Lijst van punten

Er zijn 9 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → Christus die langskomt en roept.

Ik kan de dag niet uit mijn gedachten zetten waarop ik, al weer een hele tijd geleden, een bezoek bracht aan de kathedraal van Valencia om te bidden, en langs het graf van de eerbiedwaardige Ridaura kwam. Mij werd toen verteld, dat die priester, toen hij al heel oud was, op de vraag hoeveel jaar hij al leefde, in het Valenciaans antwoordde: ?poquets?, nog niet zo veel jaar, ?alleen de jaren die ik gebruikte om God te dienen? Velen onder u kunnen nog op de vingers van één hand de jaren tellen die verstreken zijn, sinds zij besloten de vertrouwelijke omgang met God te zoeken, besloten Hem te midden van de wereld te dienen, in hun eigen omgeving en in de uitoefening van hun beroep of vak. Maar dat is alleen maar een detail zonder belang. Wat daarentegen werkelijk meetelt, is dat we met brandijzers deze zekerheid in onze ziel branden: de oproep tot heiligheid die Christus tot alle mensen zonder uitzondering richt, eist van ieder van ons dat hij zorg besteedt aan zijn innerlijk leven en dat hij dagelijks de christelijke deugden beoefent. En dat moet niet zomaar of middelmatig gebeuren. Zelfs niet uitmuntend. We moeten ons er als helden toe zetten in de sterkste en ondubbelzinnigste betekenis van dat woord.

Het doel dat ik u voor ogen stel, of nauwkeuriger gezegd, dat God iedereen voorhoudt, is geen luchtspiegeling of onbereikbaar ideaal. Ik zou u het relaas van heel wat concrete voorbeelden kunnen doen van doodgewone vrouwen en mannen zoals u en ik die een ontmoeting hadden met Jezus die quasi in occulto (Joh 7, 10), onopvallend voorbijgaat, blijkbaar langs de allergewoonste kruispunten, en die besloten hebben Hem te volgen, waarbij ze met liefde het Kruis van elke dag omhelsden (vgl. Mat 16, 24). Actueler dan ooit is volgens mij in onze tijd van algemene ontwrichting, van toegevendheid en moedeloosheid, van losbandigheid en anarchie, deze eenvoudige en diepe overtuiging die ik vanaf het begin van mijn priesterlijk werk en sindsdien zonder onderbreking de hele mensheid ten koste van alles heb willen laten weten: “deze wereldcrises zijn evenzovele vragen naar heiligen”.

Het innerlijk leven: dat is een eis die noodzakelijk hoort bij de oproep die de Meester in de ziel van iedere mens heeft laten klinken. Wij zijn het aan onszelf verplicht heilig te zijn 'tot in de allerlaatste hoofdhaar', om eens een uitdrukking van mijn land te gebruiken; echte, authentieke christenen die heilig verklaard zullen kunnen worden. Zo niet, dan zullen we als leerlingen van de enige Meester mislukken. Bedenk ook dat God, door zich met ons bezig te houden en ons met zijn genade te begunstigen, zodat we kunnen vechten om te midden van de wereld de heiligheid te bereiken, ons verplicht tot apostolaat. Begrijp, dat zelfs vanuit menselijk standpunt de voortdurende zorg voor de zielen geheel vanzelfsprekend uit deze keuze voortvloeit, zoals een van de Kerkvaders het uitdrukt: “wanneer u ontdekt dat iets voordeel brengt, zult u immers proberen anderen erin te betrekken. U moet dus wensen, dat anderen u langs de wegen van de Heer begeleiden. Als u op weg naar het forum of de baden iemand tegenkomt die niets te doen heeft, dan vraagt u hem met u mee te gaan. Pas die aardse gewoonte ook op het geestelijke toe en ga, als u naar God gaat, niet alleen” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 6, 6 (PL 76, 1098)).

