Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Bovennatuurlijk leven  → innerlijk leven .

Laten we hoofdstuk vijfentwintig van het evangelie volgens de heilige Matteüs eens opslaan. Dan lezen we: Het zal met het Rijk der hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig (Mat 25, 1-2). De evangelist vertelt dat de verstandige meisjes hun tijd nuttig besteedden. Met vooruitziende blik namen zij de benodigde olie mee en zij staan klaar als zij geroepen worden: Vooruit, het is tijd. Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet! (Mat 25, 6). Zij steken hun lampen weer aan en gaan verheugd op weg om hem te ont- vangen.

Eens zal onze laatste dag komen, maar die jaagt ons geen angst aan, omdat wij vast vertrouwen op Gods genade. Nu al staan we klaar om naar onze afspraak met de Heer te snellen, voorzien van onze edelmoedigheid, onze dapperheid, onze gerichtheid op de kleine dingen, kortom voorzien van onze brandende lampen. Ons wacht het grote hemelfeest. “Immers wij, geliefde broeders, zijn de gasten bij de bruiloft van het Woord, wij die in de Kerk geloven, die ons verkwikken aan de gerechten der Heilige Schrift en ons verheugen over de verbintenis tussen God en de Kerk. Vraagt u echter wel af, bid ik u, of u in bruilofstkleed naar deze bruiloft bent gekomen: onderzoek uw gedachten nauwkeurig” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 38, 11 (PL 76, 1289)). Ik geef u en mijzelf de verzekering dat dit bruiloftskleed geweven zal zijn uit de liefde tot God die wij zelfs in de allerkleinste taken hebben weten te leggen. Want alleen zij die beminnen hebben aandacht voor details, ook bij schijnbaar onbelangrijke daden.

Maar laten we de lijn van de parabel volgen. Wat doen de dwaze maagden nu? Vanaf het moment waarop zij geroepen worden, zijn ze ijverig bezig om zich voor te bereiden op de ontvangst van de Bruidegom: zij gaan olie kopen. Maar ze zijn te laat tot een besluit gekomen en terwijl zij heengingen kwam de Bruidegom. Die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren: en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, Heer, doe ons open (Mat 25, 10-11). Zij hebben heus niet werkeloos toegezien: zij hebben echt geprobeerd iets te ondernemen… Maar zij krijgen een stem te horen die hen bars antwoordt: Ik ken u niet (Mat 25, 12). Zij hebben niet geweten hoe ze zich met genoeg ijver moesten voorbereiden of hebben het niet gewild. Zij vergaten de verstandige voorzorgsmaatregel te nemen tijdig olie te kopen. Het ontbrak hun aan edelmoedigheid om de kleine taak die hun was opgedragen tot het einde toe ten uitvoer te brengen. Zij hadden er ruimschoots de tijd voor, maar ze hebben die verspild.

Laten we de moed hebben ons leven kritisch te beschouwen. Waarom vinden we soms niet die paar minuten om het werk dat ons is opgedragen en dat een middel tot onze heiliging is liefdevol af te maken? Waarom verwaarlozen wij onze plichten jegens ons gezin? Waarom zijn we gehaast zodra we gaan bidden of het heilig Misoffer bijwonen? Waarom ontbreekt het ons aan rust en kalmte wanneer het erom gaat onze plichten van staat te vervullen, terwijl we geen greintje haast hebben als het om onze eigen invallen gaat? Wat een kleinigheden, zult u zeggen. Ja, dat is zo; maar die kleinigheden zijn nu juist de olie, onze olie, die het vuur laat opvlammen en het licht doet branden.

Laten we moeite doen onze nederigheid te vergroten. Alleen een nederig geloof geeft ons een bovennatuurlijke visie. Er is geen alternatief. Hier op aarde kunnen we maar op twee manieren leven: we leiden een bovennatuurlijk leven of we leven als een dier. En u en ik, we kunnen alleen maar het leven van God leven, het bovennatuurlijk leven. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen leven? (Mat 16, 26). Wat is het nut voor de mens van al wat de aarde bevolkt, van alles waar verstand en wil naar kunnen streven? Wat is het allemaal nog waard als alles aan zijn eind komt, als alles instort, als alle rijkdom van deze aardse wereld bestaat uit stukken decor; als daarna voor altijd de eeuwigheid aanbreekt, voor altijd, voor altijd.

Dat bijwoord —altijd— bepaalde de grootheid van Teresa van Avila. Ze was nog maar een kind, toen ze op een dag samen met haar broer Rodrigo de stad verliet door de poort van Adaja om naar het land van de Moren te gaan in de hoop omwille van Christus onthoofd te worden. Toen haar broer de weg lang vond, fluisterde ze hem in het oor: “voor altijd, voor altijd, voor altijd” (vgl. Het Boek van haar Leven, 1, 6).

Mensen die, als het om tijdelijke zaken gaat, zeggen ?voor altijd?, liegen. Het 'voor altijd' is alleen waar, met een absolute waarheid, als we het tegenover God zeggen. Zo moet u uw leven leiden, met een geloof dat u zal helpen de smaak van honing, de zoetheid van de hemel te proeven als u denkt aan de eeuwigheid die wel voor altijd is.

Er zijn duizend manieren om te bidden. Ik zeg het nogmaals. Kinderen van God hebben geen behoefte aan een voorgebakken, kunstmatige methode om zich tot hun Vader te wenden. Liefde is vindingrijk, vernuftig. Als we beminnen zullen we eigen intieme wegen weten te vinden die ons voeren naar het ononderbroken gesprek met de Heer.

God geve, dat alles wat we vandaag overwogen hebben niet als een zomerse stortbui aan onze ziel voorbijtrekt. Vier druppels, daarna de zon, en opnieuw droogte. Gods water moet opgevangen en naar de wortels geleid worden om vruchten van deugd te geven. Zo zullen onze jaren —dagen van werk en gebed— verlopen in aanwezigheid van de Vader. Als we verzwakken moeten we onze toevlucht zoeken bij Maria, Leermeesteres in het gebed. En bij de heilige Jozef, onze Vader en Heer die wij zozeer vereren en die in deze wereld de meest intieme omgang heeft gehad met de Moeder van God en —na haar— met haar goddelijke Zoon. En zij zullen onze zwakte aan Jezus aanbieden opdat Hij er onze sterkte van maakt.

U zal Ik uit uw gevangenschap verlossen, waar gij u ook maar bevindt (Jer 29, 14). Wij bevrijden ons uit de slavernij, door het gebed: wij ervaren dat wij vrij zijn en wij stijgen op in de huwelijkszang van de toegenegen ziel, een minnezang die ons doet verlangen nooit van God gescheiden te worden. Een nieuwe manier om deze aarde te bewandelen, een goddelijke, bovennatuurlijke, wonderbaarlijke manier. In het voetspoor van veel Spaanse auteurs uit de zestiende eeuw zouden wij misschien ook wel willen proeven hoe heerlijk het is, dat ikzelf niet meer leef. Christus is het die leeft in mij (vgl. Gal 2, 20).

Wij aanvaarden graag de noodzaak in deze wereld te werken, jarenlang, omdat Jezus hier beneden weinig vrienden heeft. Wij gaan de verplichting niet uit de weg te leven, op te branden —dat is de juiste uitdrukking— ten dienste van God en de Kerk. En wel in vrijheid: in libertatem gloriae filiorum Dei (Rom 8, 21), qua libertate Christus nos liberavit (Gal 4, 31); in de vrijheid van de kinderen Gods, voor welke vrijheid Christus ons heeft vrijgemaakt: door te sterven aan het kruishout.

Gelijk het hert dat reikt naar waar het water stroomt (Ps 42, 2) zijn wij toegesneld; dorstig, met een mond die schreeuwt om water, droog en gevoelloos. Wij willen drinken uit deze bron met levend water. Deze bron droogt nooit op. Gedurende de dag vermeien wij ons in de frisse en overvloedige waterstromen die opborrelen ten eeuwigen leven (vgl. Joh 4, 14). Woorden schieten te kort, omdat dit niet in taal uitgedrukt kan worden; het verstand komt tot rust. Het redeneren verstomt, het aanschouwen begint. En de ziel barst opnieuw uit in zingen en heft een nieuw gezang aan, want zij voelt en weet, dat God haar met verliefde blik beziet, elk uur van de dag.

Ik heb het hier niet over uitzonderlijke omstandigheden. Het zijn, althans het kunnen heel goed zijn, de gewone verschijnselen van onze ziel: een liefderijke dwaasheid die ons leert lijden en leven, omdat God de Wijsheid verleent. Wat een hemelse rust, wat een vrede heerst er dan op de smalle weg die voert naar het leven! (Mat 7, 14).

Ascese? Mystiek? Daar maak ik me geen zorgen om. Laat het ascese zijn, ofwel mystiek; wat doet het er toe? Het is een gunst van God. Als u probeert te mediteren, zal God zijn hulp niet weigeren. Geloof en geloofsdaden: daden, want de Heer —u hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreept— eist elke dag meer. Dit is al contemplatie en eenwording. Zo zou het leven van veel christenen moeten zijn, ieder vooruitgaand op zijn eigen geestelijke weg —en dat zijn er ontelbaar veel— tijdens de bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet bewust.

Een gebed en een gedrag die ons niet afhouden van onze gewone activiteiten, die ons te midden van deze nobele, aardse inspanning naar de Heer leiden. Alle doen en laten verheffen tot de Heer, zo vergoddelijkt het schepsel de wereld. Ik heb heel vaak de mythe van koning Midas verteld die alles wat hij aanraakte in goud veranderde. In het goud van bovennatuurlijke verdiensten kunnen wij alles veranderen wat wij aanpakken, ondanks onze persoonlijke missers.