Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Wereld → redding van de wereld.

Ik kan de dag niet uit mijn gedachten zetten waarop ik, al weer een hele tijd geleden, een bezoek bracht aan de kathedraal van Valencia om te bidden, en langs het graf van de eerbiedwaardige Ridaura kwam. Mij werd toen verteld, dat die priester, toen hij al heel oud was, op de vraag hoeveel jaar hij al leefde, in het Valenciaans antwoordde: ?poquets?, nog niet zo veel jaar, ?alleen de jaren die ik gebruikte om God te dienen? Velen onder u kunnen nog op de vingers van één hand de jaren tellen die verstreken zijn, sinds zij besloten de vertrouwelijke omgang met God te zoeken, besloten Hem te midden van de wereld te dienen, in hun eigen omgeving en in de uitoefening van hun beroep of vak. Maar dat is alleen maar een detail zonder belang. Wat daarentegen werkelijk meetelt, is dat we met brandijzers deze zekerheid in onze ziel branden: de oproep tot heiligheid die Christus tot alle mensen zonder uitzondering richt, eist van ieder van ons dat hij zorg besteedt aan zijn innerlijk leven en dat hij dagelijks de christelijke deugden beoefent. En dat moet niet zomaar of middelmatig gebeuren. Zelfs niet uitmuntend. We moeten ons er als helden toe zetten in de sterkste en ondubbelzinnigste betekenis van dat woord.

Het doel dat ik u voor ogen stel, of nauwkeuriger gezegd, dat God iedereen voorhoudt, is geen luchtspiegeling of onbereikbaar ideaal. Ik zou u het relaas van heel wat concrete voorbeelden kunnen doen van doodgewone vrouwen en mannen zoals u en ik die een ontmoeting hadden met Jezus die quasi in occulto (Joh 7, 10), onopvallend voorbijgaat, blijkbaar langs de allergewoonste kruispunten, en die besloten hebben Hem te volgen, waarbij ze met liefde het Kruis van elke dag omhelsden (vgl. Mat 16, 24). Actueler dan ooit is volgens mij in onze tijd van algemene ontwrichting, van toegevendheid en moedeloosheid, van losbandigheid en anarchie, deze eenvoudige en diepe overtuiging die ik vanaf het begin van mijn priesterlijk werk en sindsdien zonder onderbreking de hele mensheid ten koste van alles heb willen laten weten: “deze wereldcrises zijn evenzovele vragen naar heiligen”.

Hier, in aanwezigheid van God, die ons leidt vanuit het tabernakel —wat een krachtbron, die werkelijke nabijheid van Christus!— hier gaan wij vandaag onze gedachten wijden aan die zoete gave van God, de hoop, die onze ziel vult met vreugde, spe gaudentes (Rom 12, 12), verheugd door de hoop, verblijd, want ons wacht —als we trouw zijn— de oneindige Liefde.

Laten wij nooit vergeten, dat er voor iedereen —voor ieder van ons, zonder uitzondering— slechts twee wijzen van bestaan zijn hier op aarde: een goddelijk leven leiden en strijden om God te behagen of, wanneer men het zonder Hem stelt, het leven te leiden als een dier, met min of meer menselijke trekjes. Ik heb nooit veel waarde toegekend aan de 'schijn-heiligen' die er prat op gaan ongelovig te zijn. Ik houd werkelijk van hen, zoals ik van alle mensen, mijn broeders en zusters, houd. Ik bewonder hun goede wil die in bepaald opzicht zelfs heldhaftig blijkt te zijn, maar ik heb medelijden met hen, omdat hen het geweldige ongeluk treft, dat zij het licht en de warmte van God en de onnoemelijke blijdschap van de op God gerichte hoop missen.

Een oprecht christen, die leeft overeenkomstig zijn geloof, doet niets dan voor het aangezicht van God, met bovennatuurlijke visie. Hij werkt in deze wereld, die hij hartstochtelijk bemint, bezig met aardse beslommeringen, met de blik naar de Hemel. Sint Paulus bevestigt het: quae sursum sunt quaerite, zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven —aan wat van de wereld is door het doopsel— en uw leven is nu met Christus verborgen in God (Kol 3, 1­3).

Wat zal het prachtig zijn als onze Vader ons zegt: Goede en getrouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal Ik u aanstellen. Ga binnen in de vrede van uw Heer (Mat 25, 21). Wees hoopvol. Dat is het wonder van de contemplatieve ziel. Wij leven uit het geloof, de hoop en de liefde. En de hoop maakt ons machtig. Denk nog eens aan de heilige Johannes: Ik schrijf u, jongemannen, dat gij sterk zijt. Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen (1 Joh 2, 14). God dringt bij ons aan, omwille van de eeuwige jeugd van zijn Kerk en van de hele mensheid. Al het menselijke kunt u goddelijk maken, zoals koning Midas alles wat hij aanraakte, in goud veranderde.

Vergeet het nooit, na de dood zult u ontvangen worden door de Liefde. En in de liefde van God zult u bovendien alle zuivere liefde vinden die u op aarde bezat. De Heer heeft het zo beschikt, dat wij deze korte reis van ons bestaan afleggen met werken en, zoals zijn Eniggeborene, weldoende rond te gaan (vgl. Hand 10, 38). Ondertussen moeten wij alert zijn op het horen van de roep die de heilige Ignatius van Antiochië waarnam in zijn ziel, toen het uur van zijn marteldood aanbrak: “Kom naar de Vader” (H. Ignatius van Antiochië, Epistola ad Romanos, 7 (PG 5, 694)), kom naar uw Vader die vol verlangen op u wacht.

Vraag de heilige Maria, Spes nostra, onze hoop, dat zij in ons het heilig verlangen doet ontbranden allen bijeen te wonen in het huis van de Vader. Niets zal ons zorgen baren, als wij besluiten ons hart te verankeren in het verlangen naar het echte Vaderland: de Heer zal ons leiden met zijn genade en het schip met gunstige wind naar wolkeloze kusten stuwen.

Zonder ophouden heb ik over die tegelijkertijd bovennatuurlijke en menselijke mogelijkheid gepreekt, die God Onze Vader zijn kinderen ter hand stelt: delen in de Verlossing die Christus bewerkt heeft. En het heeft me verheugd die leer in de teksten van de Kerkvaders te ontdekken. De heilige Gregorius de Grote stelt met overtuiging: “Het is als het verdrijven van slangen, wanneer christenen met hun aansporingen het goede te doen het kwaad uit de harten van anderen uitrukken… Het is als zieken de hand opleggen om hen te genezen, wanneer ze de naaste op duizend manieren te hulp snellen —wanneer ze merken dat die verzwakt in het nastreven van het goede— en hem sterken met hun voorbeeld. Die wonderen zijn groter naarmate ze meer op de geest betrekking hebben en zo niet het lichaam, maar de geest doen herleven. Ook gij kunt, als gij uzelf maar dwingt, deze wonderen bewerkstelligen met de hulp van God” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 29, 4 (PL 76, 1215­1216)).

God wil, dat alle mensen gered worden. Die uitdaging en verantwoordelijkheid rust op ieder van ons. De Kerk is niet een veilige wijkplaats voor de bevoorrechten. “De grote Kerk, omvat die maar een zeer gering deel van de aarde? De grote Kerk is de gehele wereld” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 21, 2, 26 (PL 36, 177)). Dat schreef de heilige Augustinus, en hij voegde er aan toe: “waar ge ook gaat, Christus is daar. Gij bezit als erfgenaam de grenzen der aarde. Kom, bezit haar helemaal met mij” (Ibidem, 21, 2, 30 (PL 36, 180)). Herinnert u zich nog hoe de netten waren? Zo vol, dat ze dreigden te scheuren. Er zou geen vis meer bij hebben gekund. God verlangt vurig, dat zijn huis zich zal vullen (vgl. Luc 14, 23). Hij is Vader. Hij wil leven met al zijn kinderen om zich heen.

Wij zijn geraakt, ons hart slaat over bij het aandachtig beluisteren van de uitroep van de heilige Paulus: Want dit is Gods wil, uw heiliging (1 Tess 4, 3). Ik haal het me vandaag opnieuw voor de geest, en ook u en de hele mensheid herinner ik er aan: dit is de Wil van God, dat wij heilig mogen worden.

Om de zielen te vervullen van de rust van echte vrede, om de aarde te veranderen, om in deze wereld en door de dingen van de wereld God te zoeken, is uiteindelijk de persoonlijke heiligheid een conditio sine qua non. In mijn gesprekken met mensen uit tal van landen en uit allerlei sociale milieus wordt mij vaak gevraagd: ?En wat hebt u ons, gehuwden, te zeggen, aan ons die op het land werken? Wat hebt u de weduwen te zeggen, wat de jongeren??

Ik geef consequent als antwoord, dat ik maar 'één kookpot heb'. En ik onderstreep gewoonlijk, dat onze Heer Jezus Christus het goede nieuws aan allen, zonder enig onderscheid, verkondigd heeft. Eén enkele kookpot en één enkele spijs: Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen (Joh 4, 34). Hij roept ieder individueel tot heiligheid en vraagt iedereen liefde: jongeren en grijsaards, alleenstaanden en gehuwden, gezonden en zieken, ontwikkelden en onwetenden, waar ze ook maar werken, waar ze ook maar wonen. Er is maar één manier om te groeien in vertrouwdheid en vertrouwen jegens God: met Hem omgaan in het gebed, met Hem spreken, Hem —van hart tot hart— onze genegenheid tonen.

Ascese? Mystiek? Daar maak ik me geen zorgen om. Laat het ascese zijn, ofwel mystiek; wat doet het er toe? Het is een gunst van God. Als u probeert te mediteren, zal God zijn hulp niet weigeren. Geloof en geloofsdaden: daden, want de Heer —u hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreept— eist elke dag meer. Dit is al contemplatie en eenwording. Zo zou het leven van veel christenen moeten zijn, ieder vooruitgaand op zijn eigen geestelijke weg —en dat zijn er ontelbaar veel— tijdens de bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet bewust.

Een gebed en een gedrag die ons niet afhouden van onze gewone activiteiten, die ons te midden van deze nobele, aardse inspanning naar de Heer leiden. Alle doen en laten verheffen tot de Heer, zo vergoddelijkt het schepsel de wereld. Ik heb heel vaak de mythe van koning Midas verteld die alles wat hij aanraakte in goud veranderde. In het goud van bovennatuurlijke verdiensten kunnen wij alles veranderen wat wij aanpakken, ondanks onze persoonlijke missers.