Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → de christen, een tweede Christus.

U denkt misschien, dat ik alleen maar over een uitgelezen gezelschap spreek. Laat u zich toch niet zo gemakkelijk door lafheid of gemakzucht van de wijs brengen. Laat iedereen daarentegen de goddelijke drang voelen om een andere Christus te zijn: ipse Christus, Christus zelf. Kortom, de drang om ons gedrag aan te passen aan de normen van het geloof. Want de heiligheid waarnaar wij moeten streven, is geen tweederangs heiligheid. Die bestaat trouwens niet. En de belangrijkste eis die aan ons gesteld wordt en die helemaal in overeenstemming is met onze natuur, is te beminnen: de liefde is de band der volmaaktheid (Kol 3, 14); naastenliefde die we moeten beoefenen volgens de expliciete geboden die de Heer Zelf heeft gesteld: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw verstand (Mat 22, 37), zonder iets voor onszelf te houden. Daarin bestaat heiligheid.

Jezus heeft Zichzelf overgeleverd tot een holocaust uit liefde. En u, leerling van Christus; u, uitverkoren kind van God; u, die vrijgekocht bent tegen de prijs van het Kruis; u moet bereid zijn niet toe te geven aan uw aardse verlangens. Daarom mogen we, noch u, noch ik, ons —wat de concrete omstandigheden ook zijn waarin we ons bevinden— niet egoïstisch, verburgerlijkt, gemakzuchtig, onnozel… —excu-seer me dat ik het zo onomwonden zeg— dwaas gedragen. “Als u verlangt naar de achting der mensen, naar aanzien en waardering, bent u van de weg afgedwaald… In de stad der heiligen zullen alleen binnengaan, uitrusten en heersen met de Koning voor de eeuwen der eeuwen wie de ruwe, steile en smalle weg van tegenspoed zijn gegaan” (Pseudo­Macarius, Homiliae, 12, 5 (PG 34, 559)).

Het is nodig dat u vrijwillig besluit uw kruis op te nemen. Zo niet, dan volgt u Christus na met de mond, maar ontkennen uw daden het. Dan zult u niet intiem met de Meester om kunnen gaan en Hem niet werkelijk kunnen beminnen. Het is van belang dat wij, christenen, overtuigd zijn van deze realiteit: wij vervolgen onze weg niet in Christus' nabijheid, tenzij wij in staat zijn spontaan afstand te doen van allerlei zaken waar onze grilligheid, ijdelheid, genotzucht, voordeel… naar haken. Er mag geen dag voorbijgaan zonder dat u die dag gekruid hebt met de pittigheid en het zout van de versterving. En zet nu eens die gedachte van u af, dat u dan ongelukkig zou zijn. Een mager geluk zal uw lot zijn, als u niet leert uzelf te overwinnen, als u zich laat platwalsen en overheersen door uw lusten en luimen in plaats van manmoedig uw kruis op te nemen.

Misschien hebben we tot nu toe niet de aandrift gevoeld Christus' schreden van zo dichtbij te volgen. Misschien hebben we ons niet gerealiseerd dat we onze kleine onthoudingen kunnen samenvoegen met zijn verlossend offer: voor onze zonden, voor de zonden van de mensen van alle tijden, voor dat verderfelijke werk van Lucifer die maar doorgaat tegen God in opstand te komen met zijn non serviam! Hoe durven wij zonder schijnheiligheid te roepen: ?Heer, ik lijd onder de beledigingen die uw allerbeminnelijkst Hart worden aangedaan?, als we niet tot het besluit komen af te zien van een kleinigheid, of een minuscuul offer te brengen om zijn Liefde te loven? Boete —echt eerherstel— brengt ons op de weg van overgave, van liefde. Overgave om genoegdoening te geven en liefde om anderen te helpen zoals Christus juist ons geholpen heeft.

Van nu af aan, maak haast, begin met beminnen. Liefde weerhoudt ons te klagen en tegen te spreken. Want met regelmaat worden we geconfronteerd met tegenspoed, natuurlijk; maar we zeuren, zodat we niet alleen de genade van God verspelen, maar het Hem ook onmogelijk maken ons in de toekomst nog iets te vragen. Hilarem enim datorem diligit Deus (2 Kor 9, 7), God heeft immers lief wie geeft met vreugde, met de spontaneïteit die vloeit uit een verliefd hart, zonder het vertoon van iemand wiens overgave een gunst is.

Om aan het gebed richting te geven maak ik er een gewoonte van —en misschien helpt het iemand van u ook— het meest geestelijke te materialiseren. Onze Heer heeft zich ook van deze methode bediend. Hij goot zijn onderricht vaak in de vorm van gelijkenissen die Hij aan zijn dagelijkse omgeving ontleende. De herder met zijn schapen, de wijnstok en de ranken, de boten en netten, het zaad dat door de zaaier uitgestrooid wordt…

Het Woord van God is in onze ziel gevallen. Wat voor soort grond hadden wij er voor klaar liggen? Zijn het vooral keien? Is hij bezaaid met doornstruiken? Misschien is de plek platgetreden door een teveel aan menselijke, benepen, kleingeestige stappen. Heer, laat mijn stukje grond goede, vruchtbare aarde zijn, vrij ontvankelijk voor regen en zon. Moge uw zaad er wortel schieten. Laat er rijpe aren en rijke oogst groeien.

Ik ben de wijnstok en gij de ranken (Joh 15, 5). September is aangebroken en de wijnstokken zitten vol lange, dunne, soepele en knoestige loten vol vruchten. Klaar voor de wijnoogst. Kijk eens naar de ranken die, gevoed met het sap uit de oude stam, vol vrucht zijn. Alleen zo konden de kleine knoppen van een paar maanden terug zich ontwikkelen tot een massa zoete en rijpe vruchten die een lust is voor het oog en het hart van de mens (vgl. Ps 104, 15). Misschien blijven er een paar twijgjes verspreid op de grond liggen of half eronder. Dat waren ook ranken, maar ze zijn uitgedroogd en hebben de augustuswarmte niet overleefd. Ze zijn een heel beeldend teken van onvruchtbaarheid. Want los van Mij kunt gij niets (Joh 15, 5).

De schat. Denkt u eens aan de onmetelijke vreugde van de geluksvogel die hem vindt. Daarmee komt er een eind aan armoe en zorgen. Hij verkoopt al wat hij bezit en koopt dat stuk land. Waar zijn schat is, daar is ook zijn hart (vgl. Mat 6, 21). Onze schat is Christus. Het moet ons geen moeite kosten alles overboord te zetten wat ons verhindert Hem te volgen. En de boot zal zonder deze nutteloze ballast rechtstreeks op de veilige haven van Gods Liefde afstevenen.

In het werkelijk bewonderen en beminnen van de Allerheiligste Mensheid van Jezus zullen wij een voor een zijn wonden ontdekken. En in die ogenblikken van lijdelijke loutering, moeizame harde momenten, met zoete en bittere tranen die wij trachten te verbergen, zullen wij ons genoopt voelen ons in elk van die allerheiligste wonden te nestelen: om ons te louteren, ons te verheugen in dat verlossende Bloed, ons te sterken. Als de duiven uit het Hooglied (vgl. Hoogl 2, 14), die bij de storm onderdak vinden in de rotsspleten, zullen wij onze toevlucht tot Hem nemen. Zijn wonden zullen onze wijkplaats zijn, daar zullen wij de intimiteit van Christus vinden. Wij zullen zien dat zijn wijze van spreken vredig is en zijn gelaat schoon (vgl. Ibidem). “Zij immers die weten dat zijn stem aangenaam en beminnelijk is, zij hebben de genade van het evangelie ontvangen, waardoor zij zeggen: Gij hebt woorden van eeuwig leven” (H. Gregorius van Nyssa, In Canticum Canticorum homiliae, 5 (PG 44, 879)).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift