Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Liefde tot God → die de mens vrij maakt .

Vragen wij opnieuw in Gods aanwezigheid: Heer, waarom hebt U ons dit vermogen gegeven? Waarom hebt U ons die faculteit ingeschapen U te kiezen of U af te wijzen? U verlangt, dat wij dat vermogen van ons welbewust gebruiken. Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? (vgl. Hand 9, 6). En het antwoord komt helder en duidelijk: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en geheel uw verstand (Mat 22, 37).

Ziet u wat ik wil zeggen? De vrijheid krijgt haar authentieke betekenis, wanneer zij gebruikt wordt ten dienste van de waarheid, wanneer men er gebruik van maakt om de grenzeloze liefde te zoeken van een God die ons bevrijdt van alle onderworpenheid. Elke dag groeit mijn verlangen om naar alle windstreken die peilloze rijkdom van de christen bekend te maken: de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods! (Rom 8, 21). Daarin vinden we kort samengevat 'de goed gerichte wil' die ons voorhoudt “het goede na te streven na het van het kwade onderscheiden te hebben” (H. Maximus de Belijder, Capita de charitate, 2, 32 (PG 90, 995)).

Ik zou graag een wezenlijk punt ter overweging willen geven dat ons confronteert met de verantwoordelijkheid van ons geweten. Niemand kan in onze plaats keuzes maken: “dit is de hoogste graad van waardigheid van de mens: dat hij door zichzelf en niet door een ander naar het goede geleid wordt” (H. Thomas van Aquino, Super Epistolas Sancti Pauli lectura. Ad Romanos, Turijn 1953, pp. 38-39). Velen van ons hebben het katholieke geloof geërfd van hun ouders en door de genade van God is op het moment waarop we, kort na onze geboorte, het doopsel ontvingen, het bovennatuurlijk leven in onze ziel begonnen. Maar ons hele leven lang, en zelfs elke dag, moeten we telkens ons besluit om God boven alles te beminnen, vernieuwen. “Werkelijk christen is alleen hij die zich onderwerpt aan de macht van het éne Woord van God” (Origenes, Contra Celsum, 8, 36 (PG 11, 1571)), die geen voorwaarden stelt aan die ontzagwekkende onderwerping en die vastbesloten is om de duivelse bekoring te weerstaan door dezelfde levenshouding aan te nemen als Christus: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen (Mat 4, 10).

Verantwoordelijk voor God

“Hij heeft vanaf het begin, toen Hij de mens maakte, die mens aan zijn eigen beslissingen onderworpen (Sir 15, 14). Het zou niet zo zijn, als hij geen vrije keus had” (H. Thomas van Aquino, Quaestiones disputatae. De malo, q6 a1). Wij zijn tegenover God verantwoordelijk voor alle dingen die we vrij doen. Op dit punt kan niemand in de anonimiteit wegduiken. De mens bevindt zich onder het oog van zijn Heer. Het ligt in zijn macht te besluiten als vriend of als vijand met Hem te leven. Zo begint de weg van de innerlijke strijd waaruit het hele leven bestaat, want zolang het verblijf op aarde duurt, zal niemand de volheid van zijn vrijheid bereiken.

Ons christelijk geloof brengt ons ertoe een klimaat van vrijheid voor allen te waarborgen, in de eerste plaats door het uitbannen van alle soorten van bedrieglijke dwang bij het verkondigen van het geloof. “Als men ons naar Christus toe moet sleuren, geloven we zonder het te willen. Men maakt dan gebruik van geweld en niet van vrijheid. Men kan de Kerk binnengaan zonder het te willen, men kan tot het altaar naderen zonder het te willen, men kan, zonder het te willen, het sacrament ontvangen; maar geloven kan alleen: wie wil” (H. Augustinus, In Ioannis Evangelium tractatus, 26, 2 (PL 35, 1607)). En het is duidelijk, dat we —eenmaal tot de jaren van het verstand gekomen— gebruik moeten maken van onze persoonlijke vrijheid als we de Kerk binnengaan en om gehoor te geven aan de onophoudelijke oproepen die God tot ons richt.

In de gelijkenis van de genodigden voor het bruiloftsmaal hoort de gastheer dat bepaalde lieden die zouden komen zich slim maar bedrieglijk verontschuldigden. Dan beveelt hij zijn dienaar: Ga naar de wegen en de binnenpaden en —compelle intrare— dwing de mensen binnen te komen (Luc 14, 23). Worden de mensen daar niet gedwongen? Wordt daar geen geweld gebruikt tegen de rechtmatige vrijheid van elk geweten?

Als wij het evangelie overwegen en het onderricht van Christus onder de loep nemen, zullen we zijn bevelen niet verwarren met dwang. Kijk hoe Christus altijd omzichtig formuleert: als je volmaakt wilt zijn… als iemand mij wil volgen… Dat compelle intrare bevat geen enkele dwang, noch lichamelijk, noch moreel. Het is een weerspiegeling van de kracht van het voorbeeld van de christen, waarin op eigen wijze de macht van God zichtbaar wordt: “zie de aantrekkingskracht van de Vader; Hij schenkt vreugde door zijn onderricht, zonder dwang op te leggen. Zo trekt Hij naar zich toe” (H. Augustinus, In Ioannis Evangelium tractatus, 26, 7 (PL 35, 1610)).

