van de dwaasheid van de goddelijke liefde kunnen noemen — geeft God ons zijn genade en schenkt Hij zich aan ons. Jezus Christus is onder de geconsacreerde gedaanten werkelijk tegenwoordig met zijn Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en met zijn Godheid, en dat niet alleen tijdens de heilige Mis.

Ik denk vaak aan de verantwoordelijkheid van de priesters die ervoor moeten zorgen dat de goddelijke genadestroom van de sacramenten alle christenen bereikt. De genade van God komt iedere ziel te hulp; ieder schepsel heeft een concrete, persoonlijke ondersteuning nodig. Zielen kunnen niet en masse behandeld worden! Een priester zou de menselijke waardigheid en de waardigheid van een kind van God aantasten als hij niet voor iedereen persoonlijk zou zorgen met de nederigheid van iemand die weet dat hij een instrument is, een middelaar van de liefde van Christus: want elke ziel is een enorme schat, ieder mens is uniek en onvervangbaar, ieder mens is al het bloed van Christus waard.

Wij hebben het over strijd gehad. Maar strijd vereist training, een juiste voeding en het onmiddellijk behandelen van ziekten, blessures en verwondingen. De sacramenten, de belangrijkste medicijnen van de Kerk, zijn geen luxe. Wie er moedwillig geen gebruik van maakt, is niet in staat ook maar één stap te zetten op de weg waarlangs we Christus moeten volgen. We hebben ze even hard nodig als onze ademhaling, als onze bloedsomloop, als het licht, om op elk ogenblik te kunnen inschatten wat de Heer van ons wil.

De ascetische strijd van de christen vraagt sterkte, en die sterkte vindt hij in de Schepper. Wij zijn duisternis en Hij is het helderste licht. Wij zijn ziekte en Hij is de krachtige gezondheid. Wij zijn noodlijdend en Hij is de oneindige rijkdom. Wij zijn zwakte en Hij houdt ons overeind, quia tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 42, 2), want altijd bent U, mijn God, onze sterkte. Niets op de wereld kan de ongeduldig bruisende stroom van het verlossende Bloed van Christus tegenhouden. Maar de menselijke beperktheid kan de ogen met een sluier bedekken waardoor ze de grootheid van God niet zien. Vandaar dat alle gelovigen de verantwoordelijkheid hebben, in het bijzonder degenen die de taak hebben om het volk van God geestelijk te leiden — te dienen — om de bronnen van de genade niet af te sluiten, zich niet voor het kruis van Christus te schamen.

De hele Drie-eenheid is aanwezig bij het altaaroffer. Gehoorzaam aan de wil van de Vader en met de medewerking van de heilige Geest biedt de Zoon zich als verlossend offer aan. Laten wij leren om te gaan met de allerheiligste Drie-eenheid, met de Ene en Drie-ene God, drie goddelijke Personen die één zijn in hun wezen, in hun liefde en in hun werkzaam, heiligend handelen.

Direct na de handwassing bidt de priester: Aanvaard, heilige Drievuldigheid, dit offer dat wij U opdragen ter gedachtenis aan het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van Jezus Christus onze Heer (Missale Romanum, 1962, offertorium, aanbieding aan de heilige Drie-eenheid). En aan het einde van de Mis hebben we nog een gebed van gloedvolle eerbetuiging aan de Ene en Drie-ene God: Moge, heilige Drievuldigheid, de hulde van mijn dienstwerk U behagen en laat het offer dat ik onwaardig voor uw Majesteit heb opgedragen, U welgevallig zijn en mij en allen voor wie ik het heb opgedragen door uw barmhartigheid verzoening bereiden (Missale Romanum, 1962, gebed voor de slotzegen).

De heilige Mis — dat wil ik nog eens herhalen — is geen menselijke handeling, maar een handeling van de Allerheiligste Drie-eenheid. Wanneer de priester de Mis opdraagt stelt hij zich in dienst van het plan van de Heer door Hem zijn lichaam en zijn stem ter beschikking te stellen, maar hij handelt niet in zijn eigen naam, maar in persona et in nomine Christi, in de Persoon en in de naam van Christus.

De liefde van de Drie-eenheid voor de mensen maakt dat alle genade voor de Kerk en voor de mensheid voortkomt uit de aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Dit is het offer waarover Maleachi profeteerde: Van de opkomst van de zon tot aan haar ondergang is mijn naam groot onder de volken; overal wordt aan mijn naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave (Mal 1, 11). Het is het offer van Christus dat met de medewerking van de heilige Geest aan de Vader wordt aangeboden. Dit offer heeft een oneindige waarde en doet de verlossing voor eeuwig in ons voortduren; hiervoor waren de offers van de oude Wet niet toereikend.

Wij luisteren in de lezingen naar de woorden van de heilige Schrift. Ze zijn het licht van de heilige Geest die in menselijke taal tot ons spreekt, zodat ons verstand kan kennen en overwegen, onze wil gesterkt wordt en we tot daden overgaan. Want wij zijn één volk dat één geloof belijdt, één credo, één volk verenigd in de eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige Geest (H. Cyprianus, De domenica oratione, 23 (PL 4, 553)].

