Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → identificatie met Christus.

“Als de enkele aanwezigheid van een persoon van hoog aanzien, een eerbiedwaardig iemand, voldoende is voor de mensen die hem omringen om zich beter te gedragen, hoe is het dan mogelijk, dat de aanwezigheid van God —altijd en alom tegenwoordig, gekend met onze vermogens en met graagte bemind— ons niet beter doet spreken, denken en voelen?” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 450-451)). Inderdaad, als de werkelijkheid dat God ons ziet, diep in ons bewustzijn gegrift zou zijn en als we ons ervan rekenschap zouden geven, dat al onze arbeid, absoluut alles —niets ontsnapt aan zijn blik— verricht wordt in zijn aanwezigheid, met hoeveel zorg zouden we alles afmaken en hoe anders zouden onze reacties zijn! En dat is het geheim van de heiligheid die ik al zoveel jaren preek: God heeft ons allemaal geroepen om Hem na te volgen. U en mij heeft Hij geroepen om midden in de wereld —als de gewone man in de straat— Christus, onze Heer, een plaats te geven in het brandpunt van al onze eerlijke, menselijke bezigheden.

Nu zult u nog beter begrijpen, dat als een van u niet van zijn werk houdt, van werk dat hem past, als hij zich niet waarachtig betrokken voelt bij een van die nobele, aardse bezigheden om die te heiligen, als hij geen roeping tot een beroep heeft, dat hij dan nooit zal kunnen doordringen in de bovennatuurlijke kern van de leer die deze priester uiteenzet. Want een noodzakelijke voorwaarde zou hem ontbreken: werker te zijn.

Het geloof is een bovennatuurlijke deugd, waardoor wij als waarheid aannemen alles wat God geopenbaard heeft; waardoor we Jezus Christus, die ons het heilsplan van de Allerheiligste Drie-eenheid in al zijn volheid geopenbaard heeft, met een volmondig ?ja? tegemoet kunnen treden. Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de Majesteit in den hoge (Heb 1, 1­3).

Het geloof is er niet om alleen maar gepreekt te worden. Het is er juist in het bijzonder om het in praktijk te brengen. Misschien ontbreekt ons telkens weer de kracht. Dan moet u —ik ga weer terug naar het evangelie— doen als de vader van die bezeten jongen. Hij had alles te winnen bij de redding van zijn zoon, hij hoopt dat Christus hem zal genezen en toch gaat hij niet zover, dat hij gelooft in zo'n groot geluk. En Jezus die altijd geloof vraagt, is hem —omdat Hij de twijfels van die man kent— voor: Wat dat kunnen betreft: alles kan voor wie gelooft (Mar 9, 23). Alles is mogelijk: wij kunnen àlles. Mits we geloven. Die man voelt het weifelen van zijn geloof. Hij is bang, dat zijn gebrek aan vertrouwen het welzijn van zijn zoon in de weg staat. Hij huilt. Over dat soort tranen moeten we ons niet schamen: het zijn de vruchten van Gods liefde, van berouwvol gebed, van nederigheid. Ogenblikkelijk riep de vader van de jongen uit: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! (Mar 9, 24).

Laten we nu aan het einde van deze overweging dezelfde woorden tot Hem richten. Heer, ik geloof! Ik heb geleerd in U te geloven en ik heb besloten U van nabij te volgen. Telkens opnieuw heb ik in de loop van mijn leven uw Barmhartigheid ingeroepen. En toch heb ik telkens opnieuw gedacht, dat U niet zoveel wonderen in de harten van uw kinderen zoudt kunnen bewerkstelligen. Heer, ik geloof! Maar help mij geloven, meer geloven, beter geloven!

Bidden we tot slot tot de heilige Maria, Moeder van God en onze Moeder, toonbeeld van geloof: Zalig wie geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is (Luc 1, 45).

Bovendien zou ik willen dat u zich ervan bewust bent, dat niemand ontkomt aan naäperij. Mensen worden, zelfs zonder het te weten, gedreven door een voortdurend verlangen elkaar na te doen. Zouden we dan de oproep Christus na te volgen negeren? Ieder individu probeert zich beetje bij beetje te vereenzelvigen met de ander tot wie hij zich aangetrokken voelt, met het voorbeeld dat hij voor zich gekozen heeft, om zijn gedrag er op af te stemmen. Onze handelwijze wordt bepaald door het navolgen van het voorbeeld dat we ons gesmeed hebben. Onze Meester is Christus, de Zoon van God, de tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid. Door de navolging van Christus verwerven we de wondervolle mogelijkheid deel te hebben aan die stroom van liefde die het geheim uitmaakt van de Drieëne God.

Als u bij gelegenheid niet de kracht kunt opbrengen in de voetsporen van Christus te treden, wissel dan een paar woorden vol vriendschap met hen die Hem van nabij gekend hebben tijdens zijn verblijf op deze, onze wereld. In de eerste plaats met Maria die Hem voor ons ter wereld heeft gebracht. En met de apostelen. Onder degenen die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Deze nu klampten Filippus van Betsaïda in Galilea aan en vroegen hem: Heer, wij zouden Jezus graag spreken. Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over (Joh 12, 21­22). Is dat niet bemoedigend? Die vreemdelingen durfden zich niet rechtstreeks tot de Meester te wenden en ze zochten een goede tussenpersoon.

Moeder van de Kerk

Ik houd ervan in gedachten terug te gaan naar de jaren waarin Jezus bij zijn moeder was, jaren die bijna het hele leven van Onze Heer beslaan. Ik zie Hem als klein kind, wanneer Maria bezig is Hem te verzorgen, Hem kust en met Hem speelt. Ik zie Hem opgroeien onder de liefhebbende ogen van zijn Moeder en van de heilige Jozef, zijn vader hier op aarde. Met hoeveel tederheid en fijngevoeligheid moeten Maria en de heilige patriarch in Jezus' jeugd voor Hem gezorgd hebben en hoeveel zullen zij niet continu stilzwijgend van Hem geleerd hebben. Hun zielen zullen wel steeds meer op die van hun Zoon, Mens en God, zijn gaan lijken. Daarom kent Maria —en na haar de heilige Jozef— als niemand anders de gevoelens van Christus' Hart, en zij beiden zijn de beste weg —ik zou haast zeggen de enige weg— om tot de Verlosser te komen.

“Dat de ziel van Maria in ieder van u moge zijn —schreef de heilige Ambrosius— opdat u de Heer looft. Dat de geest van Maria in eenieder moge zijn, opdat u zich in God verblijdt”. En deze kerkvader voegt er opmerkingen aan toe die op het eerste gezicht gedurfd lijken, maar die een duidelijk geestelijke betekenis hebben voor het leven van de gedoopte. “Naar het vlees is er maar één de Moeder van Christus; naar het geloof is Christus de vrucht van ons allen” (H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 2, 26 (PL 15, 1561)).

Als wij ons vereenzelvigen met Maria, als wij haar deugden navolgen, kunnen wij verkrijgen dat Christus door de genade geboren wordt in de ziel van heel veel mensen die zich met Hem zullen vereenzelvigen door de werking van de Heilige Geest. Als wij Maria navolgen, delen wij op een bepaalde manier in haar geestelijk moederschap. In alle stilte, zoals onze Vrouwe, onopvallend, haast zonder woorden, door het oprecht en consequent getuigenis van een christelijk leven, door edelmoedig voortdurend een fiat te herhalen, dat als iets intiems tussen ons en God vernieuwd wordt.

Laten we niet denken, dat op dit pad van de contemplatie de hartstochten definitief tot zwijgen gebracht zijn. Wij zouden onszelf een rad voor ogen draaien, als wij zouden denken dat de vurige ijver om Christus te zoeken, de werkelijke ontmoeting en omgang met Hem en de zoetheid van zijn liefde ons veranderen in mensen die niet meer kunnen zondigen. Hoewel u geen gebrek aan ervaring hebt, wil ik u toch even hieraan herinneren. De vijand van God en de mens, Satan, geeft zich niet gewonnen en rust niet. Hij belegert ons, zelfs als de ziel ontbrand is in een vurige liefde tot God. Hij weet, dat het vervallen tot zonde dan moeilijker is, maar ook dat hij —als hij erin slaagt dat schepsel zijn Heer te laten beledigen, al is het maar een beetje— in die ziel de verleiding van de wanhoop kan opwekken.

Als u van de ervaring van een arme priester wilt leren die niets anders wil dan over God spreken, zou ik u de raad willen geven, dat u, als het vlees zijn verloren rechten wil terugvorderen, of als de hoogmoed —wat erger is— zich verzet en giftig wordt, u haast om u te verschuilen in die goddelijke wonden die, in het Lichaam van Christus, werden geopend door de spijkers die Hem aan het Kruis nagelden en door de lans die zijn zijde doorboord heeft. Ga, zoals uw hart het u ingeeft: stort in de Wonden van de Heer al deze menselijke liefde uit… en deze goddelijke liefde. Dat is verlangen naar eenwording, zich broer en zus van Christus voelen, kind van hetzelfde bloed, kind van dezelfde Moeder, want zij immers heeft ons naar Christus gevoerd.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift