Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Bovennatuurlijk leven  → gebaseerd op versterving.

Geest van boetvaardigheid

Probeert u al oprechte voornemens te maken? Vraag de Heer dat Hij u helpt vervelende dingen te doorstaan uit liefde tot Hem; in alles op een onopvallende wijze de zuiverende geur van versterving te leggen; zonder vertoon en in stilte in zijn dienst verteerd te worden, zoals de lamp die schittert bij het Tabernakel zich opbrandt. En mocht u nu niet weten hoe u concreet moet antwoorden op de verlangens van God die in uw hart kloppen, luister dan goed.

Boete is het stipt uitvoeren van de dagindeling die u opgesteld hebt, ook als het lichaam tegenstreeft of de geest zich wil verliezen in hersenspinsels. Boete is op tijd opstaan. En ook, het niet —tenzij om een geldige reden— uitstellen van dat moeilijke en inspannende karwei.

Boete bestaat in het kunnen samenvoegen van de verplichtingen tegenover God, tegenover de anderen en tegenover uzelf door van uzelf veel te eisen zodat u voor alle noodzakelijke dingen tijd vindt. U doet boete als u zich met liefde onderwerpt aan uw gebedsrooster, ook als u uitgeput bent, lusteloos of kil.

Boete is zich altijd met de grootste genegenheid tegenover de anderen gedragen, te beginnen bij uw familie. Het is zorg dragen voor de grootst mogelijke fijngevoeligheid jegens hen die lijden, zieken, voor hen die pijn hebben. Het is het met geduld tegemoet treden van lastige en ongelegen komende mensen. Het is het onderbreken of veranderen van onze plannen als dat —vooral vanwege de goede en juiste belangen van anderen— nodig is.

Boete bestaat in het met goed humeur verdragen van duizend vervelende kleinigheden die domweg voorkomen; in het niet opgeven van het werk, ook niet op momenten waarop het elan van het begin verdwenen is; in het dankbaar opeten wat ons wordt voorgezet zonder lastig te doen met onze grillige voorkeuren.

Boete is —voor ouders en in het algemeen voor ieder die een leidende of opvoedende opdracht heeft— corrigeren wat gecorrigeerd moet worden met inachtneming van de aard van de fout en de omstandigheden van degeen die hulp nodig heeft en zonder toe te geven aan geborneerde en sentimentele subjectieve oordelen.

De geest van boete brengt ons ertoe niet gehecht te raken aan die monumentale schetsen van toekomstplannen, waarin we nu al onze meesterlijke pen- en penseelstreken zien. Wat zal God blij zijn als het meestertje weet af te zien van gekrabbel en geklieder en als we ermee instemmen dat Hij de kleuren en lijnen gebruikt die Hij het mooist vindt.

Richt opnieuw uw blik op uw leven en vraag vergeving voor deze kleinigheid en voor die andere die onmiddellijk door de ogen van het geweten worden waargenomen; voor het verkeerde gebruik dat u van uw tong hebt gemaakt; voor die gedachten die voortdurend om uzelf draaien; voor de instemming met die kritische geest die u op een stomme wijze bezighoudt en voor u een voortdurende bron van onrust en bezorgdheid vormt… Wat zoudt u veel gelukkiger kunnen zijn. De Heer wil dat we blij zijn, dronken van vreugde, dat wij dezelfde wegen van geluk bewandelen die Hij heeft afgelegd. Wij voelen ons alleen ongelukkig, als we hardnekkig van de weg afdwalen en ons begeven op het pad van het egoïsme en de zinnelijke begeerte; of, wat veel erger is, als we dat van de schijnheiligen inslaan.

De christen zal zich in al zijn werken echt, waarachtig en eerlijk betonen. Zijn houding zal een afstraling zijn van een bepaalde geest, de geest van Christus. Als op iemand in deze wereld de plicht rust een consequente houding en gedrag te tonen, dan is het op de christen, want hij heeft deze gave in bewaring gekregen om vrucht te doen dragen (vgl. Luc 19, 13): de waarheid die bevrijdt, die redt (vgl. Joh 8, 32). Vader, zult u me vragen, hoe bereik ik die eerlijkheid van leven? Jezus Christus heeft aan zijn Kerk alle noodzakelijke middelen nagelaten: Hij heeft ons geleerd te bidden, omgang te hebben met onze hemelse Vader; Hij heeft ons zijn Geest gezonden, de Grote Onbekende, die werkzaam is in onze ziel; Hij heeft ons die zichtbare tekenen van de genade gelaten, de sacramenten. Gebruik die. Verhevig uw godsvruchtige gewoonten. Bid elke dag. En haal nooit uw schouders weg bij de zoete last van het Kruis van de Heer.

Jezus zelf heeft u gevraagd Hem te volgen als een goed leerling, met de bedoeling dat u uw doortocht over deze wereld aflegt met het zaaien van vrede en blijdschap die de wereld niet geven kan. Daartoe —ik blijf het zeggen— moeten we op weg gaan zonder angst voor het leven en zonder angst voor de dood, zonder tot elke prijs het lijden te ontvluchten dat voor een christen altijd een middel tot loutering en een gelegenheid zijn broeders en zusters waarachtig lief te hebben is, door gebruik te maken van de duizend en een omstandigheden van het gewone dagelijkse leven.

De tijd is verstreken. Ik moet nu komen tot het laatste punt van deze overdenkingen, waarmee ik uw ziel heb willen bereiken, opdat u reageert met het maken van een paar voornemens, niet veel, maar duidelijk bepaald. Denk er aan, dat God wil dat u blij bent en dat u —als u van uw kant doet wat u kunt— gelukkig, gelukkiger, allergelukkigst zult zijn, ook al zal het Kruis nooit van u wijken. Maar dat Kruis is geen schavot meer, maar de troon van waaraf Christus heerst. Met aan zijn zijde zijn Moeder, die ook onze Moeder is. De heilige Maagd zal u de kracht verlenen die nodig is om vastbesloten in het voetspoor van haar Zoon te treden.

Vergeet dan echter niet, dat het samenzijn met Christus, zeker wil zeggen, dat we zijn kruis tegenkomen. Als wij onszelf in Gods hand stellen, laat Hij ons regelmatig zorgen, eenzaamheid, tegenstand, laster, smaad en hoongelach ondergaan, zowel innerlijk als uiterlijk. Dat is omdat Hij ons wil vormen naar zijn beeld en gelijkenis. Hij laat zelfs toe, dat we dwazen genoemd worden en voor gek worden aangezien.

Dat is het moment om de passieve versterving te omhelzen die —misschien verdoken, of juist zonder masker en onbeschaamd— komt, als wij haar het minst verwachten. Het kan voorkomen dat schapen gewond raken door de stenen die bedoeld waren voor de wolven: wie Christus volgt, zal aan den lijve ervaren dat de mensen die van hem zouden moeten houden, tegenover hem een gedrag vertonen dat gaat van wantrouwen tot vijandigheid, van argwaan tot haat. Zij bekijken hem met achterdocht, alsof zij te doen hebben met een leugenaar, want zij geloven niet dat je een persoonlijke verhouding met God, een innerlijk leven, kunt hebben. Tegenover de atheïst en de onverschillige daarentegen, die gewoonlijk weerspannig en schaamteloos zijn, zijn ze vol vriendelijkheid en begrip.

De Heer laat misschien toe, dat zijn leerling zich aangevallen ziet met het wapen dat nooit eervol is voor wie het ter hand neemt, het wapen van de persoonlijke beledigingen; of een aanval met gemeenplaatsen die de tendentieuze en misdadige vrucht zijn van een massieve en leugenachtige campagne. Niet iedereen is immers begiftigd met goede smaak en niet iedereen weet maat te houden.

Het is niet te verwonderen dat zij die een wankelmoedige theologie en een lakse en ongebreidelde moraal aanhangen, zij die volgens de eigen grillen een twijfelachtige liturgie vieren met een 'hippiediscipline' en onder onverantwoorde- lijke leiding, zich afzetten met heftige jaloezie, verdachtmakingen, valse aanklachten, beledigingen, mishandelingen, vernederingen, lasterpraatjes en kwellingen van allerlei soort tegen diegene die alleen maar van Jezus Christus spreken.

Zo beitelt Jezus de zielen van de zijnen zonder na te laten hun innerlijk rust en vreugde te verschaffen. Zij weten immers, dat de duivels —met honderd leugens tegelijk— niet in staat zijn een waarheid te creëren. Hij grift in hun levens de overtuiging, dat zij zich alleen op hun gemak zullen voelen als zij besluiten het gemak niet meer te zoeken.

In het werkelijk bewonderen en beminnen van de Allerheiligste Mensheid van Jezus zullen wij een voor een zijn wonden ontdekken. En in die ogenblikken van lijdelijke loutering, moeizame harde momenten, met zoete en bittere tranen die wij trachten te verbergen, zullen wij ons genoopt voelen ons in elk van die allerheiligste wonden te nestelen: om ons te louteren, ons te verheugen in dat verlossende Bloed, ons te sterken. Als de duiven uit het Hooglied (vgl. Hoogl 2, 14), die bij de storm onderdak vinden in de rotsspleten, zullen wij onze toevlucht tot Hem nemen. Zijn wonden zullen onze wijkplaats zijn, daar zullen wij de intimiteit van Christus vinden. Wij zullen zien dat zijn wijze van spreken vredig is en zijn gelaat schoon (vgl. Ibidem). “Zij immers die weten dat zijn stem aangenaam en beminnelijk is, zij hebben de genade van het evangelie ontvangen, waardoor zij zeggen: Gij hebt woorden van eeuwig leven” (H. Gregorius van Nyssa, In Canticum Canticorum homiliae, 5 (PG 44, 879)).

Het heilig Kruis

Verlangen tot aanbidding, zucht tot eerherstel, kalmte en bereidheid tot lijden. Dan leeft in uw leven het woord van Jezus: wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig (Mat 10, 38). En de Heer zal elke keer meer blijken te eisen. Hij vraagt ons genoegdoening en boete tot Hij ons zover krijgt dat wij vurig verlangen voor God te leven, aan het kruis genageld met Christus (Gal 2, 19). Maar wij dragen deze schat in aarden potten, broos en breekbaar, opdat duidelijk blijkt, dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons (2 Kor 4, 7).

Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar zijn nooit ten einde raad; wij worden opgejaagd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld, maar gaan er niet aan dood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee (2 Kor 4, 8­10).

Verder verbeelden wij ons, dat de Heer niet naar ons luistert, dat alleen de monoloog van onze stem opklinkt. Wij ontdekken, dat er geen aardse steun is en dat wij door de Hemel verlaten zijn. Toch hebben wij een werkelijke en feitelijke afkeer van de zonden, ook van de dagelijkse. Met de koppigheid van de Kananese vrouw knielen wij vol toewijding neer, zoals zij die Hem aanbad door te smeken: Heer, help mij (Mat 15, 25). De duisternis zal verdwijnen: het licht van de liefde zal zegevieren.

Dit is het ogenblik om uit te roepen: herinner U de beloften die Gij mij gedaan hebt om mij met hoop te vervullen; dat troost mij, want ik ben niets en het vervult mijn leven met kracht (vgl. Ps 119, 49­50). De Heer wil, dat wij op hem rekenen, in alles. Het is ons duidelijk dat wij zonder Hem niets vermogen (vgl. Joh 15, 5), maar dat met Hem geen zee ons te hoog gaat (vgl. Fil 4, 13). Ons besluit altijd voort te gaan in zijn tegenwoordigheid wordt bevestigd (vgl. Ps 119, 167).

Met de verlichting door God van ons schijnbaar inactieve verstand is het duidelijk, dat de Schepper die zorg heeft voor allen —ook voor zijn vijanden— de meeste zorg zal hebben voor zijn vrienden. Wij kunnen ervan overtuigd zijn, dat ons geen kwaad of tegenspoed kan overkomen, dat zich niet ten goede zal wenden. Blijdschap en vreugde worden in onze geest dusdanig versterkt, dat geen menselijk motief ons die kan ontrukken, omdat deze 'bezoekingen' steeds iets van Hem in ons achterlaten, iets goddelijks. Wij zullen God onze Heer loven, die grote ondoorgrondelijke dingen in ons verricht heeft (vgl. Job 5, 9), en begrijpen, dat wij geschapen zijn met het vermogen een onuitputtelijke schat te bezitten (vgl. Wijsh 7, 14).