Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → verrijzenis van Christus.

Christus leeft. Aan deze waarheid ontleent ons geloof zijn volle inhoud. Jezus, die aan het kruis gestorven is, is verrezen. Hij heeft gezegevierd over de dood, over de macht van de duisternis, over smart en doodsangst. Vrees niet. Met deze woorden begroette een engel de vrouwen die naar het graf gingen. Vrees niet. Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is. Hij is verrezen, Hij is niet hier (Mc 16, 6). Haec est dies quam fecit Dominus, exultemus et laetemur in ea, dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, laat ons hem vieren in blijdschap (Ps 117, 24).

De paastijd is een tijd van vreugde, van een vreugde die niet alleen geldt voor deze periode van het kerkelijk jaar, maar die altijd in het hart van de christen aanwezig is. Want Christus leeft! Christus is niet iemand uit het verleden, iemand die een aantal jaren geleefd heeft, weer verdween en ons een prachtige herinnering en een aangrijpend voorbeeld heeft nagelaten.

Nee, Christus leeft. Jezus is de Emmanuel: God met ons. Zijn verrijzenis openbaart ons dat God de zijnen niet in de steek laat. Kan een vrouw haar zuigeling vergeten? Heeft een moeder niet te doen met het kind van haar schoot? En al zou een moeder haar kind vergeten, neen, Ik vergeet u nooit! (Jes 49, 14-15). Dat had Hij ons beloofd en Hij heeft zijn belofte gehouden. God vindt nog steeds zijn vreugde onder de mensenkinderen (zie Spr 8, 31).

Christus leeft in zijn Kerk.“Ik zeg u de waarheid: het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.”[Joh 16, 7). Dat was het plan van God: Jezus heeft ons de geest van waarheid en leven gegeven door zijn dood aan het kruis. Hij leeft voort in zijn Kerk, in haar sacramenten, in haar liturgie, in haar prediking, in heel haar handelen.

Christus blijft in het bijzonder onder ons tegenwoordig in deze dagelijkse overgave in de heilige Eucharistie. Daarom is de Mis het centrum en de wortel van het christelijk leven. In elke Mis is Christus in zijn geheel aanwezig, met Hoofd en Lichaam. Per Ipsum, et cum Ipso, et in Ipso; door Hem, en met Hem, en in Hem. Want Christus is de Weg, de Middelaar, in Hem vinden we alles, zonder Hem blijft ons leven leeg. In Jezus Christus, en door Hem onderricht, durven wij zeggen — audemus dicere — Pater noster, onze Vader. Wij durven de Heer van hemel en aarde vader te noemen.

De aanwezigheid van de levende Jezus in de heilige hostie is de waarborg, de bron en de voltooiing van zijn aanwezigheid in de wereld.

Christus leeft in de christen. Het geloof zegt ons dat de mens die in staat van genade is, vergoddelijkt is. Wij zijn mensen, geen engelen. Wij zijn wezens van vlees en bloed, met een hart en hartstochten, met vreugden en verdriet. Maar de vergoddelijking wordt in de hele mens effectief en is als een vooruitlopen op de glorievolle verrijzenis. Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven (1 Kor 15, 20-22).

Het leven van Christus is het leven van ons, zoals Hij zijn apostelen beloofde op de dag van het Laatste Avondmaal. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen (Joh 14, 23). De christen moet daarom leven naar het leven van Christus en zich de gevoelens van Christus eigen maken, zodat hij met de heilige Paulus kan uitroepen: Non vivo ego, vivit vero in me Christus, ik leef niet meer, Christus leeft in mij (Gal 2, 20).

We moeten een levend geloof hebben dat ons er echt toe aanzet op God te vertrouwen en steeds met Hem in gesprek te zijn. Het christelijk leven hoort een leven te zijn van doorlopend gebed, zodat we van de morgen tot de avond en van de avond tot de morgen proberen met onze gedachten bij de Heer te zijn. Een christen is nooit alleen omdat hij in een voortdurend contact met God leeft die bij ons en in de hemel is.

Sine intermissione orate, bidt zonder ophouden (1 Tess 5, 17), luidt de opdracht van de apostel. En Clemens van Alexandrië herinnert aan dit apostolisch voorschrift als hij schrijft: Het is ons bevolen het Woord te prijzen en te eren, in de overtuiging dat Hij onze Heiland en Koning is; en door Hem ook de Vader, niet, zoals sommigen doen, alleen op speciale dagen, maar voortdurend, ons hele leven, en op alle mogelijke manieren [Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7, 35 (PG 9, 450)].

Bij onze dagelijkse bezigheden, op het moment dat we de drang tot egoïsme overwinnen, wanneer we blij zijn om onze vriendschap met andere mensen, steeds moet een christen God weer ontmoeten. Door Christus en in de heilige Geest heeft de christen een innige verbondenheid met God de Vader en gaat hij zijn weg op zoek naar dat koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar dat in deze wereld wel een begin heeft en dat hier wordt voorbereid.

We moeten vol vertrouwen met Christus omgaan in het Woord en in het Brood, in de Eucharistie en in het gebed. Met Hem omgaan zoals we met een vriend omgaan, met iemand die echt leeft, want Christus leeft omdat Hij is verrezen. In de brief aan de Hebreeën lezen we dat Christus een onvergankelijk priesterschap bezit, omdat Hij in eeuwigheid blijft. Daarom is Hij ook in staat hen voor altijd te redden die door zijn tussenkomst tot God naderen, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten (Hebr 7, 24-25).

Christus, de Christus die is verrezen, is onze metgezel, onze vriend. Hij is een metgezel die alleen als in een schaduw zichtbaar is, maar wiens werkelijkheid ons hele leven vult en ons doet verlangen definitief bij Hem te zijn. De Geest en de Bruid zeggen:“Kom!” Laat wie het hoort, zeggen:“Kom!” Wie dorst heeft kome. Wie wil, neme het water des levens, om niet (…). Hij die dit alles waarborgt, spreekt: “Ja, Ik kom spoedig.”Amen. Kom, Heer Jezus! (Apok 22, 17 en 20).

Met de beschrijving van de gebeurtenissen op die pinksterdag toen de heilige Geest in de gedaante van vurige tongen op de leerlingen van onze Heer neerdaalde, laten de Handelingen van de apostelen ons aanwezig zijn bij de grote manifestatie van Gods macht waarmee de Kerk haar weg onder de volkeren is begonnen. Met goddelijke schittering werd de overwinning van Christus over de dood en de zonde geopenbaard, die Hij door zijn gehoorzaamheid, zijn kruisoffer en zijn verrijzenis verworven had.

De leerlingen die getuigen waren geweest van de heerlijkheid van de verrijzenis, ervaren nu de kracht van de heilige Geest en hun verstand en hun hart openden zich voor een nieuw licht. Ze waren Christus gevolgd en hadden zijn leer in geloof aanvaard, maar ze konden niet altijd tot de diepe betekenis ervan doordringen. De komst van de Geest der waarheid was nodig om de volle waarheid te kunnen begrijpen (zie Joh 16, 12-13). Ze wisten dat ze alleen bij Jezus woorden van eeuwig leven konden vinden en ze waren bereid Hem te volgen en hun leven voor Hem te geven. Maar ze waren zwak, en toen het uur van de beproeving kwam vluchtten zij en lieten ze Hem alleen. Op de dag van Pinksteren was dat allemaal voorbij: de heilige Geest, de Geest van sterkte, maakt hen standvastig, zeker en moedig. In de straten en op de pleinen van Jeruzalem hoort men de moedige en meeslepende woorden van de apostelen.

De mannen en vrouwen die in die dagen de stad bevolken en die uit verschillende streken afkomstig waren, horen verbaasd toe. Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden (Hand 2, 9-11). De wonderen die ze voor hun ogen zien gebeuren, wekken hun belangstelling voor de prediking van de apostelen. De heilige Geest, die in de leerlingen van de Heer werkzaam is, raakt hun hart en brengt hen tot het geloof.

De heilige Lucas vertelt dat na de getuigenis van de heilige Petrus over de verrijzenis van Christus, velen naar hem toe kwamen met de vraag: Wat moeten we doen, mannen broeders? En de apostel antwoordt: Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de heilige Geest ontvangen. En de gewijde tekst eindigt met de mededeling dat er die dag ongeveer drieduizend mensen in de Kerk werden opgenomen (zie Hand 2, 37-41).

De plechtige komst van de heilige Geest op die pinksterdag was geen losstaande gebeurtenis. Er is bijna geen bladzijde in de Handelingen van de apostelen waar niet over Hem en zijn werking wordt gesproken, waarmee Hij het leven en het handelen van de vroegste christelijke gemeenschap begeleidt en bezielt. Hij inspireert de prediking van de heilige Petrus,[Zie Hand 4, 8) sterkt de leerlingen in het geloof (zie Hand 4, 31). Hij bezegelt met zijn aanwezigheid de oproep die tot de heidenen wordt gericht,[Zie Hand 10, 44-47). Hij stuurt Saulus en Barnabas naar verre landen om nieuwe wegen te openen voor de leer van Jezus (zie Hand 13, 2-4). In één woord: alles wordt door zijn aanwezigheid en zijn handelen beheerst.