Wanneer men die atmosfeer van vrijheid inademt, begrijpt men, dat verkeerd handelen geen vrijheid maar slavernij oplevert. “Wie tegen God zondigt, behoudt de vrijheid van zijn wil, althans wat betreft vrijheid van dwang, maar verliest de vrijheid van schuld” (H. Thomas van Aquino, Quaestiones disputatae. De malo, q6 a1). Hij zal misschien zeggen, dat hij naar eigen voorkeur gehandeld heeft. Maar als hij van vrijheid zou willen spreken, zou in zijn stem een valse noot doorklinken, want hij zou slaaf zijn van wat hij koos. En hij zou de slechtste keus gedaan hebben: gekozen voor Gods afwezigheid. Dáár is geen vrijheid.

Ik herhaal nog eens: de enige slavernij die ik aanvaard is die van Gods Liefde. En dat alleen omdat de godsdienst —ik heb het bij andere gelegenheden al gezegd— de grootste muiterij is van de mens die niet als een beest wil leven, die rust noch duur vindt tot hij de Schepper ontmoet en kent. Ik wil dat u ook zo'n muiter bent, vrij van alle banden; want ik wil —Christus wil— dat wij kinderen van God zijn. Slaaf of Gods kind! Dat is de keuze van ons leven. Of kind van God, of slaaf van de hoogmoed, van het zingenot, van dat benauwende egoïsme waarin zoveel zielen verstrikt schijnen te zijn.

Gods liefde wijst de weg van de waarheid, van de gerechtigheid en van het goede. Als we besluiten de Heer te antwoorden met ?mijn vrijheid behoort U? zijn we op hetzelfde moment bevrijd van alle banden waarmee we vastzaten aan onnozelheden, aan lachwekkende bezigheden en pietluttige eerzucht. En de vrijheid —die onmeetbare schat, die wonderbaarlijke parel; wat zou het jammer zijn haar voor de zwijnen te werpen (vgl. Mat 7, 6)— heeft dan als enige taak te leren het goede te doen (vgl. Jes 1, 17).

Dat is de roemrijke vrijheid van de kinderen van God! Christenen die ontmoedigd zouden raken, die timide, bedremmeld of jaloers staan tegenover de losbandigheid van hen die het Woord van God niet hebben ontvangen, laten daarmee zien dat ze een armzalig begrip van ons geloof hebben. Als we werkelijk de Wet van Christus in praktijk brengen —althans moeite doen die Wet in praktijk te brengen, want het zal ons niet altijd helemaal lukken— zullen we ontdekken dat we begiftigd zijn met een wonderlijke geestkracht, waardoor we de betekenis van de meest volledige menselijke vrijheid niet elders hoeven te zoeken.

Ons geloof is geen last en ook geen beperking. Wie dat denkt, levert het bewijs van een heel mager begrip van de christelijke waarheid. Door God te kiezen verliezen we niets, winnen we alles: wie, ten koste van zijn ziel, zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden (Mat 10, 39).

Wij hebben de winnende kaart getrokken en de eerste prijs gewonnen. Als er iets is waardoor we dit niet duidelijk zien, moeten we onze ziel tot op de bodem onderzoeken. Misschien is er weinig geloof, weinig persoonlijk contact met God, weinig gebedsleven. We moeten de Heer vragen —door de tussenkomst van zijn Moeder en onze Moeder— onze liefde voor Hem te doen groeien, ons de gelegenheid te geven de zoetheid van zijn aanwezigheid te smaken. Want alleen in het liefhebben bereikt men de vrijheid ten volle: de vrijheid om het voorwerp van onze liefde nooit, tot in de eeuwigheid, te willen loslaten.

U zal Ik uit uw gevangenschap verlossen, waar gij u ook maar bevindt (Jer 29, 14). Wij bevrijden ons uit de slavernij, door het gebed: wij ervaren dat wij vrij zijn en wij stijgen op in de huwelijkszang van de toegenegen ziel, een minnezang die ons doet verlangen nooit van God gescheiden te worden. Een nieuwe manier om deze aarde te bewandelen, een goddelijke, bovennatuurlijke, wonderbaarlijke manier. In het voetspoor van veel Spaanse auteurs uit de zestiende eeuw zouden wij misschien ook wel willen proeven hoe heerlijk het is, dat ikzelf niet meer leef. Christus is het die leeft in mij (vgl. Gal 2, 20).

Wij aanvaarden graag de noodzaak in deze wereld te werken, jarenlang, omdat Jezus hier beneden weinig vrienden heeft. Wij gaan de verplichting niet uit de weg te leven, op te branden —dat is de juiste uitdrukking— ten dienste van God en de Kerk. En wel in vrijheid: in libertatem gloriae filiorum Dei (Rom 8, 21), qua libertate Christus nos liberavit (Gal 4, 31); in de vrijheid van de kinderen Gods, voor welke vrijheid Christus ons heeft vrijgemaakt: door te sterven aan het kruishout.