Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Bovennatuurlijk leven  → noodzaak van de heilige zuiverheid .

Dat Jezus Christus ons voorbeeld moet zijn, het voorbeeld voor alle christenen, dat weet u heel goed, want dat hebt u al vaak gehoord en overwogen. U hebt het bovendien voorgehouden aan heel wat zielen, in uw apostolaat —menselijke omgang met een goddelijke bedoeling— dat al een deel is van uw ik. U hebt het herhaald, telkens als het ging om dat wonderlijke middel dat de broederlijke vermaning is, zodat hij die de vermaning hoorde, zijn gedrag zou kunnen vergelijken met dat van onze oudste Broer, de Zoon van Maria, de Moeder van God en onze Moeder.

Jezus is het voorbeeld. Hij heeft het gezegd: discite a me (Mat 11, 29), leert van Mij. Vandaag zou ik graag willen spreken over een deugd die, zonder de enige of de eerste te zijn, toch in het christenleven de rol vervult van zout dat bederf tegengaat, de deugd die de toetssteen is voor de apostolische ziel: de deugd van de heilige zuiverheid.

De goddelijke deugd van de liefde toont zich uiteraard als de meest verheven deugd; maar de kuisheid is een middel 'sine qua non', een noodzakelijke voorwaarde om dit intieme gesprek met God aan te knopen. Wie geen moeite doet haar te bewaren, wie er niet voor strijdt, eindigt als een blinde. Hij ziet niets, omdat de vleselijke mens de zaken die van de Geest van God komen, niet waarneemt (1 Kor 2, 14).

Wij willen zien met reine blik, bezield door de prediking van de Meester: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien (Mat 5, 8). De Kerk heeft deze woorden altijd voorgehouden als een aansporing tot kuisheid. “Zij die een volledig zuiver geweten hebben en zij die de kuisheid beminnen —zegt de heilige Johannes Chrysostomus— houden een gezond hart. Geen enkele deugd is zo noodzakelijk als deze om God te kunnen zien” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 15, 4 (PG 57, 227)).

Let er eens op dat wie verteerd wordt door fysieke wellust geestelijk niet vooruit kan komen. Hij is tot geen enkel goed werk in staat. Hij is een lammeling die als een vod op de grond blijft liggen. Hebt u wel eens patiënten gezien met een vergevorderde verlamming die zichzelf niet kunnen helpen of op de been kunnen komen? Soms kunnen ze zelfs hun hoofd niet bewegen. Dat gebeurt ook in het bovennatuurlijke vlak met mensen die niet nederig zijn en zich lafhartig overgeven aan ontucht. Zij zien, horen, noch begrijpen iets. Zij zijn verlamd en als verdwaasd. Ieder van ons moet de Heer en de Moeder van God aanroepen en vragen ons nederigheid te verlenen en het vaste voornemen met vroomheid het goddelijk geneesmiddel van de biecht aan te wenden. Laat niet toe, dat zich in uw ziel een haard van verderf nestelt, ook al is die nog zo klein. Spreek. Stromend water is helder, stilstaand water vormt een poel van stinkende verrotting; zo wordt drinkbaar water een brij vol ongedierte.

Dat kuisheid bestaanbaar is en een bron van blijdschap vormt, weet u evengoed als ik. Ook staat het voor u vast dat kuisheid zo nu en dan een beetje strijd vergt. Laten we nog eens luisteren naar de heilige Paulus: Mijn innerlijk schept behagen in Gods wet, maar in mijn leden ontwaar ik een andere wet die zich verzet tegen de wet van mijn geest en mij in boeien uitlevert aan de wet van de zonde die in de leden van mijn lichaam zetelt. Wee mij, wie zal dit lichaam bevrijden van de dood? (Rom 7, 22-24). Schreeuw nog harder, als u dit niet genoeg is, maar laten we niet overdrijven: sufficit gratia mea (2 Kor 12, 9), mijn genade volstaat, werpt de Heer ons tegen.

Mij is wel eens opgevallen hoe de ogen van een sportman oplichten bij het zien van de hindernissen die hij moet nemen. Wat een overwinning! Kijk eens hoe hij die moeilijkheden overwint. Zo kijkt Onze Lieve Heer naar ons. Hij verheugt zich in onze strijd: wij zullen altijd overwinnaars zijn, want Hij weigert ons nooit de almacht van zijn genade. Dus is het niet van belang, dat er gevochten moet worden, want Hij laat ons niet in de steek.

Het is een gevecht, zonder verzaken. Laten wij ons er in storten met vreugdevolle instemming, met vrije en blijde overgave. U moet u in uw gedrag niet beperken tot het vermijden van de val, van de gelegenheid tot zonde. Ook mag het op geen enkele wijze teruggebracht worden tot een kille en mathematische ontkenning. Wees ervan overtuigd, dat kuisheid een deugd is en dat deze, als zodanig, moet groeien en toenemen in volmaaktheid. Het is niet voldoende, ik zeg het nog maar eens, dat iedereen volgens zijn eigen levensstaat in onthouding leeft: wij moeten kuis leven, met heldhaftige deugdbeoefening. Die houding omvat een positieve daad waardoor wij goedsmoeds ingaan op het goddelijk verzoek: praebe, fili mi, cor tuum mihi et oculi tui vias meas custodiant (Spr 23, 26), geef mij uw hart, mijn kind, en laat uw blik weiden over mijn velden vol vrede.

En dan vraag ik u nu: hoe bindt u dat gevecht aan? U weet heel goed, dat de eerste klap een daalder waard is. Zonder u onmiddellijk af van het gevaar, zodra u de eerste vonken van de hartstocht voelt overspringen, of zelfs nog eerder. Spreek bovendien onmiddellijk daarop met degeen die uw ziel leidt; liever nog tevoren, als dat mogelijk is, want als u uw hart wagenwijd opent, zult u niet overwonnen worden. Een daad en nog een daad en er ontstaat een gewoonte, een neiging, een gemak van handelen. Daarom is het nodig te strijden om de gewoonte van de deugd te verwerven, de gewoonte van de versterving om de Liefde bij uitstek niet af te wijzen.

Overweeg de raad van de heilige Paulus aan Timóteüs: te ipsum castum custodi (1 Tim 5, 22), bewaar uzelf in kuisheid. Zo zullen we er ook altijd op bedacht zijn deze schat, die God ons toevertrouwd heeft, welbesloten te behoeden. In de loop van mijn leven heb ik heel wat mensen horen uitroepen: was ik er maar van meet af aan mee gestopt! En dat zeggen ze vol verdriet en schaamte.

De middelen om te overwinnen

Laten wij eens zien met welke hulpmiddelen wij, christenen, altijd rekening moeten houden om te overwinnen in die strijd om het behoud van de kuisheid: niet als engelen, maar als gezonde, sterke, normale vrouwen en mannen. Ik vereer de engelen met heel mijn ziel. Ik verenig me met dit leger van God met een grote devotie. Ik vergelijk ons echter niet graag met engelen, want zij hebben een natuur die anders is dan de onze. Die niet gelijke naturen met elkaar vergelijken zou wanorde scheppen.

In veel milieus is een klimaat van sensualiteit gemeengoed geworden dat, samen met de huidige leerstellige verwarring, velen ertoe brengt allerlei afwijkingen goed te praten of, op zijn minst, een zeer ongenuanceerde tolerantie te tonen met betrekking tot een scala van zedeloze gewoonten.

Wij moeten zo rein zijn als wij maar kunnen, met ontzag voor het lichaam, zonder vrees, want seksualiteit is iets heiligs en edels —deelgenootschap in Gods scheppingsmacht— onderdeel van het huwelijk. En zo zult u, rein en zonder vrees, het getuigenis geven, dat de heilige zuiverheid mogelijk en vol schoonheid is.

Op de eerste plaats moeten wij ernstig trachten ons geweten te verfijnen door de noodzakelijke verdieping, totdat wij er zeker van zijn het goed gevormd te hebben. Daarbij moet er een goed onderscheid gemaakt worden tussen een fijngevoelig geweten en een scrupuleus geweten. Het eerste is een echte genade van God, het tweede iets heel anders.

Onderhoud de kuisheid met zorg, en ook die andere deugden die haar geleide zijn —ingetogenheid en schaamte— die als haar lijfwacht optreden. Ga bovendien niet lichtzinnig voorbij aan de normen die zo goed helpen de blik van God waardig te blijven: het actief in toom houden van harten en zinnen; moed —de moed om 'laf' te zijn— om de gelegenheid tot zonde te ontvluchten; het veelvuldig naderen tot de sacramenten, in het bijzonder tot het sacrament van de biecht; volstrekte openhartigheid in de persoonlijke geestelijke leiding; spijt, berouw en het herstellen van fouten. En dat alles gezalfd met een tedere devotie tot Onze Lieve Vrouw, opdat Zij voor ons bij God het geschenk van een heilig en rein leven verkrijgt.

Als wij, ongelukkigerwijze, vallen, moeten wij meteen weer opstaan. Met de hulp van God, welke hulp niet zal ontbreken als de juiste middelen worden aangewend, moeten wij zo spoedig mogelijk komen tot berouw, tot een nederige oprechtheid, tot herstel van aangericht kwaad en wel op een wijze dat de tijdelijke nederlaag omgezet wordt in een grote overwinning van Jezus Christus.

Maak er een gewoonte van de strijd ook te verleggen naar de plaatsen die verwijderd zijn van de hoofdmuren van de vesting. Men kan niet vooruitgaan als men langs de grenzen van het kwaad blijft wankelen. Wij moeten krachtig het 'voluntarium in causa', de indirecte vrijwilligheid, vermijden. Wij moeten het kleinste gebrek aan liefde terugdringen. De aanzettingen tot christelijk, ononderbroken en vruchtbaar apostolaat dat de heilige zuiverheid als fundament, maar ook als een van de meest uitgesproken vruchten ervan nodig heeft, moeten we koesteren. Verder is het noodzakelijk onze tijd steeds te vullen met intensief en verantwoordelijk werk, waarbij we de aanwezigheid van God zoeken, omdat we nooit mogen vergeten, dat wij voor een hoge prijs zijn vrijgekocht en dat wij een tempel van de Heilige Geest zijn.

Wat voor raad zal ik u verder nog geven? Kies de handelwijze van de christenen die werkelijk altijd trachtten Christus te volgen, dezelfde gedragslijn die als voorbeeld gold voor de eersten die geraakt werden door Jezus' inspiratie: gestage omgang met de Heer in de Eucharistie, het kinderlijk aanroepen van de allerheiligste Maagd Maria, nederigheid, matigheid, versterving van de zintuigen — “het is onzin te kijken naar wat niet begeerd mag worden”, merkte de heilige Gregorius op (H. Gregorius de Grote, Moralia, 21, 2, 4 (PL 76, 190))— en boetvaardigheid.

U zult mij zeggen, dat dit allemaal niets anders is dan een samenvatting van het christelijk leven. Zeker, de zuiverheid is liefde en kan niet los gezien worden van het wezen van ons geloof: de Liefde, het opnieuw zich verlieven in God die ons geschapen heeft, die ons verlost heeft en die ons voortdurend bij de hand neemt, ook al merken we dat in een heleboel omstandigheden niet. Hij kan ons niet in de steek laten. Sion zei: Jahwe heeft mij verlaten, de Heer heeft mij vergeten. Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zouden vergeten, Ik vergeet u nooit! (Jes 49, 14-15).