Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Wereld → rechtvaardigheid.

Vader… neem ze niet weg uit deze wereld

Wij zijn gewone mensen, doorsnee christenen, opgenomen in de bloedbaan van de maatschappij en de Heer wil, dat we juist te midden van ons werk en ons beroep heilig en apostolisch zijn. Dat betekent dat we onze heiliging moeten zoeken in ons werk, in het heiligen daarvan en in de hulp aan anderen zich te heiligen in hun werk. Wees ervan overtuigd, dat dit de plaats is waar God als een zorgzame Vader en Vriend op ons wacht. En bedenk, dat u, als u uw werk op verantwoorde wijze doet, niet alleen voorziet in uw financiële behoeften, maar ook de meest rechtstreekse bijdrage levert aan de vooruitgang van de maatschappij, de lasten van anderen verlicht en steun verleent aan hulpacties op plaatselijk of mondiaal niveau ten behoeve van minder bedeelde individuen of volkeren.

Verstandigheid, een noodzakelijke deugd

In de perikoop uit het Matteüsevangelie die we in de Mis van vandaag lezen, staat: In die tijd gingen de Farizeeën heen en beraadslaagden, hoe zij Jezus met een strikvraag zouden vangen (Mat 22, 15). Vergeet niet, dat dat systeem van huichelaars ook tegenwoordig een gebruikelijke tactiek is. Ik denk dat het onkruid van de Farizeeën op aarde nooit zal vergaan, het heeft zich altijd weelderig kunnen voortplanten. Misschien laat de Heer toe dat het groeit, opdat wij, zijn kinderen, ons gedragen als verstandige mensen; want de deugd der verstandigheid blijkt onmisbaar te zijn voor iemand die vanwege zijn positie moet adviseren, versterken, terechtwijzen, enthousiast maken, aanmoedigen. Dat is nu precies wat een christen, als apostel, met gebruikmaking van zijn gewone dagelijkse omstandigheden moet doen voor de mensen om hem heen.

Ik verhef nu mijn hart tot God en bid Hem, op voorspraak van de allerheiligste Maagd Maria —die in en boven de Kerk is: tussen Christus en de Kerk als behoedster, als koningin, als Moeder der mensen zoals zij dat is van Onze Heer Jezus Christus—; ik bid dat ons allen deze verstandigheid verleend mag worden en in het bijzonder hun die —te midden van de bloedbaan der maatschappij— willen werken voor God. Het is absoluut noodzakelijk dat we leren verstandig te zijn.

De omstandigheden van die dienaar uit de parabel, de man die tienduizend talenten schuldig was (vgl. Mat 18, 24), geven een goed beeld van onze verhouding met God. Wij weten ook niet hoe wij de enorme schuld moeten betalen die we aangegaan zijn voor zoveel goddelijke goedheid en waar we de rente van onze persoonlijke zonden aan hebben toegevoegd. Ook al strijden we onverschrokken, toch slagen wij er niet in de Heer met gelijke munt terug te betalen wat Hij ons vergeven heeft. Maar de onmacht van de menselijke rechtvaardigheid wordt met de woeker van de goddelijke barmhartigheid aangevuld. Op die wijze kan Hij zijn vordering als voldaan beschouwen en geeft Hij ons onze schuldbrief terug, eenvoudigweg omdat Hij goed is en zijn barmhartigheid eeuwig (vgl. Ps 105, 1).

De parabel eindigt —dat herinnert u zich wel— met een tweede deel dat als het ware het contrapunt van het eerste is. Die dienaar, aan wie zojuist een enorme schuld was kwijtgescholden, heeft geen medelijden met een collega die hem een luttele honderd denariën schuldig was. Hier toont hij echt zijn kleinheid van hart. Strikt genomen ontzegt niemand hem het recht het zijne op te eisen. Toch is er iets in ons dat zich verzet en ons influistert, dat die onbuigzame houding niet hetzelfde is als werkelijke rechtvaardigheid. Het gaat niet aan dat iemand die, nog maar een paar tellen tevoren, met medelijden, goedgunstigheid en begrip bejegend is, niet tenminste zijn schuldenaar met een beetje geduld behandelt. U ziet dat rechtvaardigheid niet enkel en alleen bestaat in het nauwkeurig eerbiedigen van rechten en plichten, zoals rekenkundige opgaven opgelost worden met optellen en aftrekken.

De christelijke deugd gaat verder: zij brengt ons ertoe ons erkentelijk, vriendelijk, edelmoedig te betonen; dat wij ons gedragen als trouwe en eerlijke vrienden, in goede tijden evengoed als in tegenspoed; dat wij de wetten nakomen en het wettig gezag eerbiedigen; dat we het met vreugde weer goedmaken als we merken dat wij een probleem verkeerd hebben aangepakt. Als wij rechtvaardig zijn, zullen wij vooral onze beloften nakomen in zakelijke, maatschappelijke en familiekring… zonder vertoon, zonder ophef, door ingespannen te werken en door onze rechten uit te oefenen die tegelijkertijd verplichtingen zijn.

Ik geloof niet in de rechtvaardigheid van luilakken, omdat zij met hun dolce far niente —zoals ze in mijn geliefde Italië zeggen— het belangrijkste principe van de billijkheid, de arbeid, veronachtzamen, en soms in ernstige mate. Laten wij niet vergeten dat God de mens schiep ut operaretur (Gen 2, 15), opdat deze zou werken, en onze naaste —ons gezin, ons volk, de hele mensheid— is ook afhankelijk van de effectiviteit van ons werk. Kinderen, wat een benarde opvatting van rechtvaardigheid hebben de mensen die haar terugbrengen tot enkel het verdelen van de aardse goederen.

Rechtvaardigheid en liefde tot vrijheid en waarheid

Vanaf mijn jeugd —zoals de Heilige Schrift het uitdrukt (vgl. Mat 11, 15): sinds ik oren had om te horen— hoorde ik spreken over het 'sociale vraagstuk'. Denk niet dat dit bijzonder is, want het is een oud onderwerp, een thema van alle tijden. Misschien is het probleem opgekomen op hetzelfde moment waarop mensen zich op de een of andere manier zijn gaan organiseren en waarop de verschillen in leeftijd, intelligentie, arbeidsgeschiktheid, belangstelling, persoonlijkheid zichtbaarder werden.

Ik weet niet of de sociale klassen een noodzakelijk kwaad zijn. Het is in elk geval niet mijn vak over deze dingen te praten en het minst van al hier, in deze kapel, waar wij bijeengekomen zijn om over God te spreken —ik zou in mijn leven het liefst nooit een ander thema aansnijden— en om met God te praten.

Denk wat u denken wilt in alle kwesties die de Voorzienigheid aan de vrije en legitieme discussie van de mensen heeft overgelaten. Maar op mij als priester van Christus rust de verplichting daar bovenuit te stijgen en u eraan te herinneren dat wij, hoe dan ook, nooit kunnen verzuimen rechtvaardigheid te bedrijven, en met heldenmoed, als dat nodig is.

Wij hebben de plicht de persoonlijke vrijheid van iedereen te verdedigen in de wetenschap dat het Christus is die deze vrijheid voor ons verkregen heeft (vgl. Gal 5, 1). Als wij niet zo optreden, met welk recht zouden wij dan een beroep mogen doen op onze eigen vrijheid? Ook de waarheid moeten wij verdedigen, want veritas liberabit vos (Joh 8, 32), de waarheid bevrijdt, terwijl onwetendheid leidt tot slavernij. Voor alle mensen moeten wij het recht verdedigen op leven, op het bezitten van het noodzakelijke om een waardig bestaan te leiden, het recht op werken en uitrusten, het recht een levensstaat te kiezen, een gezin te vormen, binnen het huwelijk kinderen ter wereld te brengen en op te voeden, het recht ziekte en ouderdom in rust door te brengen, het recht deel te nemen aan het culturele leven, het recht zich met medeburgers te verenigen om rechtmatige doelen te verwezenlijken en op de allereerste plaats het recht om in volle vrijheid God te kennen en lief te hebben, want het —rechtschapen— geweten ontdekt de sporen van de Schepper in alles.

Juist daarom is het van belang te herhalen —ik begeef me hier niet op het terrein van de politiek, maar ik voeg me naar de leer van de Kerk— dat het marxisme onverenigbaar is met het geloof in Christus. Bestaat er iets dat meer tegenstrijdig is met het geloof dan een systeem dat alles baseert op het uit de ziel verwijderen van de beminnende aanwezigheid van God? Roep het met luide stem, zodat uw stem duidelijk gehoord wordt: om gerechtigheid te bedrijven hebben wij het marxisme op geen enkele wijze nodig. Integendeel, deze grove dwaling werpt, door louter materialistische oplossingen voor te stellen, belemmeringen op voor het bereiken van het geluk en de ontspanning tussen de mensen. Binnen het christendom vinden wij het goede licht dat altijd een antwoord geeft op alle problemen: wij hoeven alleen maar oprecht te proberen katholiek te zijn, non verbo neque lingua, sed opere et veritate (1 Joh 3, 18), niet met woorden en leuzen, maar met werk en waarheid. Zeg het elke keer als de gelegenheid zich voordoet —zoek de gelegenheid als het nodig is— zonder terughoudendheid, zonder vrees.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift