Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Liefde tot God → de moeder van God.

Laten wij de Heer nu, aan het eind van dit gesprek met Hem, vragen dat Hij ons vergunt met Sint Paulus te herhalen dat wij zegevieren, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch de engelen noch de boze geesten, noch wat is noch wat zal zijn, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer (Rom 8, 37­39).

Dit is de liefde die ook de Schrift in vurige bewoordingen bezingt: geen stortvloed van water kan de liefde blussen, geen rivier spoelt haar weg (Hoogl 8, 7). Van deze liefde is het Hart van Maria altijd zo vervuld geweest, dat het zelfs verrijkt werd met het Moederschap van de hele mensheid. Bij de heilige Maagd is de liefde tot God ook versmolten met haar zorg voor al haar kinderen. Wat zal haar allerzoetst Hart, dat voor de kleinste kleinigheden aandacht had —zij hebben geen wijn meer (Joh 2, 3)— veel hebben moeten lijden, toen zij getuige was van die collectieve wreedheid, die verbetenheid van de beulen, die het Lijden en Sterven van Jezus bewerkstelligden. Maria echter zegt geen woord. Evenals haar Zoon bemint, zwijgt en vergeeft zij. Dat is de kracht van de Liefde.

Moeder van de schone liefde

Ego quasi vitis fructificavi… (Sir 24, 17), als een wijnstok breng ik vruchten voort van zoete geur en mijn bloesem draagt heerlijke en rijke vrucht.

Dat lazen we in het epistel. Moge er in onze ziel en in die van alle gelovigen en een overvloed aan die zoete geur —de devotie tot onze moeder Maria— zijn en moge die ons ertoe brengen een absoluut vertrouwen te stellen in haar die zonder onderbreking over ons waakt.

Ik ben de Moeder van de schone liefde, van de vreze des Heren, van de wetenschap en de heilige hoop (Sir 24, 24). Lessen die Maria ons vandaag in herinnering brengt. Een les over schone liefde, over een zuiver leven, een gevoelig en vurig hart om te leren trouw te zijn aan het dienstwerk van de Kerk. Het gaat niet om zo maar de een of andere liefde, maar om de Liefde. Hier is geen plaats voor verraad, berekening, vergeetachtigheid. Een schone liefde, want zij heeft als begin- en eindpunt de driewerf heilige God, die geheel en al Schoonheid, Goedheid en Grootheid is.

Maar ook vrees kwam ter sprake. Ik kan me geen enkele andere vrees voorstellen dan de vrees mij af te scheiden van de Liefde. Want God onze Heer wil niet dat wij bedeesd en bang zijn, wil niet, dat onze overgave onbeduidend is. Wij moeten dapper, moedig en fijngevoelig zijn. De vrees waarnaar de gewijde tekst verwijst, brengt ons die andere klacht in de Heilige Schrift in gedachten: Ik zoek mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet (Hoogl 3, 1).

Dat kan het geval zijn wanneer de mens niet helemaal begrepen heeft wat het betekent God lief te hebben. Het kan voorkomen dat het hart zich laat meeslepen door dingen die niet naar de Heer voeren. En het gevolg is, dat we Hem uit het oog verliezen. In andere gevallen is het misschien de Heer die zich verbergt: Hij alleen weet waarom. Dan vuurt Hij ons aan Hem met nog meer ijver te zoeken en wanneer we Hem gevonden hebben, roepen we vol vreugde uit: Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los (Hoogl 3, 4).