Als we onze tijd niet zinloos willen verspillen —en ons niet willen verschuilen achter de smoes van buiten ons liggende problemen in onze directe omgeving, problemen waaraan sinds het begin van het christendom nooit gebrek is geweest—, dan moeten we goed in gedachten houden dat Christus heeft gewild dat het nuttig effect van onze inspanningen om mensen uit onze omgeving tot Hem te brengen, gewoonlijk bepaald wordt door ons innerlijk leven. Jezus heeft heiligheid als voorwaarde gesteld. Door Christus is het zó ingericht, dat apostolaat zonder heiligheid geen nuttig resultaat oplevert; of beter gezegd: zonder ons in te spannen trouw te zijn, want hier op aarde zullen we nooit heilig zijn. Dat lijkt ongeloofwaardig, maar God en de mensen verwachten, dat we trouw zijn zonder dat er water in de wijn gedaan wordt en zonder dat er iets verbloemd wordt; met een trouw die zonder middelmatigheid of concessies in de volheid van een christelijke roeping met ijver wordt gevolgd en in praktijk gebracht.

In de boot met Christus

Net als Onze Heer spreek ik graag over boten en visnetten, opdat wij allemaal door die evangelische beelden tot kordate en vastberaden besluiten komen. De heilige Lucas vertelt hoe vissers op de oever van het meer van Gennésaret hun netten aan het spoelen en het boeten waren. Jezus komt naar de boten die op het land getrokken waren en stapte in een ervan, in die van Simon. Met welke natuurlijkheid stapt Hij in de boot van ieder van ons! 'Om het ons lastig te maken' klaagt men hier wel. De Heer heeft onze weg gekruist …de weg van u en die van mij… om het ons 'lastig' te maken, op een fijngevoelige en liefdevolle manier.

Nadat Hij in de boot van Petrus gepreekt heeft, wendt Hij zich tot de vissers: duc in altum, et laxate retia vestra in capturam! (Luc 5, 4), steek nu verder van wal en werp uw netten uit voor de vangst! Vol vertrouwen in het woord van Christus gehoorzamen ze en halen ze die wonderbare visvangst binnen. Hij kijkt Petrus, die er net als Jacobus en Johannes niet van terug heeft, aan en legt hem uit: Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen. Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen (Luc 5, 10-11).

Uw boot —uw talenten, verlangens, successen— is niets waard, tenzij u die aan Jezus Christus ter beschikking stelt, tenzij u Hem toestaat vrij aan boord te komen en u van uw boot geen afgod maakt. En u daar, in uw bootje, als u het probeert te redden zonder de Meester, koerst u recht op een schipbreuk aan, vanuit bovennatuurlijk standpunt gezien wel te verstaan. Alleen als u de aanwezigheid en leiding van de Heer aanvaardt en zoekt, zult u beschut zijn tegen de stormen en tegenslagen van het leven. Leg alles in de handen van God: zorg dat uw gedachten —de geslaagde ondernemingen die u in uw verbeelding beleeft, uw edele menselijke verlangens, uw zuivere liefdes— hun weg naar het hart van Christus vinden. Anders zullen ze, vroeg of laat, met uw egoïsme zinken als een baksteen.

Als u ermee instemt, dat God het bevel voert over uw schip, dat Hij de koers bepaalt, wat een zekerheid! … zelfs als het schijnt dat Hij er niet bij is, dat Hij blijft slapen, dat Hij zich om ons geen zorgen maakt, en de storm in het midden van de diepste duisternis opsteekt. De heilige Marcus doet het relaas van de Apostelen die zich in ongeveer dezelfde omstandigheden bevonden. Toen Jezus zag, dat zij zich aftobden om vooruit te komen —de wind zat hun tegen— kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake te voet over het meer naar hen toe… Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet. Hij klom bij hen in de boot en de wind bedaarde (Mar 6, 48 en 50-51).

Kinderen, er gebeuren zoveel dingen op aarde! Ik zou kunnen spreken over inspanning, lijden, slechte behandeling, martelingen —ik meen elke letter— over de heldenmoed van velen. In onze ogen en in ons verstand lijkt het soms dat Christus slaapt, dat Hij ons niet hoort; maar de heilige Lucas vertelt ons hoe Hij zich bekommert om de zijnen: en onder het varen viel Hij in slaap. Toen een hevige stormbui op het meer losbarstte, maakte het schip water en ze verkeerden in nood. Ze liepen dan ook naar Hem toe en maakten Hem wakker met de uitroep: Meester, Meester, wij vergaan! Hij stond op, richtte zich met een dwingend woord tot de wind en het woeste water; ze bedaarden en het werd stil. En hij sprak tot hen: Waar is uw geloof? (Luc 8, 23-25).

Als wij ons geven, geeft Hij zich geheel en al aan ons. Wij moeten een volstrekt vertrouwen in de Meester hebben, wij moeten ons lot in zijn handen leggen, zonder krenterigheid. We moeten Hem door onze daden laten zien, dat de boot van Hem is, dat Hij naar eigen goeddunken mag beschikken over alles wat van ons is.

Tot slot: met de voorspraak van de Heilige Maria maken wij de voornemens om met geloof te leven; vol hoop te volharden; aan Christus toegewijd te blijven; Hem echt, echt, echt te beminnen; ons avontuur der liefde van begin tot eind te beleven en te genieten, want wij zijn verliefd op God; Christus als Meester en Heer aan boord van ons arme bootje te laten, Hem bezit te doen nemen van onze ziel; Hem oprecht te tonen, dat we ons best doen altijd, dag en nacht, in zijn tegenwoordigheid te blijven omdat Hij ons tot het geloof geroepen heeft: ecce ego quia vocasti me! (1 Sam 3, 8), hier ben ik. U hebt mij geroepen. En wij komen naar zijn schaapsstal, gelokt door zijn stem en het fluitje van de Goede Herder, zeker als we ervan zijn het tijdelijk en eeuwig geluk alleen maar in zijn beschutting te vinden.

Hij gaat naar de vijgeboom. Hij komt u en mij tegemoet. Christus, die hongert en dorst naar zielen. Hij riep vanaf het Kruis: Sitio (Joh 19, 28), Ik heb dorst. Dorst naar ons, naar onze liefde, en naar al die zielen die we naar Hem moeten brengen langs de weg van het Kruis: de weg naar de onsterfelijkheid en de heerlijkheid van de Hemel.

Hij ging naar de vijgeboom, maar vond er niets dan bladeren aan (Mat 21, 19). Triest! Maar is het met ons leven anders gesteld? Is het niet zo —triest genoeg— dat we te kort schieten in geloof, in het weerspiegelen van de nederigheid, dat er geen offers, geen daden te zien zijn? Dat alleen de buitenkant christelijk is en dat er geen vruchten zijn? Vreselijk, want dan luidt Christus' bevel: In eeuwigheid zult gij geen vrucht meer dragen. Op slag verdorde de vijgeboom (Ibidem). Als we bedroefd worden door dit Schriftfragment moet het tegelijkertijd voor ons een aansporing zijn ons geloof te verlevendigen, te leven volgens het geloof, zodat we Christus vruchten te bieden hebben.

Laten we onszelf niets wijsmaken. Onze Heer is nooit afhankelijk van onze menselijke prestaties. Het meest ambitieuze wat we ondernemen, is in zijn ogen slechts kinderspel. Hij is op zoek naar zielen, naar liefde. Hij wil dat alle mensen tot Hem komen om voor eeuwig de vreugde van zijn Rijk te genieten. Op aarde moeten we hard werken en goed werken, want juist het gewone werk moet geheiligd worden. Maar laten we nooit vergeten dat alles wat we doen voor God is. Als we het voor onszelf zouden doen, uit hoogmoed, zouden we alleen maar dorre bladeren voortbrengen. En God noch de mensen zouden aan zo'n lommerrijke boom ook maar de minste rijpe vrucht vinden.

Wat verandert er dan wel? De ziel ziet —omdat Christus daar binnenkomt, zoals Hij in de boot van Petrus stapt— nieuwe horizonten opengaan, weidser, een grotere zucht naar dienstbaarheid, en een onweerstaanbaar verlangen om alle schepsels de magnalia Dei (Hand 2, 11) te verkondigen, de grote werken die de Heer verwezenlijkt, als wij het laten gebeuren. Ik kan niet voor me houden, dat de 'beroepsarbeid' van de priester, om het maar eens zo te noemen, een 'goddelijke en openbare bediening' is, die al zijn activiteiten beslaat en zo veeleisend is, dat in het algemeen de priester, die tijd voor niet strikt priesterlijk werk overheeft, er zeker van kan zijn dat hij zijn taak als priester niet goed vervult.

Er waren bijeen: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: Ik ga vissen. Zij antwoordden: Dan gaan wij mee. Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand (Joh 21, 2­4).

Hij ging langs zijn apostelen, langs die zielen die zich aan Hem gegeven hadden: en ze waren zich er niet van bewust. Hoe vaak is Christus niet alleen vlak bij ons, maar zelfs in ons! En het leven dat we leiden is zo menselijk! Christus is vlak bij, maar van zijn kinderen krijgt hij geen blik vol genegenheid, geen woord van liefde, geen nauwgezette arbeid.

De Allerheiligste Mensheid van Christus

Hoe kunnen wij die obstakels overwinnen? Hoe slagen wij er in standvastiger te worden in die beslissing die ons wel erg veel moeite lijkt te gaan kosten? Door het voorbeeld van de allerheiligste Maagd en onze Moeder tot bron van inspiratie te nemen: een prachtige, brede weg die ons noodzakelijkerwijs naar Christus voert.

Om dichter tot God te naderen moeten wij de juiste weg nemen en dat is de Allerheiligste Mensheid van Christus. Daarom raad ik altijd aan boeken te lezen over het lijden en sterven van onze Heer. Deze teksten vol oprechte vroomheid brengen ons de Zoon van God voor de geest, Mens zoals wij en werkelijk God, die liefheeft en naar het vlees lijdt voor de Verlossing van de wereld.

Beschouwt u eens een van de devoties die het diepst geworteld zijn in het christenvolk, het bidden van de rozenkrans. De Kerk spoort ons aan de geheimen ervan te overwegen, opdat door de blijdschap, de droefenis en de glorie van de heilige Maria in ons hoofd en in onze verbeelding het verbluffende voorbeeld ingeprent wordt van de Heer tijdens zijn dertig jaar verborgen leven, zijn drie jaar verkondiging, zijn smartelijk Lijden en zijn glorievolle Verrijzenis.

Christus volgen: dat is het geheim. Hem van zo nabij vergezellen, dat wij met Hem leven als de twaalf eersten; van zo nabij, dat wij ons met Hem vereenzelvigen. Laten wij niet langer dralen en, als wij de genade niets in de weg gelegd hebben, vaststellen dat wij bekleed zijn met de Heer Jezus Christus (vgl. Rom 13, 14). Ons gedrag geeft als een spiegel het beeld van de Heer weer. Als die spiegel deugdelijk is, zal hij het allerbeminnelijkste beeld van onze Verlosser weergeven zonder dit te misvormen, zonder lelijke trekken. De anderen zullen dan de mogelijkheid hebben Hem te bewonderen en te volgen.

In deze poging zich met Christus te vereenzelvigen heb ik altijd vier trappen onderscheiden: Hem zoeken; Hem vinden; met Hem omgaan; Hem beminnen. U zult misschien denken, dat u nog in de eerste fase bent. Zoek Hem vol honger, zoek Hem uit alle macht in uzelf. Als u met die inzet aan de slag bent gegaan, durf ik u te verzekeren, dat u Hem al ontmoet hebt en dat u al begonnen bent met Hem om te gaan en Hem te beminnen en dat u uw gesprek in de hemel voert (vgl. Fil 3, 20).

Ik smeek de Heer, dat wij zullen besluiten in onze ziel de enige edele ambitie te koesteren, de enige die de moeite waard is: een leven leiden naast Jezus zoals zijn gezegende Moeder en de heilige Patriarch deden, vol ijver, zelfverloochening, zonder iets te verwaarlozen. Wij zullen deel hebben in het geluk van de vriendschap met God —met een ingetogenheid die verenigbaar is met onze beroeps- en burgerplichten— en Hem danken voor de fijngevoeligheid en duidelijkheid waarmee Hij ons leert de Wil van onze Vader die in de hemel woont, te volbrengen.