Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → voorbeeld van gebed.

Laten we de ogen opslaan naar Christus. Hij is ons voorbeeld, de spiegel waarin we onszelf moeten bekijken. Hoe gedraagt Hij zich, ook uiterlijk, bij belangrijke gebeurtenissen? Wat zegt het heilig evangelie over Hem? De gewoonte van Christus zich eerst tot de Vader te wenden voordat Hij grote wonderen doet, ontroert me. Net zoals het voorbeeld dat Hij ons geeft wanneer Hij zich voor het begin van zijn openbaar leven veertig dagen en veertig nachten in de woestijn terugtrekt om te bidden (vgl. Mat 4, 2).

Het is van belang —neem me niet kwalijk dat ik erop blijf hameren— dat wij onze ogen gericht houden op de voetsporen van de Messias, want Hij is gekomen om ons de weg te wijzen die naar de Vader voert. Samen met Hem zullen we ontdekken hoe we een bovennatuurlijke dimensie kunnen geven aan activiteiten die naar de schijn juist heel onbeduidend zijn. We zullen leren in elk moment van ons leven de eeuwigheid te laten doorklinken. En met een grotere diepgang zullen we begrijpen, dat het schepsel die ogenblikken van intiem gesprek met God nodig heeft: om iets tegen Hem te zeggen, Hem aan te roepen, Hem te loven, om uit te barsten in dankbetuigingen, om naar Hem te luisteren of eenvoudigweg om bij Hem te zijn.

Heel wat jaren geleden alweer dacht ik na over deze wijze van optreden van de Heer en toen kwam ik tot de conclusie dat apostolaat, welk apostolaat dan ook, niets anders is dan het overstromen van het innerlijk leven. Om die reden komt mij de passage, waarin sprake is van Christus' besluit zijn eerste twaalf leerlingen voor altijd uit te verkiezen, me tegelijkertijd zo natuurlijk en zo bovennatuurlijk voor. Sint Lucas doet verslag, dat Hij tevoren de hele nacht doorbracht met bidden (Luc 6, 12). Let ook op Hem in Bethanië, als Hij zich voorbereidt op de opwekking van Lazarus. Eerst beweent Hij zijn vriend. Dan slaat Hij de ogen op naar de hemel en roept: Vader, ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt (Joh 11, 41). Dit is, wat Hij ons nauwkeurig onderricht: als we anderen willen helpen, als we eerlijk van plan zijn hen ertoe te brengen de echte zin van hun aardse bestemming te ontdekken, is het noodzakelijk dat we steunen op het gebed.

De taferelen waarin Christus tot zijn Vader spreekt, zijn zo talrijk, dat het niet mogelijk is bij allemaal stil te staan. Maar we mogen, lijkt me, niet voorbijgaan aan de uren, de zo intense uren die voorafgaan aan zijn Lijden en Sterven, de uren waarin Hij zich voorbereidt op het voltrekken van het Offer waardoor wij verzoend zullen worden met de goddelijke liefde. In de intimiteit van het Cenakel loopt zijn hart over. Hij richt zich in een smeekgebed tot de Vader. Hij kondigt de komst van de Heilige Geest aan. Hij spoort de zijnen aan tot een niet aflatende ijver in liefde en geloof.

Deze gloedvolle overpeinzing van de Verlosser vindt haar voortzetting in Getsemane als Hij voelt dat zijn lijden vol vernederingen en smarten ophanden is; met dat harde Kruis —het schandhout van de boosdoeners— waarnaar Hij zo vurig verlangde. Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan (Luc 22, 42). En Hij bidt verder: Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede (Ibidem). Later, als Hij aan het kruishout genageld is, alleen, de armen gespreid, met het gebaar van de eeuwige priester, is het nog steeds hetzelfde gesprek met zijn Vader: in uw handen beveel ik mijn geest (Luc 23, 46).