Dan komt de offerande: het brood en de wijn, gaven van de mensen. Veel is het niet, maar ze gaan samen met ons gebed: Aanvaard, Heer, onze vernederde geest en ons rouwmoedig hart, en laat heden ons offer zó voor uw aangezicht komen, dat het U behaagt, Heer God. Opnieuw komt de gedachte aan onze ellende boven en het verlangen dat alles wat wij de Heer nu aanbieden, rein en gezuiverd mag zijn: Ik zal mijn handen wassen, ik houd van de waardigheid van uw huis.

Al vóór de handwassing hebben we de heilige Geest aangeroepen en Hem gevraagd het offer te zegenen dat in zijn heilige naam wordt opgedragen. Na de reiniging richten wij ons tot de Drie-eenheid — Suscipe, Sancta Trinitas – met de vraag om wat wij Hem aanbieden te aanvaarden ter gedachtenis aan het leven, het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van Christus, ter ere van Maria, altijd Maagd, en ter ere van alle heiligen.

De priester bidt vervolgens orate, fratres, opdat het offer ten goede mag komen aan het welzijn van allen; want dit is mijn en jullie offer, dat van de hele heilige Kerk. Bidt broeders en zusters, zelfs als jullie maar met weinigen bij elkaar gekomen zijn, zelfs als er maar één gelovige fysiek aanwezig is of als de priester alleen is: want iedere Mis is het universele offer, de losprijs van alle stammen en talen, van alle volkeren en naties (zie Apok 5, 9).

Door de gemeenschap van de heiligen ontvangen alle christenen de genadegaven van iedere heilige Mis, of die nu wordt opgedragen in aanwezigheid van duizenden mensen, of er maar één kind aanwezig is om de Mis te dienen, dat misschien nog verstrooid is ook. In beide gevallen verenigen de hemel en de aarde zich om met de engelen van de Heer aan te heffen: Sanctus, sanctus, sanctus, Heilig, heilig, heilig…

Ik sluit me aan bij de lofzang van de engelen. Dat gaat vanzelf omdat ik weet dat ik bij het opdragen van de heilige Mis door hen omringd word. Zij aanbidden de Drie-eenheid. En ik weet ook dat de Maagd Maria op een of andere manier meewerkt vanwege haar innige verbondenheid met de allerheiligste Drie-eenheid en omdat zij de Moeder van Christus is, van zijn Lichaam en zijn Bloed. Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens, heeft Maria als moeder. Ze heeft Hem zonder de tussenkomst van een man ontvangen, alleen door de kracht van de heilige Geest, en ze gaf Hem het bloed, hetzelfde bloed dat op Calvarië en in de heilige Mis als verlossend offer wordt opgedragen.

Nu komen we met het kinderlijk vertrouwen waarmee we God onze algoede Vader noemen bij de canon, het eucharistisch gebed. We bidden tot Hem voor de Kerk en voor allen in de Kerk, voor de paus, voor onze familie, voor onze vrienden en bekenden. En omdat de katholiek een hart heeft dat naar allen uitgaat, bidt hij voor de hele wereld, want niets mag van zijn vurige ijver worden buitengesloten. En opdat de smeekbede wordt aangenomen, herinneren wij aan onze gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en met een handvol mensen die de eersten waren die Christus volgden en voor Hem zijn gestorven.

Quam oblationem, gewaardig U… Het moment van de consecratie nadert. Nu, in de heilige Mis, is het opnieuw Christus die door de priester handelt: Dit is mijn Lichaam. Dit is de kelk van mijn Bloed. Jezus is nu onder ons! Met de transsubstantiatie wordt de oneindige goddelijke dwaasheid die door de liefde wordt ingegeven, hernieuwd. Als dat ogenblik straks weer nadert, kan ieder van ons in zijn hart tegen Onze Lieve Heer zeggen dat niets ons van Hem zal kunnen scheiden en dat zijn bereidwilligheid om zich geheel weerloos over te leveren onder de fragiele gedaanten van brood en wijn, ons tot zijn vrijwillige slaven heeft gemaakt: praesta meae menti de te vivere, et te illi simper dulce sapere, wil in mijn geest uw leven storten, in U ook steeds mijn vreugde doen zijn (Hymne Adoro te devote).

Er volgen nog meer smeekgebeden, want wij mensen zijn doorgaans geneigd om te vragen. Dit keer is het voor onze overleden broeders en zusters, voor onszelf. Hier kunnen wij onze ontrouw en ellende bij insluiten. Het is een zware last, maar Hij wil die voor ons en met ons dragen. Het eucharistisch gebed eindigt met het opnieuw aanroepen van de allerheiligste Drie-eenheid: Per Ipsum, et cum Ipso, et in Ipso…, door Christus, met Christus en in Christus, komt U, God almachtige Vader in de eenheid van de heilige Geest alle eer en glorie toe, door alle eeuwen der eeuwen.

Het brood van het eeuwige leven

Nu we dit overdenken zou ik graag willen dat wij ons bewust worden van onze zending als christen en dat we onze ogen weer richten op de heilige Eucharistie, op Jezus die onder ons aanwezig is en ons tot zijn ledematen heeft gemaakt: Vos estis corpus Christi et membra de membro, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder van u is een lid van dit lichaam (1 Kor 12, 27). God heeft besloten in het tabernakel te blijven om ons te voeden, te sterken, ons te vergoddelijken en ons werk en onze inspanningen doeltreffend te maken. Jezus is tegelijk de zaaier, het zaad en de vrucht van het zaaien: het brood van eeuwig leven.

Dit wonder van de heilige Eucharistie, dat voortdurend wordt hernieuwd, heeft alle kenmerken van de manier waarop Jezus handelt. Als volmaakt God en volmaakt mens, als de Heer van hemel en aarde, biedt Hij zich op een heel natuurlijke en gewone manier als dagelijks voedsel aan ons aan. Zo wacht Hij al tweeduizend jaar op onze liefde. Dat is erg lang, maar ook weer niet, want waar liefde is vliegen de dagen voorbij.

Dit doet me denken aan een lieflijk gedicht uit Galicië, een van de liederen van Alfonsus X, de Wijze. Het is de legende van een monnik die in zijn eenvoud aan de Maagd Maria vroeg om de hemel te mogen zien, al was het maar voor een ogenblik. Zij verhoorde zijn wens en de goede monnik werd meegenomen naar het paradijs. Toen hij terugkwam herkende hij niet één van de bewoners van het klooster: zijn gebed, dat hem heel kort had geleken, had drie eeuwen geduurd. Drie eeuwen zijn niets voor een hart dat werkelijk liefheeft. Zo zie ik de tweeduizend jaar wachten van Onze Lieve Heer in de Eucharistie. Het is het wachten van God die de mensen liefheeft, die ons zoekt, die van ons houdt zoals we zijn — beperkt, egoïstisch en grillig — maar met de capaciteiten om zijn oneindige liefde te ontdekken en ons helemaal aan Hem te geven.

Uit liefde en om ons te leren liefhebben is Jezus op aarde gekomen en bij ons gebleven in de Eucharistie. Die de zijnen in de wereld had bemind gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe (Joh 13, 1). Met deze woorden begint de heilige Johannes te vertellen wat er op die vooravond van Pasen gebeurde toen Jezus, zoals de heilige Paulus schrijft, brood nam, en na gedankt te hebben het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis. Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker, met de woorden: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis (1 Kor 11, 23-25).

Op veel plaatsen in de wereld wordt Onze Lieve Heer op deze feestdag door de christenen in processie vergezeld. Hij trekt, verborgen in de hostie, door de straten en over de pleinen, zoals Hij deed toen Hij op aarde leefde. Hij gaat naar de mensen die Hem willen zien, en de mensen die Hem niet zoeken gaat Hij tegemoet. Zo is Jezus opnieuw onder de zijnen. Hoe is onze reactie op deze oproep van de Meester?

De uiterlijke manifestaties van liefde moeten uit het hart komen en zich vervolgens uiten in het getuigenis van een christelijk gedrag. Als wij als nieuw zijn door het Lichaam van de Heer te ontvangen, dan moeten we dat met feiten laten zien. Onze gedachten moeten echt gedachten van vrede, van overgave en dienstbaarheid zijn. Onze woorden moeten oprecht, duidelijk en opportuun zijn; woorden die kunnen troosten en helpen, maar vooral woorden die anderen naar het licht van God kunnen brengen. Onze handelingen moeten consequent, effectief en juist zijn; daden die de bonus odor Christi, de goede geur van Christus2 Kor 2, 1516) hebben, omdat ze doen denken aan zijn levenswijze.

In veel steden en dorpen op de wereld is Christus aanwezig bij de processie van Sacramentsdag, maar die aanwezigheid, herhaal ik, moet niet iets van één dag zijn, een gebeurtenis die je ziet en daarna weer vergeet. Christus die langskomt brengt ons in herinnering dat wij Hem ook moeten ontdekken in onze dagelijkse bezigheden. De plechtige processie van deze donderdag moet overgaan in de stille en eenvoudige processie van elke christen door het dagelijks leven: een mens onder de mensen, maar met het geluk dat hij het geloof heeft ontvangen en de goddelijke zending heeft gekregen om zo te leven dat hij de boodschap van de Heer nieuw maakt op aarde. We zijn niet zonder fouten, ellende en zonden. Maar God is bij ons en we moeten ter beschikking van Hem staan, zodat Hij bij de schepselen kan blijven langskomen.

We willen de Heer daarom vragen dat Hij ons eucharistische zielen laat zijn, dat onze persoonlijke relatie met Hem zich mag uiten in vreugde, vrede en het verlangen naar gerechtigheid. Dan zullen we het anderen gemakkelijker maken om Christus te herkennen en dragen we eraan bij Hem op de top van alle menselijke activiteiten te plaatsen. De belofte van Jezus zal in vervulling gaan: Wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken (Jof 12, 32).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift