Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → kruis en verrijzenis.

De weg van de christen

Wat is het onderricht van Christus makkelijk te begrijpen. Nemen we —zoals gewoonlijk— een stuk uit het Nieuwe Testament; in dit geval het elfde hoofdstuk van de heilige Matteüs: leer van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart (Mat 11, 29). Vat u het? Van Hem, van Jezus, ons enige voorbeeld moeten we leren. Als u vooruit wilt zonder struikelen of afdwalen, hoeft u alleen maar te gaan waar hij ging, uw zolen op de afdruk van zijn voeten te zetten, door te dringen in zijn nederig en geduldig hart, te drinken aan de bron van zijn geboden en genegenheid. Kortom, vereenzelvig u met Christus, zorg dat u uzelf werkelijk in een andere Christus verandert tussen uw broers en zussen, de mensen.

Opdat niemand zich moge vergissen, lezen we nog een andere plaats bij de heilige Matteüs. In hoofdstuk zestien verduidelijkt de Heer nog een keer zijn leer: Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen (Mat 16, 24). De weg van God is de weg van afzien, versterving, overgave, maar niet van verdriet of lafheid.

Kijk nog eens naar het voorbeeld van Christus, vanaf de kribbe van Betlehem tot aan de troon van Calvarië. Denk aan zijn opoffering, zijn ontberingen: honger, dorst, vermoeidheid, hitte, slaap, mishandeling, wanbegrip, tranen… (vgl. Mat 4, 1­11; Mat 8, 20; Mat 8, 24; Mat 12, 1; Mat 21, 18­19; Luc 2, 6­7; Luc 4, 16­30; Luc 11, 53­54; Joh 4, 6;) en zijn vreugde om de hele mensheid te redden. Ik zou graag hebben dat u nu diep in uw ziel en in uw hart grift —opdat u er heel vaak aan zult denken en er ook praktische consequenties aan zult verbinden— wat de heilige Paulus samenvat in zijn oproep aan de Efeziërs om zonder aarzelen het voetspoor van de Heer te volgen: Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past. Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus, die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer met een allerzoetste geur (Ef 5, 1­2).

Met het doel voor ogen

Ik herinner u nu aan deze forse waarheden om u te vragen aandachtig te onderzoeken wat de beweegredenen zijn van uw gedrag, met het doel recht te zetten wat rechtgezet moet worden door alles te richten op het dienen van God en van onze broers en zussen, de mensen. Denk eraan dat de Heer ons van dichtbij voorbijgegaan is en naar ons gekeken heeft met genegenheid en ons uitverkoren heeft tot een heilige roeping, niet op grond van onze werken, maar door zijn eigen voorbeschikking en genade die ons van alle eeuwigheid verleend is in Jezus Christus (2 Tim 1, 9).

Zuiver uw bedoeling, doe alles uit liefde tot God door met animo het kruis van elke dag te omhelzen. Duizenden keren heb ik het herhaald, want ik denk dat deze ideeën in de harten van de christenen gegrift moeten worden: als wij ons niet meer beperken tot het accepteren van tegenspoed, lichamelijk of geestelijk lijden, maar het daarentegen liefhebben en het aan God offeren ter voldoening van onze persoonlijke zonden en van de zonden van alle mensen, dan verzeker ik u dat deze smart ons niet meer bedroefd maakt.

Er wordt dan niet zomaar een kruis gedragen, men ontdekt het Kruis van Christus en daarbij de troost te bemerken dat de Verlosser de last ervan draagt. Wij helpen mee, zoals Simon van Cyrene die van het werk op zijn land kwam en aan verdiende rust dacht, en toen gedwongen werd zijn schouders te lenen om Jezus te helpen (vgl. Mar 15, 21). Vrijwillig de Cyreneër van Christus te zijn, van zo dichtbij zijn lijdende Mensheid, ontdaan van alle waardigheid, te begeleiden, is voor een verliefde ziel geen tegenslag, maar brengt hem de zekerheid van de nabijheid van God die ons zegent met deze uitverkiezing.

Met grote regelmaat hebben niet weinig mensen mij met verbazing gesproken over de blijdschap die —dank zij God— mijn kinderen in het Opus Dei hebben en die zo aanstekelijk is. Voor dit klaarblijkelijke feit geef ik altijd dezelfde verklaring, want ik ken geen andere: het fundament van hun geluk bestaat erin geen angst te hebben voor het leven en ook niet voor de dood; in het zich niet laten ontmoedigen door tegenspoed; in de dagelijkse poging te leven in een geest van offervaardigheid, altijd bereid —ondanks persoonlijke kleinheid en zwakte— zichzelf te verloochenen om de christelijke weg voor hun medemensen gemakkelijker en aantrekkelijker te maken.

Richt opnieuw uw blik op uw leven en vraag vergeving voor deze kleinigheid en voor die andere die onmiddellijk door de ogen van het geweten worden waargenomen; voor het verkeerde gebruik dat u van uw tong hebt gemaakt; voor die gedachten die voortdurend om uzelf draaien; voor de instemming met die kritische geest die u op een stomme wijze bezighoudt en voor u een voortdurende bron van onrust en bezorgdheid vormt… Wat zoudt u veel gelukkiger kunnen zijn. De Heer wil dat we blij zijn, dronken van vreugde, dat wij dezelfde wegen van geluk bewandelen die Hij heeft afgelegd. Wij voelen ons alleen ongelukkig, als we hardnekkig van de weg afdwalen en ons begeven op het pad van het egoïsme en de zinnelijke begeerte; of, wat veel erger is, als we dat van de schijnheiligen inslaan.

De christen zal zich in al zijn werken echt, waarachtig en eerlijk betonen. Zijn houding zal een afstraling zijn van een bepaalde geest, de geest van Christus. Als op iemand in deze wereld de plicht rust een consequente houding en gedrag te tonen, dan is het op de christen, want hij heeft deze gave in bewaring gekregen om vrucht te doen dragen (vgl. Luc 19, 13): de waarheid die bevrijdt, die redt (vgl. Joh 8, 32). Vader, zult u me vragen, hoe bereik ik die eerlijkheid van leven? Jezus Christus heeft aan zijn Kerk alle noodzakelijke middelen nagelaten: Hij heeft ons geleerd te bidden, omgang te hebben met onze hemelse Vader; Hij heeft ons zijn Geest gezonden, de Grote Onbekende, die werkzaam is in onze ziel; Hij heeft ons die zichtbare tekenen van de genade gelaten, de sacramenten. Gebruik die. Verhevig uw godsvruchtige gewoonten. Bid elke dag. En haal nooit uw schouders weg bij de zoete last van het Kruis van de Heer.

Jezus zelf heeft u gevraagd Hem te volgen als een goed leerling, met de bedoeling dat u uw doortocht over deze wereld aflegt met het zaaien van vrede en blijdschap die de wereld niet geven kan. Daartoe —ik blijf het zeggen— moeten we op weg gaan zonder angst voor het leven en zonder angst voor de dood, zonder tot elke prijs het lijden te ontvluchten dat voor een christen altijd een middel tot loutering en een gelegenheid zijn broeders en zusters waarachtig lief te hebben is, door gebruik te maken van de duizend en een omstandigheden van het gewone dagelijkse leven.

De tijd is verstreken. Ik moet nu komen tot het laatste punt van deze overdenkingen, waarmee ik uw ziel heb willen bereiken, opdat u reageert met het maken van een paar voornemens, niet veel, maar duidelijk bepaald. Denk er aan, dat God wil dat u blij bent en dat u —als u van uw kant doet wat u kunt— gelukkig, gelukkiger, allergelukkigst zult zijn, ook al zal het Kruis nooit van u wijken. Maar dat Kruis is geen schavot meer, maar de troon van waaraf Christus heerst. Met aan zijn zijde zijn Moeder, die ook onze Moeder is. De heilige Maagd zal u de kracht verlenen die nodig is om vastbesloten in het voetspoor van haar Zoon te treden.

Meng u vaak onder de personen van het Nieuwe Testament. Geniet met volle teugen van die roerende taferelen waarin de Meester met goddelijke en menselijke gebaren handelt, of met menselijke en goddelijke wendingen het prachtige verhaal van de vergeving vertelt, het verhaal van zijn ononderbroken Liefde voor zijn kinderen. Deze flitsen van de hemel kunnen wij ook nu zien, op het huidige moment, in de eeuwigheid van het evangelie: de goddelijke bescherming wordt tastbaar, waarneembaar, men zou niet beter kunnen stellen dan dat zij met de handen aangeraakt wordt. Een steun die aan kracht wint, wanneer wij vooruitgaan ondanks ons struikelen, wanneer wij beginnen en opnieuw beginnen. Dat is innerlijk leven, geleefd met de hoop op God.

Zonder dit verlangen de innerlijke en uitwendige hindernissen te overwinnen, zal ons geen beloning gegeven worden. Een atleet zal geen prijs winnen, als hij er niet werkelijk voor strijdt (2 Tim 2, 5), “en een wedstrijd is geen echte wedstrijd, als er geen tegenstander is om tegen te strijden. Dus, als er geen tegenstander is, is er geen lauwerkrans, want er kan geen overwinnaar zijn als er geen overwonnene is” (H. Gregorius van Nissa, De perfecta christiani forma (PG 46, 286)).

In plaats van ons te ontmoedigen zal tegenspoed ons juist dienen als prikkel om te groeien als gelovigen: in deze strijd worden wij geheiligd en onze inspanningen in het apostolaat zullen meer succes hebben. Bij het overwegen van die momenten, waarin Christus —in de Hof van Olijven en later in de verlatenheid en de hoon van het Kruis— de Wil van de Vader aanvaardt en omhelst, terwijl Hij de onvoorstelbare last van het lijden voelt, zullen wij overtuigd raken, dat om Christus na te volgen en een goede leerling van Hem te zijn, het een vereiste is zijn raad aan te nemen: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen (Mat 16, 24). Om die reden vraag ik graag voor mijzelf: Heer, geen dag zonder kruis! Zo zal ons karakter, met hulp van de goddelijke genade, gesterkt worden en zullen wij onze God tot steun dienen, ondanks onze persoonlijke ellende.

Het is toch duidelijk: als u bij het slaan van een spijker in de muur geen weerstand ondervindt, kunt u er niets aan ophangen. Als wij ons, met goddelijke hulp en door middel van het offer, niet harden, zullen wij nooit de status van werktuigen van God bereiken. Als wij daarentegen besluiten tegenspoed uit liefde tot God met blijdschap te benutten, zal het ons geen moeite kosten tegenover wat moeilijk, onaangenaam, hard en ongemakkelijk is, samen met de apostelen Jacobus en Johannes uit te roepen: Wij kunnen het (Mar 10, 39).

De blik op de hemel gericht

Moge onze hoop groeien, zodat wij gesterkt worden in het geloof dat een vaste grond is van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen (Heb 11, 1). Mogen wij groeien in deze deugd en dus de Heer smeken dat Hij zijn Liefde in ons vermeerdert. Immers, alleen hij wordt echt vertrouwd, die met alle kracht bemint. En het is de moeite waard de Heer te beminnen. U zult wel, net als ik, ervaren hebben dat wie verliefd is, zich zonder meer aan de ander overgeeft, in een prachtig klinkende harmonie van harten die kloppen in eenzelfde verlangen. Hoe zal dan de Liefde van God wel niet zijn? Weet u niet, dat Christus voor ieder van ons gestorven is? Ja, omwille van dat arme, kleine hart van ons werd het verlossende kruisoffer van Jezus volbracht.

De Heer spreekt ons vaak over de beloning die Hij met zijn dood en verrijzenis verdiend heeft. Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik dan ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben (Joh 14, 2­3). De hemel is het doel van ons aards levenspad. Jezus is ons voorgegaan en wacht daar onze komst af, in gezelschap van Maria en Jozef —die ik zozeer vereer—, van de engelen en de heiligen.

Er is nooit gebrek geweest aan ketters —ook niet in de apostolische tijd— die het erop gemunt hadden gelovigen de hoop te ontnemen. En als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgestaan, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens… (1 Kor 15, 12­14). De goddelijkheid van onze weg —Jezus, weg, waarheid en leven (vgl. Joh 14, 6)— staat er borg voor dat deze leidt naar het eeuwig geluk, als wij ons niet van Hem afzonderen.

Vergeet dan echter niet, dat het samenzijn met Christus, zeker wil zeggen, dat we zijn kruis tegenkomen. Als wij onszelf in Gods hand stellen, laat Hij ons regelmatig zorgen, eenzaamheid, tegenstand, laster, smaad en hoongelach ondergaan, zowel innerlijk als uiterlijk. Dat is omdat Hij ons wil vormen naar zijn beeld en gelijkenis. Hij laat zelfs toe, dat we dwazen genoemd worden en voor gek worden aangezien.

Dat is het moment om de passieve versterving te omhelzen die —misschien verdoken, of juist zonder masker en onbeschaamd— komt, als wij haar het minst verwachten. Het kan voorkomen dat schapen gewond raken door de stenen die bedoeld waren voor de wolven: wie Christus volgt, zal aan den lijve ervaren dat de mensen die van hem zouden moeten houden, tegenover hem een gedrag vertonen dat gaat van wantrouwen tot vijandigheid, van argwaan tot haat. Zij bekijken hem met achterdocht, alsof zij te doen hebben met een leugenaar, want zij geloven niet dat je een persoonlijke verhouding met God, een innerlijk leven, kunt hebben. Tegenover de atheïst en de onverschillige daarentegen, die gewoonlijk weerspannig en schaamteloos zijn, zijn ze vol vriendelijkheid en begrip.

De Heer laat misschien toe, dat zijn leerling zich aangevallen ziet met het wapen dat nooit eervol is voor wie het ter hand neemt, het wapen van de persoonlijke beledigingen; of een aanval met gemeenplaatsen die de tendentieuze en misdadige vrucht zijn van een massieve en leugenachtige campagne. Niet iedereen is immers begiftigd met goede smaak en niet iedereen weet maat te houden.

Het is niet te verwonderen dat zij die een wankelmoedige theologie en een lakse en ongebreidelde moraal aanhangen, zij die volgens de eigen grillen een twijfelachtige liturgie vieren met een 'hippiediscipline' en onder onverantwoorde- lijke leiding, zich afzetten met heftige jaloezie, verdachtmakingen, valse aanklachten, beledigingen, mishandelingen, vernederingen, lasterpraatjes en kwellingen van allerlei soort tegen diegene die alleen maar van Jezus Christus spreken.

Zo beitelt Jezus de zielen van de zijnen zonder na te laten hun innerlijk rust en vreugde te verschaffen. Zij weten immers, dat de duivels —met honderd leugens tegelijk— niet in staat zijn een waarheid te creëren. Hij grift in hun levens de overtuiging, dat zij zich alleen op hun gemak zullen voelen als zij besluiten het gemak niet meer te zoeken.